Het is vandaag 35 jaar geleden dat de laatste filmvoorstelling plaatsvond in de Gentse Capitole. Dat was uiteraard niet bovenstaande film, want die foto dateert uit het midden van de jaren vijftig. Even zag het ernaar uit dat de prachtige zaal verloren zou gaan, maar uiteindelijk zou ze uit haar as herrijzen als theaterzaal. Persoonlijk ben ik blij dat de zaal zelf daarmee is gered, maar samen met mij zullen tal van Gentenaars toch wel met weemoed terugkijken naar de tijd dat Gent nog bezaaid was met tal van prachtige filmzalen…

In juni 1895 stellen Auguste en Louis Lumière een nieuwe uitvinding voor op het congres van de fotografische verenigingen in Lyon. Het is een snelle opeenvolging van een reeks foto’s waardoor de indruk ontstaat dat de personen op die foto’s bewégen. Het mag duidelijk zijn: de uitvinding van de film is eigenlijk gewoon een toepassing van de “phénakistiscoop” van de Gentenaar Joseph Plateau uit 1832.
Het allereerste filmpje is niet meer dan de arbeiders van de fabriek Lumière als die door de poort naar huis terugkeren. “La sortie des usines Lumière” is op 10 november van datzelfde jaar 1895 reeds voor beperkte kring (o.a. burgemeester Buls) te zien in Brussel, eveneens dankzij een Gentenaar, Amand Goderus. Op 28 december 1895 gaven de gebroeders Lumière in Parijs de eerste openbare filmvoorstelling. De eerste publieke filmvertoning in Vlaanderen werd eind oktober 1896 georganiseerd door de Parijse fotograaf Pirou en vond alweer plaats Gent, meer bepaald in de zaal boven de hoofdingang van het Nieuwe Circus. Slechts een beperkt clubje kwam erop af. Maar amper een maand later was dat al helemaal anders toen de gebroeders Lumière in hoogsteigen persoon een vertoning kwamen geven in diezelfde zaal. Het mag duidelijk zijn: Gent heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in de filmgeschiedenis. De organisatoren van het filmfestival zullen me alvast niet tegenspreken…
SAVOY
In de eerste periode werd de film vooral gezien als een kermisattractie, maar na de Eerste Wereldoorlog werden er tot in de kleinste dorpen filmzalen opgericht, meestal door danszalen of “café-theaters” om te bouwen.
Zo was er de Savoy in de Korte Dagsteeg, in een gebouw dat eigenlijk terugging tot in het begin van de veertiende eeuw. Toen bouwden de wevers daar een tehuis voor hun arme leden. Resten van de kapel zijn nog steeds bewaard gebleven. Toen na de Franse Revolutie de kerkelijke bezittingen “geseculariseerd” werden, kwam het gebouw in handen van de Commissie van Burgerlijke Godshuizen, een soort van openbare onderstand. Die verhuurde de kapel als verkoopzaal. Nog later werd de zaal een zogenaamd “café-theater”. Net voor de Eerste Wereldoorlog was men reeds begonnen met tussen de attracties door ook films te vertonen en enkele jaren later opteerde men resoluut voor een bioscoopfunctie. De Savoy bouwde vooral een reputatie op met Franse films, want dat was in de tijd dat de Gentse burgerij nog Franstalig was én naar de cinema ging. Dat zorgde soms voor herrie, nog tot in de jaren zestig toe, wanneer studenten de vertoningen van vooral de Franstalige actualiteiten verstoorden door een jas voor de projecteur te houden en in het donker eieren en meelzakjes te gooien. Soms was ook de bourgeoisie zelf trouwens ontevreden, bijvoorbeeld toen in de jaren vijftig “Et Dieu créa la femme” met Brigitte Bardot werd vertoond.
“De rector van het Sint-Barbaracollege in Gent kwam in hoogsteigen persoon in de klas met onheilspellende stem meedelen dat in de Capitole de slechte film Dieu créa la femme zou worden gespeeld en dat het ten strengste verboden was… En inderdaad. Van de dag af dat de wulpse contouren van Brigitte Bardot in potjeskleuren op een kartonnen paneel boven de helverlichte ingang van de bioscoop de haren van alle deftige Gentenaars ten berge deden rijzen, de dag ook dat er in de glazen kast foto’s hingen van het sensuele kind-vrouwtje, van die dag af patrouilleerde een waakzame surveillant onafgebroken in de buurt. Elke voorbijganger kon hem heen en weer zien fietsen of in het Zuidpark zien wandelen, de ogen scherp op de ingang van de zaal gericht. Binnen zaten onderwijl handvollen collegejongens glimlachend naar het witte doek te staren. Eigenlijk deden ze het minder voor het zondige genoegen Bardot te horen kirren, dan voor de sport de surveillant te kloppen!” (Vic De Donder, Kom eens naar mijn kamer, Elsevier, 1986, p.122-123)
