Vandaag is het precies 55 jaar geleden dat Muhammed Ali, tot kort tevoren nog Cassius Clay, zijn wereldtitel boksen werd afgenomen omdat hij niet in het Amerikaanse leger wilde.
Die eerste wereldtitel bij de zwaargewichten had hij in Miami behaald op 26 februari 1964, nadat hij Sony Liston in de zevende ronde op de knieën had gedwongen. Tijdens zijn voorbereiding waren ook The Beatles eens langsgekomen (foto). In 2013 doken nieuwe documenten op in de Washington Times die het gerucht versterkten dat al langer circuleerde: de FBI vermoedde destijds dat de wedstrijd was gearrangeerd door de maffia en dat Ali moest winnen. Ali was toen 22 en de underdog. De spilfiguur zou een gokker uit Las Vegas zijn, Ash Resnick, die banden had in het misdaadmilieu en meerdere bokskampen zou hebben geregeld. Zowel Resnick als Liston zouden zo’n één miljoen dollar hebben verdiend aan de kamp. Liston, die banden had met de maffia, haalde een schouderblessure aan als reden voor zijn nederlaag. Hij stierf in 1971 officieel aan een overdosis heroïne, maar de precieze omstandigheden zijn nooit opgehelderd…
De 25-jarige Ali werd nadien (na 26 februari 1964 dus) afgekeurd voor het leger omdat hij niet goed genoeg kon lezen en schrijven, werd begin 1967 toch opgeroepen. Hij weigerde echter om in Vietnam te gaan vechten. ‘Ik heb geen problemen met de Vietcong, zij hebben mij nooit een neger genoemd‘, zei Ali, wiens houding Amerika fors verdeelde. Hij werd aangehouden en na enkele rechtszaken veroordeeld tot een gevangenisstraf. Ali zou drie jaar niet meer boksen. Ik vind dit nog altijd de meest flagrante ingreep van de politiek in de sport. Men heeft zelfs niet het fatsoen gehad om het via een omweg te doen: als Ali in de gevangenis zat, zou hij zijn titel niet kunnen verdedigen en dan had men alsnog een voorwendsel gehad om zijn titel te ontnemen. Maar nee, zo gewoon op zijn Uncle Sam’s: uw smoel staat ons niet aan, dus ge hangt, neger! Amerikanen? Zwijg mij d’rvan!
Ronny De Schepper