Tien jaar geleden heb ik A.S.Byatt leren kennen door het lezen van “Obsessie”, de Nederlandse vertaling van “Possession, a romance”, het boek waarvoor Byatt in 1990 de Booker Prize toegekend kreeg. “Obsessie” gaat over de geheime liefde tussen de Victoriaanse dichters Christabel LaMotte en Rudolph Henry Ash. Deze twee schrijvers worden zo gedetailleerd beschreven dat menigeen in de val is getrapt en het boek heeft gelezen als een soort van geromanceerde maar op realiteit berustende biografie. Helaas (?), het is allemaal zuivere fictie en Byatt figureert dan ook prominent in de fameuze “list of fictional books” op Wikipedia (*).
“Obsessie” zelf is tegelijk een liefdesroman, een historisch epos en een literaire detective ineen. De zoektocht van twee jonge academici naar de 19de eeuwse dichters leidt hen via gedichten, brieven en dagboeken van stoffige Londense bibliotheken naar de kust van Yorkshire, van spiritistische seances naar het van magie doortrokken Bretagne en uiteindelijk naar het vervallen kerkhof waar Rudolph Henry Ash begraven ligt met zijn geheim. Maar vooral, dat voelt men al onmiddellijk aan, de liefde tussen de twee dichters brengt ook de beide onderzoekers nader tot elkaar.
THE CHILDREN’S BOOK
Antonia Susan Drabble werd geboren op 24 augustus 1936 in Sheffield, als oudere zus van Margaret Drabble. De twee zussen koesteren echter een nooit aflatende vete tegenover elkaar, met als oorzaak iets typisch Engels als… “the writerly appropriation of a family tea-set. The pair seldom see each other and don’t read each other’s books.” (The Daily Telegraph van 22 september 2011)
De aandacht voor pottery is terug te vinden in “The Children’s Book”, waarmee ze bijna twintig jaar na “Possession” in 2009 opnieuw werd genomineerd voor The Booker Prize. The Wellwood family (Olive, Humphrey, Olive’s sister Violet, and many children) are Fabians, living in a world of artists, writers, craftsmen, all moving into new ways to express art, and living an artful life, before the horrors and loss of the Great War.
Het is onduidelijk waarom dit boek zo in mijn smaak valt, maar die Fabian Society kan daar wel een rol in spelen: die zijn namelijk te vergelijken met de “politiek correcten” van heden ten dage. M.a.w. zij noemen zichzelf links, maar tegelijk vinden zij zich verheven boven “de anderen”. In hun midden is er weliswaar een arbeidersjongen (Philip) als excuustruus, maar voor de rest behoren zij allemaal tot “de betere standen”.
While the central character of Olive is a writer of children’s literature, supporting her large family with her writing, the title of the book refers to the children in the book: Tom, Julian, Philip, Elsie, Dorothy, Hedda, Griselda, Florence, Charles/Karl, Phyllis and others. The book has so many fictional and historical characters that Byatt had to create a spreadsheet in Excel to keep track of them all.
In an interview with The Guardian Byatt says: “I started with the idea that writing children’s books isn’t good for the writers’ own children. There are some dreadful stories. Christopher Robin at least lived. Kenneth Grahame’s son put himself across a railway line and waited for the train. Then there’s J.M.Barrie. One of the boys that Barrie adopted almost certainly drowned himself. This struck me as something that needed investigating. And the second thing was, I was interested in the structure of Edith Nesbit’s family — how they all seemed to be Fabians and fairy-story writers.”
Wij kennen Nesbit vooral van “The Railway Children”, maar met “The story of the amulet” schreef ze b.v. ook een time travel novel.
OBSESSIE
Byatt zelf werd (net als de Wellwoods uit “The Children’s Book”) opgevoed in de Quaker Mount School, maar ze liet noteren in een interview: “I am not a Quaker, of course, because I’m anti-Christian and the Quakers are a form of Christianity but their religion is wonderful – you simply sat in silence and listened to the nature of things” (The Guardian van 25 april 2009).
Daarna heeft ze in Oxford gestudeerd, waarna ze enkele decennia Engelse literatuur heeft gedoceerd op universitair niveau (in Londen). De ideale aanloop voor dit boek, dat op dat (literaire) vlak dus wel enige overeenkomsten vertoont met de ontstaansgeschiedenis van Charles Palliser’s “Quincunx” of “Past caring” van Robert Goddard. Alhoewel “Possession” weliswaar haar eerste roman is als fulltime auteur, maar zeker niet haar eerste roman tout court. Integendeel, die dateert reeds uit 1964: “The Shadow of the Sun”.
Haar eerste boeken stonden nogal onder de invloed van een macho als D.H.Lawrence, maar beschreven tegelijk vaak “a young female intellectual studying at Cambridge at a time when women were heavily outnumbered by men at that university, and then tracing her journey as a divorcée with a young son making a new life in London.”
Dit personage heet Frederica Potter en misschien heeft dat er wel mee te maken dat A.S.Byatt zich heeft opgeworpen als de woordvoerster van de tegenstanders van de Harry Potter-boeken van J.K.Rowling.
More seriously, Byatt says some of the characters in her fiction represent her “greatest terror which is simple domesticity […] I had this image of coming out from under and seeing the light for a bit and then being shut in a kitchen, which I think happened to women of my generation.” [Datzelfde interview in The Guardian]
Die angst vindt men ook terug in de eerste pagina’s van “Obsessie”, waarin de partner van de hoofdpersoon (Roland Michell) eveneens een studie heeft geschreven over Rudolph Henry Ash, maar deze wordt niet goed ontvangen omdat men vermoedt dat Michell eigenlijk de auteur is (terwijl hij zich juist verzet tegen de stelling die zij in haar thesis verdedigt). Later kan hij dan wel aan de slag als (karig bezoldigd) wetenschappelijk onderzoeker, terwijl zij via allerlei baantjes (die zij “slavenarbeid” noemt) voor het echte inkomen moet zorgen. En als ze dan later toch de jackpot binnenrijft via een verhouding met een rijke advocaat kan nauwelijks als “vergoelijking” worden opgevat, eerder integendeel, als men in de gedachtengang van Byatt blijft.