ART DECO
“Ciné Palace” op de Gentse Korenmarkt was in 1928 eerste filmzaal die de geest van de art deco navolgde. Deze stijlrichting (voluit “Art Décoratif”) was een bundeling van een aantal nieuwe decoratieve stijlen uit het interbellum en kreeg internationale uitstraling na de Exposition des Arts Décoratifs van Parijs in 1925. De Palace was een van de meest geslaagde ontwerpen van de toen gevierde Gentse architect Geo Henderick toen hij de feestzaal van het Liberaal Huis op de Korenmarkt tot bioscoop ombouwde. Dit geslaagde resultaat zorgde ervoor dat hij kort nadien ook Ciné Capitole (1932) en Rex (1933) mocht ontwerpen.
De Ciné Palace, die als centrumzaal vóór 1928 al een traditie had opgebouwd sedert 1912 als zaal Patria (de filmzaal van de liberalen) werd in 1921 omgedoopt tot zaal Regent en in 1925 tot Splendid. Na de Tweede Wereldoorlog zou ze in 1952 als Ciné Plaza herrijzen, om tenslotte in 1977, als meerzalencomplex een nieuw leven te leiden onder de naam Calypso, later veranderd in Sphinx. Daardoor is deze filmtempel de oudste nagenoeg ononderbroken “draaiende” zaal van Gent!
Het is echter niet de oudste tout court. Dat is de “Cinéma des Familles” van het productiehuis Pathé in de nabijheid van het station (1904). In 1908 (en dat tot 1924) werden er ook al films gedraaid in de zaal “Choeurs” in de Bagattenstraat, het toenmalige feestlokaal van Vooruit. In 1911 volgde dan de filmzaal “Oud Gend” (spellingsfout inbegrepen) op het Zuid. Later werd dit de Century met daarnaast het bescheiden zaaltje Select, ooit nog de cinemazaal van het Hôtel de la Gare. De Majestic in de Veldstraat daarentegen dateerde dan weer van 1913, zij het toen onder de benaming Pathé-schouwburg.
In 1998 bracht de dienst Feestelijkheden van de Stad Gent een publicatie uit onder de titel “Cinéma Pathé – 15 cens entrée”. Samen met de vzw Interbellum wilde men daarmee op de eerste plaats hulde brengen aan de Gentse grafische kunstenaar Victor Stuyvaert, die – zoals de naam het reeds aangeeft – tussen de twee wereldoorlogen actief was. De auteur is Norbert Poulain.
VOORUIT
De filmzaal in Vooruit zelf zal pas in 1913 starten. In twee zalen van de Choeurs zouden echter nog altijd filmvertoningen blijven plaatsvinden, omdat de zaal vaak uitverkocht was. Met nog een tweede zaal in Vooruit, was dit de grootste filmtempel van dat moment in Vlaanderen, een meerzalen-complex avant la lettre. Daarnaast waren er nog zes socialistische “wijkcinema’s”: De Vriendschap (van 1914 tot 1925 in de Sint-Salvatorstraat), Vrijheid door Broederschap (van 1912 tot 1940 in de Zwijnaardse steenweg), Cinema Salon (vanaf 1911, later, vanaf 1929, werd dat de Cameo in de Frans van Ryhovelaan), De Verbroedering (vanaf 1921, later de Rio in de Meibloemstraat), Vooruitzicht (vanaf 1912 in de Meulestedeweg) en Cinema Volkshuis (vanaf 1919 aan de Dampoort).
Het succes was het grootst na de Eerste Wereldoorlog, als in Vooruit zelfs opera’s werden vertoond, op film wel te verstaan, maar dan toch gezongen door opera-vedetten als Hélène De Keukeleire, Evarist De Bouvre en de tenor Gorlée en begeleid door een koor en orkest!
Nochtans werden de programma’s enkel afgedrukt in het dagblad Vooruit, want door de andere kranten werd men geboycot. Opmerkelijk is dat men uit de bijgevoegde publiciteit kan afleiden dat men zich vooral op de vrouwen richtte. Dit is echter een tweesnijdend zwaard: enerzijds programmeert men films die waarschuwen voor de (reële) gevaren die een arbeidersmeisje loopt, maar anderzijds wordt de erotische ondertoon van deze gevaren ook aangewend om het volk (met succes) in grote drommen naar de bioscoop te lokken. Ook de (nogal vrije) vertalingen van de uit Amerika, Frankrijk of Duitsland ingevoerde films wijzen in die richting. De “captions” (tussentitels die nodig waren om het verloop van het verhaal te kunnen volgen) waren overigens tweetalig.
