Operettezangeres Jeannine Martony zou naar eigen zeggen vandaag 55 jaar geleden gedebuteerd zijn als Haiderle in Das Dreimäderlhaus van Heinrich Berté.

Het noodprogramma van de O.V.V. was eind 1987 aan een kortstondige herneming van Puccini’s « La bohème » toe, met als enige wijziging t.o.v. vorig seizoen dat de twee meisjesrollen nu werden toevertrouwd aan het jonge duo dat ons land vertegenwoordigde op de opera- en belcantowedstrijd van vorig jaar. Een interessant experiment, zo oordeelden wij vooraf, maar helaas is het niet over de hele lijn geslaagd. Ging Xenia Konsek steeds overtuigender zingen naarmate Mimi zieker werd, zodanig zelfs dat wij op het einde toch nog wel een mooie toekomst voor haar zagen weggelegd, dan heeft Rolande Van der Paal ons nooit kunnen inpalmen. Dit meisje heeft wel een aangename stem (luister maar even naar de « soundtrack » van Stekelbees’ « The hunting of the snark » waarop ze een beetje à la « Once upon a time in the west » is te horen), maar zeker in het lagere register komt ze hoegenaamd niet boven het orkest of haar medezangers uit. Voor haar misschien eerder een carrière in een elektrisch versterkt genre? De mislukking van haar Musetta was des te pijnlijker omdat Silveer Van den Broeck hiervoor zonder pardon Jeannine Martony had opzij geschoven. En dat dan nog exact in de periode dat ze haar jubileum van twintig jaar op de planken vierde.
Naar verluidt zou een en ander het gevolg zijn van het feit dat haar « vaste partner » Koen Crucke zijn jubileum in het N.T.G. heeft gevierd, i.p.v. in het eigen huis. Dat zou ook aan de oorsprong liggen van de belachelijk kleine rol die Crucke in « La forza del destino » kreeg toegewezen. Indien deze geruchten juist zijn, vinden we dat toch maar kleinzielig van directeur Van den Broeck.
In de r.v. nr. 20 haalden we dus reeds Koen Crucke aan het lijntje omwille van de twintigste verjaardag van zijn professionele scènedebuut en, kijk, nog geen half jaar later is het de beurt aan de zangeres die steeds in één adem met hem wordt vernoemd: Jeannine Martony. Het spreekt natuurlijk vanzelf dat we ook met háár een kort gesprekje willen voeren.
— Waar en wanneer ben je precies gedebuteerd ?
J.M.:
Dat herinner ik mij nog heel goed. Ik debuteerde op 10 oktober 1966 (*) als Haiderle in Das Dreimäderlhaus van Heinrich Berté (1857-1924), een Singspiel over Franz Schubert.
— Je zat dus niet meteen in het genre waarmee Vlaanderen je nu al jaren lang associeert, namelijk de operette.
J.M.:
Het was dan ook puur toeval dat ik in dit « Meisjeshuis » terechtkwam. Ze hadden iemand nodig om het drietal vol te maken. Maar toen ik de tweede keer voor het voetlicht trad, was dat in « Victoria en haar Huzaar ». Daarmee zat ik dan al wel degelijk op het terrein dat sindsdien het mijne geworden is.
— Wat was er aan dat « Meisjeshuis » voorafgegaan ?
J.M.:
In het begin was muziek voor mij alleen maar een hobby. Ik zong hier in Knokke in een koor, « Cantabile ». En op een mooie dag zegt de dirigent tegen mij: « Het zou wel makkelijk zijn mocht je wat meer afweten van muziek, waarom ga je niet naar het conservatorium ? » Zo ben ik in Blankenberge terechtgekomen en mijn lerares daar zong als sopraan in de opera van Gent. Via haar ben ik dan in contact gekomen met de toenmalige directeur Karel Locufier. Van het een is dan het ander gekomen, op een gegeven ogenblik heb ik een auditie gedaan en ziedaar.
— Je verhaal vertoont erg veel gelijkenis met dat van Koen Crucke. Was Koen toen soms al je vaste partner? Of is dat maar later gekomen ?
J.M.:
Met Koen ben ik pas later een duo gaan vormen. Daarvoor trad ik op met tal van andere partners, waaronder Eric Raes, die van het NTG kwam. Koen zong toen nog in het koor. Naderhand is Eric teruggegaan naar het toneel, geloof ik. Op een gegeven ogenblik heeft men dan aan Koen de rol aangeboden van Boni in de Czardasfürstin, waar ik toen mijn tweede hoofdrol vertolkte — mijn eerste was die van Eva uit het gelijknamige stuk. In de Czardasfürstin zong Koen de buffo-rol en de kritiek was unaniem enthousiast. « Koen Crucke springt uit zijn slof », zo schreef er eentje. Koen en ik zaten al vlug op dezelfde golflengte. Meestal verliepen onze gesprekken via de telefoon, want ik woon tenslotte in Knokke en dat is vijftig kilometer van Gent. Wanneer er onverwacht één of ander probleem opdook, dan grepen we naar de hoorn.
– Dat moet ongetwijfeld een aantal pittige anekdoten opgeleverd hebben.
J.M. (lacht):
Jazeker, maar het grappigste dat me nu nog altijd is bijgebleven is wel nog uit die tijd met Eric Raes. Die had in Het Witte Paard de tekst: ‘Ik heb beloofd geen moment van uw zijde te wijken…’ En je kan het je zeker al voorstellen wat hij ervan maakte? En onmiddellijk daarna moest ik een heel trieste aria aanheffen. Ik vreesde het ergste, maar het is toch gelukt. Vanaf die dag werd die tekst aangepast. Geen zijdes en geen weides meer. Gelukkig maar.
— Onder meer door je optreden in de programma’s van Jan Theys ben je bijzonder populair geworden. Maar die programma’s trekken wel een overwegend ouder publiek en het is duidelijk dat Koen nu uitkijkt naar een ander circuit. Onder andere door de samenwerking met Wim De Craene wil hij nu ook een jonger publiek bereiken. Koester je ook plannen in die richting? Of trek je gewoon de lijn van je carrière zoals die nu loopt door?
J.M.:
Wat Koen nu uitprobeert, ik geloof niet dat ik het in mij heb. Ik ben als een klassieke zangeres uit het conservatorium gekomen en voor het lichtere genre is mijn stem niet zo geschikt. Er zijn wel enkele evergreens die ik kan zingen, maar om daar nu een nieuwe carrière rond te gaan bouwen, nee.
– Wat zijn dan de rollen waarop je het liefste terugkijkt?
J.M.:
Lievelingsrollen waren Josepha, de waardin uit Im Weissen Rössl van Benatzky en Sylva Varescu in Die Czarsdasfürstin van Kalman. In de opera was het Musetta in La Bohème van Puccini, alhoewel die partij toch het uiterste van mijn vocale mogelijkheden vergde. Ik droomde wel van Verdi’s Violetta of Rosalinde in Die Fledermaus van Johann Strauss. Maar je moet weten waar je grenzen liggen en altijd een marge overhouden als je op het toneel staat.
– En eventuele gemiste kansen?
J.M.:
Rudolf Schock stelde me een wereldtournee voor, maar mijn zoon was nog heel klein en ik kon hem niet achterlaten. Heb ik daardoor iets gemist? Ik weet het niet.
— Tot slot nog even een vraag i.v.m. wat misschien toch wel een schaduw werpt op je jubileum. Uitgerekend nu komen mij geruchten ter ore dat het tussen jou en de huidige OVV-directeur Silveer van den Broeck niet meer zo goed gaat. Zo heeft hij de rol van Musetta in « La Bohème » aan Rolande van der Paal toegewezen, en dat is allesbehalve een onverdeeld succes geworden. Het feit dat de verhouding met van den Broeck ietwat stroever is geworden, wordt door sommigen in verband gebracht met het feit dat Koen Crucke zijn feest in het NTG heeft gevierd, en niet in de opera. Gewoon maar cafépraat ? Of is er toch iets van aan ?
J.M.:
Ik heb ook zoiets gehoord, ja. Mocht het waar zijn, dan zou dit mijn respect voor de heer van den Broeck — met wie ik altijd graag heb samengewerkt — wel ietwat doen afnemen. Intussen is het inderdaad zo, dat hij de rol van Musetta aan Rolande van der Paal heeft gegeven, terwijl ik tenslotte toch vast aan de opera verbonden ben en bovendien op dat ogenblik vrij. Natuurlijk kan ik er inkomen dat een jong element de kans krijgt. Helaas hoor ik nu ten allen kante dat ze niet zo’n beste indruk heeft nagelaten. Ik vind dit dus echt spijtig voor haar. Misschien heeft het publiek er niet voldoende rekening mee gehouden dat de Opera voor Vlaanderen zich momenteel in een echte crisis bevindt, met alle gevolgen vandien voor de werkomstandigheden. Zo heeft Rolande de rol moeten instuderen zonder de hulp van een regisseur, enkel met de hulp van een video-opname. Om nu weer op mijnheer van den Broeck terug te komen, ik kan niet anders dan vaststellen dat hij tegenover mij niet meer zo sympathiek is als vroeger. Waarom weet ik niet, en omdat ik mij verder van niets bewust ben, vraag ik er ook niet naar.
En alleszins kunnen ook wij ons « geestiger » zaken voorstellen om een jubileum te vieren…

