Het was gisteren 235 jaar geleden dat de Engelse schilder William Etty werd geboren (maar ik heb een fout gemaakt bij het publiceren, daarom kan ik er pas vandaag aandacht aan besteden). Hij staat vooral bekend om zijn naakten, stond er op “On this day”. Dat moest ik natuurlijk eens gaan natrekken, want voor de kunst doen wij alles, nietwaar? En inderdaad, de man kon er wat van, zeker als men er rekening mee houdt in welke tijd hij moest werken en zich dus moest verschuilen achter mythologische of historische onderwerpen. Het voorbeeld van “Hero and Leander” dat ik heb gekozen, is op dat vlak zeker niet het beste, noch het meest representatieve, maar het is het enige dat een aanknopingspunt bood voor een artikel, waarin ik William Etty ter sprake heb gebracht. Maar nu hebben jullie dus allemaal officieel de toelating om het werk van Etty eens te gaan bekijken op Google…

De eerste drie strofen van de ballade van de twee koningskinderen bezingen de dood van de koningszoon. De liefde tussen de twee koningskinderen wordt verhinderd door het diepe (wij zouden verwachten: brede) water. De koningsdochter neemt alweer het initiatief en ontsteekt drie kaarsen. Maar een boze macht (heks) zorgt ervoor dat de jonge man de juiste richting verliest en verdrinkt.
Veel uitvoeriger wordt dan de dood van de koningsdochter bezongen. Het meisje bedenkt een list om haar dode geliefde nog eens terug te zien. Ze wendt hoofdpijn voor om te gaan wandelen langs de stroom en zij speculeert op haar moeders eergevoel om de kleine kinderen thuis te laten. Ze is dus allerminst onderdanig. Daar aangekomen laat zij het lichaam opdreggen door een visser. In ruil geeft zij hem haar verlovingsring. Daarna pleegt zij zelfmoord.
Precies daarom is de allerlaatste strofe wellicht een latere toevoeging om het verhaal een wat christelijker tintje te geven.
Het is een beheerste ballade in de volkse toon, zoals blijkt uit de epische gang, de herhalingen, de vraag- en antwoordconstructies en de verschillende versies.
Dit lied heeft alleszins iets te maken met de Griekse sage van Hero en Leander. Hero woonde als priesteres van Afrodite in de tempel van Sestos aan de Hellespont. De jonge Leander had van haar schoonheid gehoord en woonde aan de overkant (Abydos). Hij zwemt de zee-engte over om zich met zijn eigen ogen van haar schoonheid te vergewissen en op haar beurt wordt Hero op hem verliefd. Als priesteres mag zij echter niet met hem huwen. Toch zwemt Leander iedere nacht de Hellespont over om met haar de liefde te bedrijven, geleid door een fakkel die Hero zwaait vanop de tempeltoren. “Als de toorts brandde, brandde hij ook,” zegt de originele versie.
Op een stormachtige nacht waait de fakkel uit en Leander verdrinkt. Uit wanhoop springt ook Hero in de zee. Deze sage vinden we terug bij Ovidius en later ook bij christelijke auteurs, die wel vonden dat er op het doorbreken van deze taboe een straf moest staan. En daarom komt Leander bij Fulgentius (480-550) om het leven “omdat de liefde van jongeren toch nooit lang duurt“. Baudri de Bourgueil (1046-1130) schrijft zelfs: “Want nadat de heimelijke liefde zijn ledematen had ontkracht, sleurde zij de ongelukkige mee in haar blinde golven.”
Ene Francesco Bracciolini vindt in 1630 dan weer dat het verhaal goed moet aflopen en die laat de geliefden op het einde trouwen. Net als aanpassingen in die zin van Romeo & Julia en Othello & Desdemona heeft het werk met een happy end geen succes.
Tijdgenoot Claudio Monteverdi schreef wel een opera over het oorspronkelijke verhaal, net als René de Béarn, marquis de Brassac (in 1750) en Carl Maria von Weber, toen hij amper vijftien was (1801). Dan zijn we al in de romantiek en toen was het thema uiteraard ontzettend populair. Friedrich von Schiller hield zich nogal aan het origineel, maar Franz Grillparzer liet in “Des Meeres und der Liebe Wellen” (1831) de toorts van Hero doven door een hogepriester.
En dan was er natuurlijk nog Lord Byron, die zelf de Hellespont is overgezwommen van Sestos naar Abydos (de terugtocht dus) op 3 mei 1810. Als u zijn record wil trachten te verbeteren: hij deed er één uur en tien minuten over. Laat u niet pramen, want een vriend die hem vergezelde was alvast sneller dan Byron. Elk jaar wordt er eind augustus trouwens een competitie georganiseerd. Byron merkt wel terecht op: “I doubt whether Leander’s conjugal powers must not have been exhausted in his passage to Paradise.”
Zeer merkwaardig is ook het popliedje “Running Bear” uit 1959, geschreven door de Big Bopper (die datzelfde jaar verongelukte samen met Buddy Holly) en gezongen door Johnny Preston. Dit liedje vertelt eveneens hetzelfde verhaal, maar dan overgeplaatst naar een Indiaanse omgeving. Vandaar dat het zo merkwaardig is, want het kan natuurlijk best zijn dat mijnheer de Big Bopper nog nooit van Hero, laat staan van Leander had gehoord en dat zijn lied integendeel teruggaat op een oud Indianenverhaal! Dat zou dan weer betekenen dat we hier met een “collectief geheugen” à la Carl Gustav Jung hebben te maken, ofwel dat er op één of andere manier toch contacten tussen die twee culturen zijn geweest…

Ronny De Schepper

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.