TALKIES
In 1920 waren er in Gent al twintig cinemazalen. Het Coliseum op de nabijgelegen Kuiperskaai was met zijn drieduizend plaatsen de eerste moderne filmzaal van de stad. Dit eclectische bouwwerk uit 1884 was oorspronkelijk opgericht als “Le grand palais du Valentino” en in 1911 naar een ontwerp van Geo Henderick verbouwd in Art Nouveau-stijl. Tijdens de Eerste Wereldoorlog hadden de Duitsers er de music-hall “Wintergarten” ingericht en tijdens de Tweede Wereldoorlog maakten de Canadezen er een sportclub “Maple Leaf” van. Deze functie zou het Coliseum met vooral boks- en basketmatchen blijven behouden, samen met een aantal “historische” popconcerten (John Mayall o.a.), tot het jammerlijke verval, eindigend in een sloop.
Maar terug naar de Palace. Met haar veelkleurige gedurfde decoratie was dit de modernste filmzaal van Gent, ook al “verguldde” zij enkel de zwanenzang van de stille filmperiode. Begin 1930 zou immers de speciaal daartoe vernieuwde Ciné Majestic met “sprekende, zingende, dansende” succesfilms een nieuwe generatie bioscoopgangers lokken. Alhoewel de zaal (zoals bijna alle zalen met de nieuwe techniek) door MGM werd geëxploiteerd, was de eerste klankfilm die in Gent werd vertoond niet “Broadway Melody”, zoals een hardnekkig gerucht wil, maar “Ombres Blanches/Witte Schaduwen” (*). Al zouden vele zalen nog lange jaren enkel stille films vertonen, toch werden ook Vooruit en Vrijheid door Broederschap reeds in 1932 omgebouwd tot het vertonen van klankfilms.
Nog in de Veldstraat, meer bepaald daar waar nu H&M is gevestigd, werd in 1935 Cinema Actual geopend, die in zoverre merkwaardig was dat er oorspronkelijk geen fictiefilms werden vertoond, maar uitsluitend actueel nieuws (vandaar de naam uiteraard), waarvoor men nauw contact met de persbureaus onderhield. In 1938 werd de zaal omgedoopt tot Cineac en in 1941 tot Eldorado, waar gewone speelfilms werden gedraaid. De Eldorado sloot in 1966.
In 1958 kreeg Gent zowaar zelfs een filmproductiecentrum, “de Vlaams-Belgische filmonderneming ’58”. Spilfiguren waren cineast Raymond Cogen, scenarist Paul Berkenman en Marcel de Backer. Geheel “in tune” met de Gentse rebelse geest, zetten zij zich af tegen de op dat moment populaire komische films, meestal afkomstig uit Antwerpen, met films over jongeren die rebelleren tegen hun omgeving. “Prelude tot de dageraad” (1958) wordt in Nederland zelfs uitgebracht als “Losgeslagen jeugd”.
Zowel de interieurdecoratie van de Palace als van de Rex waren een inspiratiebron bij de evocatie van de huidige Palace in het MIAT, weliswaar teruggebracht tot de grootte van een bescheiden wijkzaaltje. De vormgeving van het MIAT zaaltje is zowat een gemene deler van wat de filmtempelarchitectuur toen voorschreef vanuit Hollywood: glamour, gedurfde kleurkeuze, de nieuwe vormentaal van de art deco en nieuwe lichttechnieken. Het zaaltje is met andere woorden het gedroomde kader voor jan met de pet én moeder de vrouw om in het donker voor de duur van een film de dagdagelijkse ellende van de economische crisis te kunnen vergeten met hun geliefde sterren.
Dat filmgeluk zou duren tot de jaren zestig en zeventig toen achtereenvolgens de City, Eldorado, Metropole, Metro (werd supermarkt), Scaldis, Royal, Prado, Forum, Cameo (nadien tijdlang gediend voor het Gents Amusementstheater), Ideal, Novy en Scala verdwenen. Daarna gaf de Decascoop (nu Kinepolis) in de jaren tachtig de nekslag aan de Savoy, Capitole, Rex, Select, Majestic (werd textielzaak) en Century. Alleen een als Sphinx herdoopte Calypso en natuurlijk Studio Skoop overleefden.
STUDIO SKOOP
Studio Skoop werd op 16 september 1970 geopend nadat Ben ter Elst de oude UFAC-ruimte aan het Van Arteveldeplein (zoals het Sint-Annaplein toen nog heette) tot een bioscoop met 245 plaatsen had omgebouwd. UFAC staat voor Union Fraternelle des Anciens Combattants en het ging hier wel degelijk over oudstrijders van de Eerste Wereldoorlog, aangezien het gebouw tijdens de Tweede Wereldoorlog nog is gebruikt als luxebordeel voor Duitse officieren.