Referenties
Ronny De Schepper, Het heilige vuur, De Rode Vaan nr.46 van 1987
Jan Draad, Jeannine Martony aan het lijntje, De Rode Vaan nr.47 van 1987

(*) Jeannine Martony is weer zo iemand die tussen de mazen van het internet is geglipt. Op zoek naar een foto ben ik wel over een datum gestruikeld die het debuut van mevrouw Martony met zo’n zes jaar vervroegt, namelijk 5 september 1959. Toen zou ze tijdens het Kustfestival van het Visserslied “Storm in de nacht” hebben gezongen. Ik neem aan dat ze toen nog een kind was, maar aangezien ook haar geboortedatum een groot geheim is op het internet, tast ik ook hier compleet in het duister.

4 gedachtes over “55 jaar geleden: debuut van Jeannine Martony

  1. Vele jaren ben ik naar de opera in Gent geweest en in die dagen was ik steeds ten zzerste verheugd als ik naar de frivole stem en de olijke vertolkingen van Jeannine Martony kon kijken en luisteren. De mooie herinnering zal blijven….

    Geliked door 1 persoon

  2. Mevrouw Martony heeft het publiek in de opera heel veel mooie momenten bezorgd. Heden te dage vindt men zeker niet zoveel zangeressen die zo een repertoire hebben gebracht. Ze heeft bijna alles gezongen wat zingbaar was in die jaren…ze was trouwens ook de publieks lieveling.Dank voor die mooie lyrische momenten, mevrouw Martony. We zijn steeds fans gebleven. Marc en Aki Oostende

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.