Die schrijft zelfs reeds op p.50 dat ook Ash zelf zijn vrouw Ellen “van het schrijven afgehouden heeft en op haar fantasie heeft geteerd.”
Kortom, vandaar naar haar volgende grote voorbeeld, Iris Murdoch (die ook in het dagelijkse leven een vriendin was), is maar een kleine stap.
ANGELS & INSECTS
Haar auteursnaam, Byatt, heeft ze ontleend aan haar echtgenoot Ian Charles Rayner Byatt, waarmee ze is getrouwd in 1959. Uit het huwelijk kwamen een dochter en een zoon voort, maar deze laatste stierf reeds in een auto-ongeluk toen hij amper elf jaar was. In 1969 werd het huwelijk ontbonden, waarna ze trouwde met Peter John Duffy, wiens naam ze nu nog altijd officieel draagt. Uit dit tweede huwelijk kwamen nogmaals twee dochters voort.
“Possession” werd verfilmd in 2002 en enkele jaren eerder (1995) was reeds een andere verfilming van een boek van haar (“Angels & Insects” uit 1992) genomineerd voor een Academy Award. De titel is zeer typerend voor twee van haar kenmerken, enerzijds de mengeling van realiteit en fictie en anderzijds de studie van het Darwinisme.
THE BIOGRAPHER’S TALE
Die belangstelling komt ook tot uiting in “The Biographer’s Tale” uit 2000. In de gedaante van ene Phineas G.Nanson besluit ze zich van postmodernistische structuralistische literatuurkritiek af te wenden om zich toe te leggen op “facts and things“. Die vindt zij/hij dan bij de fictieve biograaf Scholes Destry-Scholes. Die zou o.m. de biografie hebben geschreven van toneelauteur Henrik Ibsen, van taxonomist Carl Linnaeus en van antropoloog en ontdekkingsreiziger Francis Galton, een halve neef van de dertien jaar oudere Charles Darwin, door wiens theorieën over natuurlijke selectie hij sterk werd beïnvloed. Als de professor/goeroe Ormerod Goode die hem op het pad van Destry-Scholes had gezet, hoort dat het met die biografie maar niet wil vlotten, geeft die hem als raad zich meer op zichzelf te concentreren, want het is pas als je alles over jezelf op een rijtje hebt, dat je ook een beter inzicht kunt hebben in je onderwerp.
Nu, over zichzelf schrijven is precies iets wat Nanson niet wil doen, maar door een aantal omstandigheden komt het er toch van: “I have admitted I am writing a story, a story which in a haphazard (aleatory) way has become a first-person story, and, from being a story of a search told in the first person, has become, I have to recognise –a first-person story proper, an autobiography. I detest autobiography. Slippery, unreliable, and worse, imprecise. (I am trying to avoid the problem of the decay of belief in the idea of objectivity by slipstreaming towards the safer, ideologically unloaded idea of precision. I don’t think this tactic quite works.) Autobiography, as I write, is fashionable. The ‘flavour of the moment’. (Can I perpetrate a phrase like that? Let it stand. Try anything once.) Everyone is writing his or her ‘memoir’. They resemble each other like Galton’s photographs, or eighteenth-century portraits as perceived by Ibsen. They are rather repulsive. I was brought up as a child to believe in self-effacement, and as a student to believe in impersonality.” (p.250)
Dus die biografie, dat wordt niets. Maar de passie voor het schrijven heeft PGN (Phineas G.Nanson) wél te pakken gekregen: “In terms of writing — of the way this story has funnelled itself into a not unusual shape, run into a channel cut in the earth for it by previous stories (and all our lives are partly the same story, beginning, middle, end) – in terms of writing, this looks like a writer’s story. PGN was a mere Critick, steps centre-stage, assumes his life, Finds his Voice, is a Writer. That was the way it would almost have had to have been in the 1920s (a good time for Writers, though not the best). But I feel a kind of nausea at this fate for my hero, myself. It doesn’t seem very much of an anything. To be addicted to writing is not to want to be, to become, a Writer.” (p.251)
En via het schrijven heeft hij/zij dan toch zijn/haar leven op een rij gekregen. Zelfs met enige bonussen erbij, maar die ga ik niet verklappen, want uiteindelijk is dit het enige wat het boek lezenswaard maakt. Dat is niet veel en ik ben dus zeker niet zo enthousiast over dit werk als over “Obsessie”. Eigenlijk is het zelfs geen aanrader.
UITSMIJTER
Byatt noemt zichzelf “a naturally pessimistic animal“. In nog altijd datzelfde interview in The Guardian legt ze uit waarom: “I don’t believe that human beings are basically good, so I think all utopian movements are doomed to fail, but I am interested in them.”
Referentie
Ronny De Schepper, “Readers ought not to meet writers, they are meant not to” (The Children’s Book, p.123), Dagelijks iets degelijks, 6 september 2016
(*) Een speciaal geval is “Ragnarök”, het “magnum opus” van Rudolph Henry Ash, dat Byatt als zelfstandig boek heeft gepubliceerd in 2011 (zij het als “Ragnarok”, dus zonder umlaut). Dit is dus een “fictional book” dat plotseling een écht boek werd.