Ben ter Elst: “Het moet rond 1967 zijn geweest dat ik voor het eerst in Gent arriveerde. In die tijd was ik totaal bezeten door cinema en film. Ik zwierf al jaren half Europa af van de ene stad naar de andere en van het ene land naar het andere, steeds op zoek naar nieuwe films die ik nog niet gezien had. In die jaren heb ik links en rechts tientallen jobs gedaan (havenarbeider, kok op een schip, boerenknecht, huisschilder, etc.) juist om geld genoeg te hebben om te eten en mijn filmtickets te kunnen betalen. (…) Ook op die allereerste dag in Gent ontmoette ik André Posman (later van De Rode Pomp, RDS) die mij sindsdien altijd onderdak en eten gaf als ik weer eens in Gent passeerde om naar een film te komen kijken van de Universitaire Filmklub in de Volderstraat. Ik heb daar talloze grandioze films gezien. Daarvoor veel dank aan Jean Marc de Vos en Walter Goetmaeckers die daar toen de programmatie deden. (…) Na vele omzwervingen belandde ik op een eiland voor de kust van Alaska waar ik zes maanden onder barre omstandigheden bomen heb gekapt. (…) Toen mijn Amerikaans avontuur ook al op een grote katastrofe uitdraaide ben ik uit wanhoop teruggekeerd naar mijn vriend in Gent. (…) Ik had nog ongeveer 100.000 fr. over van mijn Alaska-avonturen en gaf dat in bewaring bij André Posman want ik kon toen al niet met geld omgaan. Mijn droom was er nog steeds en op een zekere dag zag ik een advertentie in een Gentse krant staan dat in Mariakerke de volledige inboedel van een cinema te koop stond. Ik ben daar met een vriend die ik in Israël ontmoet had naartoe getrokken en twee uur later stonden we terug op straat en hadden voor 80.000 fr. de hele inboedel aan ons been. Daar stonden we dan, niet wetend waar ermee naartoe te gaan want binnen de drie maanden moest alles daar weg en uitgebroken worden. (…) Na drie maand van paniek en angst vonden we dan op het allerlaatste moment dit gebouw aan het Sint-Annaplein. (…) In augustus 1969 vond de hele verhuis uit de cinema Prado uit Mariakerke plaats en werd alles weer opgebouwd.” (Volgens de latere eigenaar Walter Vander Cruyssen was het echter wel degelijk in 1970. Misschien is Ben door al dat kappen een beetje de tel kwijt geraakt?)
De tweede film die werd vertoond was “Het Bal der Pompiers” en het grappige is dat deze film door het voltallige brandweerkorps van Gent werd bijgewoond. De reden daarvoor was minder grappig: een grote mazoutkachel ging zo vervaarlijk te keer dat hun aanwezigheid meer dan vereist was!
Nog een geluk dat ze als bluswater niet dat uit de open riool moesten gebruiken die onder de zaal bleek te lopen en die jarenlang voor geurhinder heeft gezorgd.
Een andere legendarische voorstelling was die van “Helzapoppin”, toen de projectionist aan de mensen in de zaal kwam vragen of iemand soms de film al eens had gezien, omdat de filmrollen hopeloos in de war waren geraakt. Soms moesten de projectionisten (waaronder Herman Vermeulen) ook al eens wakker gemaakt worden door de toeschouwers…
Ben ter Elst lag ook aan de oorsprong van het Gentse filmfestival dat oorspronkelijk een fringe-festival was. Van zodra Jacques Dubrulle de touwtjes in handen nam, werd dat wel enigszins anders. Met als bekroning de feestelijke 30ste editie in 2003, waarbij de heropende Capitole, een filmzaal die in 1981 werd gesloten en nu via de Stad Gent opnieuw ter beschikking werd gesteld, als “rode loper” fungeerde.
Julien Vandevelde van zijn kant draaide in 1999 een opmerkelijke film over “De Opening van het nieuwe Stedelijk Museum voor Actuele Kunst”. Hierin schetste hij een portret van Jan Hoet die na 30 jaar vechten eindelijk de collectie hedendaagse kunst in ‘zijn’ nieuwe museum kon voorstellen. Deze films werd reeds op verschillende televisiezenders en op binnen ‑en buitenlandse filmsfestivals getoond. Ander werk van Vandevelde is onder andere de film “De Laatste Dag”, een portret van Walter De Buck die afscheid neemt van ‘zijn’ Gentse Feesten. Zeer recent stelde hij ook films voor over de kunstenaars Philippe Vandenberg, Carl De Keyzer en Dirk Braeckman. Deze films werden gemaakt naar aanleiding van diverse tentoonstellingen met werk van deze kunstenaars. Bij die over Carl De Keyzer nam hij ongevraagd ook mezelf op terwijl ik deze fotograaf interviewde. Dit leidde tot een incident.
