Het is vandaag al 45 jaar geleden dat de Haagse dichter Paul Rodenko is gestorven. Hij was de zoon van een Russische vader en een Engelse moeder en bracht meteen na de oorlog enkele jaren in Parijs door, waar hij zich intensief met het surrealisme en het existentialisme bezighield, zodat zijn poëzie één van de vroegste voorbeelden van de Vijftigers werd. Zelf ken ik hem (helaas?) enkel maar van een bundel “Erotische vertellingen”, waarover op Wikipedia niet eens wordt gesproken, maar ikzelf schreef er wel een recensie over voor De Rode Vaan. (Wellicht betrof het een heruitgave want de dichter was toen al enkele jaren dood, ofwel was het een postume uitgave. Ik heb destijds nagelaten dat na te gaan.)

« Er bestaan honderden ‘navertellingen’ voor kinderen van Duizend-en één-Nacht-verhalen; waarom zou men niet eens een ‘navertelling voor volwassenen’ maken ? » aldus Paul Rodenko (1920-1976) in de « verantwoording » van zijn « Erotische vertellingen » (p. 11) En dat « navertellen » doet hij dan « in de bewoordingen van een steeds weer nieuwe tijd » (p. 9-10), opdat hij z’n doel zou kunnen bereiken : « een “divertimento” voor de moderne lezer te geven, dat op hem ongeveer dezelfde indruk maakt als de vertelling van de Arabische beroepsverteller op zijn gehoor in het koffiehuis gemaakt moet hebben » (p. 10).
Wat dit nu precies allemaal inhoudt, kan misschien volgend kort fragment duidelijk maken. De verteller is door een vreemd toeval in het gezelschap van tien jongelingen verzeild geraakt die allen hun linker oog kwijt zijn (*). Hij vraagt zich dan ook af: « Zouden het leden zijn van een geheim genootschap van rechtse extremisten, die zich, om niet in de verleiding te komen de dingen van twee kanten te bezien, moedwillig van het linker oog beroofd hadden ? » (p. 194).
Elke nacht voeren die lieden echter steeds een zelfde ritueel op met zelfbeschuldigingen en zelfkastijding, wat de verteller op een ander idee brengt : zou hij niet eerder terechtgekomen zijn op « een geheim congres van de al-Soewjaat, ofschoon het mij vreemd voorkwam dat zij mij, die toch koning van beroep was, zomaar tot hun debatten toelieten. » (p. 196) Na vier nachten kan hij zijn nieuwsgierigheid dan ook niet meer bedwingen en hij roept uit : « Heren, heren – of moet ik zeggen kameraden ? » (p. 196)
We gaan natuurlijk de rest van het verhaal niet verklappen, maar voor wie uit wat voorafgaat mocht afleiden dat Rodenko een rechtse rakker zou zijn, die heeft het toch wel lelijk mis voor. Want het eind van het liedje is dat de verteller eveneens zijn linker oog verliest, althans in het originele verhaal is dat het eind, maar Rodenko voegt daar nog aan toe dat de bronnen helaas niet vermelden wat er later van de man geworden is. Hij acht het zelf echter waarschijnlijk dat hij tot hofgeschiedschrijver is benoemd, « want de vaderlandse geschiedenis komt nu eenmaal het best tot haar recht, wanneer men over slechts één oog beschikt. Liefst het rechter. » (p. 208)
De originele 1001-nacht is ook doorspekt met gedichten en Rodenko is natuurlijk de aangewezen persoon om deze gedichten door moderne Nederlandstalige auteurs te vervangen. Dit gebeurt ofwel anoniem ofwel onder een aangepast « Arabisch » pseudoniem, zodat literaire bollebozen even hun kennis van onze poëzie op de proef kunnen stellen.

Referenties
Ronny De Schepper, Voor volwassenen en “aankomende” jeugd, De Rode Vaan nr.41 van 1982
Paul Rodenko, Erotische vertellingen, uitgeverij Skarabee, Utrecht, 416 blz.

(*) Het is uiterst merkwaardig dat precies dit verhaal mij destijds al fascineerde. Het is nochtans pas vele jaren later dat ik ook een oog zou verliezen. Weliswaar mijn rechter…

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.