CINE PALACE IN HET MIAT
In het MIAT (Museum voor Industriële Archeologie en Textiel), Minnemeers 9, Gent wordt een overzicht gegeven van de evolutie van de Westerse samenleving tussen 1750 en 2000. De opkomst van de film is in dit overzicht niet weg te denken. Dit medium heeft onze samenleving immers op een essentiële manier bepaald.
Ook in het najaar van 2001 gingen de maandelijkse filmvertoningen op zondagochtend in Ciné Palace gewoon door, al is er achter de schermen wel het één en het ander veranderd. Voor de initiatiefnemer van het filmzaaltje in het MIAT, Albert Warie, tevens het vroegere hoofd van de technische dienst van de Capitole, begonnen de jaren immers stilaan te wegen. Hij was ondertussen 78 geworden en wilde het voortaan wat rustiger aan doen. Daarom heeft hij de fakkel doorgegeven aan de man, die hij in de Capitole ooit nog zelf heeft aangeworven, Louis Dheere. Na een veertig jaar durende samenwerking hebben de twee elkaar nu opnieuw gevonden in het MIAT.
Louis Dheere zorgt daar nu niet enkel voor de maandelijkse projectie, maar werkt ook twee dagen per week aan het MIAT-filmarchief dat grotendeels dankzij Albert Warie is tot stand gekomen. Naast een aantal filmkopieën is de voornaamste troef van dit archief een grote verzameling van filmactualiteiten. Niet alleen van Gent (Daskalides), maar ook van Antwerpen (Heylen).
Het MIAT heeft al lang de bedoeling om deze thematisch te bundelen om op die manier de evolutie te kunnen schetsen van de behandeling van bepaalde onderwerpen over de jaren heen. Het probleem is echter dat men niet altijd kan achterhalen wie de eigenaar is van een bepaald fragment, zodat onderhandelingen over de vertoningsrechten bemoeilijkt worden.
“Een mogelijkheid zou zijn een private filmclub op te richten,” zeggen beide experten, “dan zou men die discussie kunnen omzeilen.”
Dat zou dan meteen van pas komen voor wat een ander mogelijk project van het MIAT zou kunnen worden. In het archief zitten namelijk ook nogal wat erotische filmfragmenten. Dat is een erfenis van de bekende sekscinema Leopold (vroeger op het Sint-Pietersplein). Het betreft namelijk scènes die Albert Warie er destijds moest uitknippen omdat ze “te gewaagd” waren om te worden vertoond.
“Maar ondertussen zijn de tijden zo veranderd dat het wel patronagefilms lijken, hoor!” lacht Albert. Precies daarom lijkt het ons een leuk idee om eens te piepen naar wat voor onze ouders destijds verborgen moest blijven.
“Voor ons niet gelaten,” zeggen Albert en Louis in koor. “Maar eerst moet de directie het licht op groen zetten en daarna zijn er ook nog technische problemen omdat het filmfragmenten betreft op diverse formaten: 8 mm, 9,5 mm, 16 mm en zelfs 35 mm.”
Dat is niks nieuws natuurlijk: verschillende formaten hebben in de sekswereld altijd al voor beroering gezorgd…
HET HUIS VAN ALIJN
Wie we zeker ook niet mogen vergeten te vermelden, is het Huis van Alijn, dat sedert 2004 een omvangrijk “pelliculearchief” heeft aangelegd van 8 mm-filmpjes die gedraaid zijn door de pater familias (meestal). Deze huis-, tuin- en keukenfilmpjes, die in 2006 een succesvolle reeks vormden in “Man bijt hond”, zijn immers gepromoveerd tot bronnen van historisch onderzoek.
Collectiebeheerder Greet Vanderhaegen (°1969) in Humo van 14/11/2006: “Ons museum legt zich toe op de cultuur van het dagelijkse leven. Dan kan je speelgoed of huishoudtoestellen tonen, maar je moet ook de mensen laten zien, en dàt kan beter met film dan met foto’s. Fotografie gaat over één moment dat voorbij is, in een film zie je de letterlijke herhaling van wat er toen gebeurd is. (…) Je ziet ook het materiële: hoe de mensen gekleed gingen, hoe hun meubels eruitzagen, hoe een klaslokaal het moest stellen met krijt, inktpotten en een kolenkachel.”
Bernard De Witte (°1948), de man van het VRT-beeldarchief die in het Huis van Alijn smalfilms komt restaureren: “De opkomst van de film en van de lokale bioscopen (…) gaf zin om zelf ook een ‘speelfilm’ te maken, al ging die dan over een heel kleine wereld. Ik heb mijn eerste camera gekocht rond de Expo van 1958; toen schaften véél mensen zich moderne toestellen aan. Ik had een heel simpel model, maar het kostte toch duizend frank, en een bobijntje van drie minuten kostte tweehonderd frank. Je moest dus geld hebben, vandaar dat al die familiefilmpjes ook over de gegoede middenklasse gaan. Pas eind jaren zestig zijn camera’s en pellicule wat goedkoper geworden, maar ja, tien jaar later was de video er en was het gedaan met de smalfilm. Het succes van die filmpjes was ook al afgenomen met de opkomst van de tv. Vóór die tijd werden ze vertoond in kleine, familiale kring. Dat donker maken van die huiskamer om zelf cinema te spelen, dat is een herinnering die nog in heel veel gezinnen gekoesterd wordt.”
Filmregisseur Erik Van Looy beaamt dit: “O ja! Dat je vraagt, ‘Papa, draai nog eens een film!’ En dat dan heel die processie begon: dat scherm gaan halen, die ijzeren pootjes openvouwen, dat zilverdoek ontrollen, die projector op een verhoogske plaatsen, dat ratelen van die pellicule in die projector, dat was een omslachtig maar wonderlijk ritueel (…) Wat hij ook heel vaak moest draaien, was dat éne Disney-smalfilmpje dat we in huis hadden, een verhaaltje van Donald Duck dat niet langer dan zes minuten duurde, maar we raakten er niet op uitgekeken. Nu heeft elk kind zesentwintig Disney-video’s, nu kunnen ze elke dag zo’n plastieken doos in die gleuf duwen, maar een belevenis is dat niet meer.”
SEKSCINEMA’S
Overigens doe ik de Gentse sekscinema’s veel onrecht aan, want ik heb het wel even terloops over het ter ziele gegane Leopoldje, maar ik vergeet op z’n minst nog twee bestaande dergelijke cinema’s: de ABC in de Vlaanderenstraat en de Paris aan de Dampoort (nu Sexorama, aan de overzijde is er ook nog Sexy World, maar het is niet duidelijk of dit een echte bioscoopzaal is). In de ABC duiken op een vast tijdstip (b.v. om het uur) meisjes op uit de naburige striptenten van het Glazen Straatje. Dat heeft dan wel voor gevolg dat de film totaal willekeurig werd onderbroken. Maar wie maalt daar nu om in een sekscinema?
Een bevoorrechte getuige (Aurèle Looman) vertelt: “De ABC opende in januari 1975. Toen was het voor ons niet onmiddellijk duidelijk dat het een sekscinema was: we gingen er op 18 januari 1975 met enkele vrienden naar de film “Harlis” kijken die in Der Spiegel heel lovend besproken was. In de zaal bleek de film driekwart ingekort te zijn tot een soort voorfilm (waaraan dus geen touw was vast te knopen; alleen enkele “blote” scènes bleven behouden), en de hoofdfilm was “Der Ostfriesen-Report”, een onvoorstelbaar lachwekkende pseudo-seksfilm. Toen we halverwege opstapten keken de aanwezigen ons gezelschap heel vreemd aan. Zij wisten blijkbaar wel wat voor vlees de nieuwe bioscoop in de kuip had.
Ik weet niet wanneer de Paris (zou het kunnen dat hij vroeger “Normandie” heette? – er staat mij zoiets vaags voor de geest) een seksbioscoop werd. Je had in die straat vroeger (zeker in 1964, want toen ben ik er geweest) ook nog de Scala. Later was er ook nog restaurant Scala, maar die zijn niet identiek, hoewel ze aan dezelfde kant van de straat lagen. Ik ben een paar keer in het restaurant geweest, en dat gebouw was zeer smal en veel kleiner. De cinema Scala lag meer in de richting van de Dampoort, meen ik. Wat een herinneringen dat allemaal oproept… Overigens, de ene film die ik in de Scala gezien heb, was “Tom Jones” (1963, Tony Richardson). Het koppel vrienden dat me vergezelde, was geschandaliseerd door deze Britse schelmenfilm; moeilijk te geloven dat hij later hoogleraar psychologie geworden is en zij apotheker. Het lijkt me nu niet onmogelijk dat de Scala toen al wat pseudo-pikante films draaide (of wat daar in die brave tijd voor doorging)…
De Savoy in de Korte Dagsteeg speelde vooral Franse films, maar ergens na 1978 is die ook (tijdelijk, meen ik) een sekscinema geweest, vooraleer te sluiten. Idem dito met de Rex op het Maria-Hendrikaplein: na 1983 is die tijdelijk een sekszaal geworden (met video’s geloof ik), vooraleer een speelzaal te worden en dan dicht te gaan.”

Het herknippen van een “normale” film tot een seksfilm heb ik in mijn geboortedorp Temse ook nog meegemaakt, nl. de concertfilm “Woodstock”. Enkele optredens werden nog wel behouden, maar de nadruk kwam te liggen op de stoeiende paartjes in de natuur. Het strafste was echter dat in die ingekorte versie twee fragmenten zaten, die ik pas vele jaren later op de BBC heb gezien, toen daar een vierdelige documentaire over de “outtakes” van de officiële film werd vertoond!
En twintig jaar na de feiten die Aurèle verhaalt, kon ik vaststellen dat in Istanbul “L’amant” van Jean-Jacques Annaud ook als seksfilm werd vertoond. Ik ben niet gaan kijken, maar ik vermoed dat ook hier dezelfde technieken werden toegepast. En Marguerite Duras wàs al zo ontevreden over de verfilming! Maar dat zijn schrijvers meestal: ook Milan Kundera hield niet zo van de verfilming van zijn “Unbearable lightness of being” door Philip Kaufman (hij zal wel ongeveer de enige geweest zijn in dat geval). Omdat ook hij vond dat er te veel erotische scènes in voorkwamen, placht hij dan ook te zeggen dat hij de Iraanse versie verkoos, want hier waren ze allemaal deskundig verwijderd uiteraard…
Grappig is ook hoe het ingrijpen van zedenmeesters een onschuldige passage op een stomende erotische scène kan doen lijken. Hiervoor refereer ik aan “Women in love” van Ken Russell. Daarin worstelen de twee mannelijke protagonisten op een bepaald moment naakt met elkaar. In het Argentinië van de kolonels werd deze scène weggeknipt, met dien verstande dat men wel ziet dat de mannen aanstalten maken om zich uit te kleden, maar meteen daarop staan ze hevig uit te hijgen. Geen mens die nog aan worstelen denkt op zo’n moment!

Referentie

Ronny DE SCHEPPER, Een cinema in een museum, Film september 2001

(*) Ondanks de Franse filmtitel was dit toch ook een MGM-productie. In Duitsland opereerde in de jaren negentig een incassobedrijf dat De Zwarte Schaduwen heette. Ze droegen een zwart lijkbidderspak, een paraplu en een bolhoed en ze volgden daarmee de onwillige betaler voortdurend op de voet. Je moet maar eens in de Nieuwstraat wandelen en zo’n “straatartiest” achter je aan krijgen en je staat al voor lul, dus stel je voor van altijd en overal door zo’n hufter te worden gevolgd! Daarbij begonnen de Duitsers het systeem stilaan te kennen, zodat de wanbetaler voortdurend met de vinger werd gewezen. Resultaat: 80% lost al na enkele dagen zijn schuld af. Al is het natuurlijk wel twijfelachtig dat die persoon nog ooit zaken met u zal willen doen. Als u dat zélf nog zou willen natuurlijk. Maar u bent gewaarschuwd: de Zwarte Schaduwen zouden binnenkort ook een filiaal openen in Brussel.

Onder de leiding van de vzw Gandante kan men een geleide filmwandeling doorheen Gent maken onder de aan Raymond van het Groenewoud ontleende titel “Gisteren ging ik naar de cinema”. De ondertitel maakt al wat meer duidelijk: “Van kermisattractie tot Kinepolis”. Info op het nummer 0479-51.52.42 of http://www.gandante.be.

Film Plateau
Paddenhoek 3
9000 Gent
Tel. 09/264.38.72
Fax 09/264.41.96
film plateau@rug.ac.be
http://www.film plateau.rug.ac.be

MIAT
Minnemeers 9
9000 Gent
tel.09/223.59.69
e-mail: museum.miat@gent.be.

Gent Film Office
Dienst Feestelijkheden
Gasmeterlaan 107
9000 Gent
09/269.46.00
http://www.gent.be/filmoffice

Referentie
XXX, Filmmakers betuigen hun liefde: de stad pakt op film, Gent stadsmagazine januari 2012

4 gedachtes over “35 jaar geleden: laatste filmvoorstelling in de Gentse Capitole

  1. Geachte Heer De Schepper,

    Met belangstelling dit artikel gelezen, maar ik meen toch met zekerheid te kunnen zeggen dat de foto van cinema Capitole die u hier gebruikt niet de Capitole van Gent is maar die van Kortrijk. Ik heb die cinema in mijn jeugd regelmatig bezocht en de foto ervan is ook terug te vinden op de beeldbank van Kortrijk.
    Met vriendelijke groeten,
    Eric

    Geliked door 1 persoon

  2. U zal dan wel gelijk hebben, ook al kan ikzelf het verschil met Gent (zeker in een ver verleden) niet zien. Misschien dezelfde architect?
    P.S. Voorlopig zal ik de foto nog een tijdje laten staan, want anders moet ik natuurlijk ook uw reactie verwijderen. :-)

    Like

  3. ja wat een fijne tijd is dat toen geweest. ze waren niet groot en zeker niet duur jammer dat het voor bij is ik heb ze allemaal gekend en er veel in gegaan. veel goede films maar nu een filmticket voor een film en nog duur ook gezelligheid vindt men er niet meer de sfeer die men toen had kan ik in die kinepolis niet vinden. ik ben misschiens al oud maar ik mis veel dingen van mijn stad van vroeger. nu is alles commercieel geworden. ik ging vroeger zo graag naar de grand bazaar in de veldstraat. nu loop ik verloren in dit nieuwe gent. niet enkel mijn oude cinema’s zijn weg maar vele andere dingen ook.

    Geliked door 1 persoon

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.