Het is vandaag al 25 jaar geleden dat Christopher Robin, de zoon van de Engelse schrijver Alan Alexander Milne, is overleden. Hij is wereldberoemd geworden omdat hij mocht figureren in het best bekende boek van zijn vader, namelijk “Winnie the Pooh”.
Aangezien mijn licentiaatsverhandeling over zijn vader handelde, schreef ik hem in maart 1972 een brief waarin ik hem om zijn medewerking vroeg. Niet enkel over “Winnie the Pooh”, want nee, dat mocht toen nog niet bij professor Schrickx zaliger. Wel dus over zijn andere (totaal verwaarloosbare) “volwassen” werken. Ik kon het niet laten om er toch een hoofdstukje over Winnie the Pooh in te laten glippen, maar daarvoor werd ik juist “gestraft”, zoals ik later – toen ik mijn burgerdienst deed bij prof.Bolckmans, die samen met Mieke Musschoot de andere “commissaris” was bij het beoordelen van mijn thesis – kon vaststellen in het juryrapport.
In 1972 weigerde Christopher Robin nog alle medewerking, wellicht omdat hij vond dat dat hele Winnie the Pooh-gedoe zijn leven om zeep had geholpen, maar enkele jaren later schreef hij wel zelf drie autobiografieën. Ik denk soms dat mijn brief hem over de streep heeft gehaald, maar ongetwijfeld kreeg hij in Engeland zelf tal van brieven als de mijne.
Toen hij kind was, hield Christopher Robin natuurlijk wél van zijn vedettestatus. In de zomer van 1934 maakt het Amerikaanse “Parents’ Magazine” een “hitparade” van bekende kinderen. In de top vijf: Yehudi Menuhin, Jackie Coogan en… Christopher Robin Milne. Hij heeft toen zelfs een plaat gemaakt, maar dat ging snel over toen hij naar school moest en erom geplaagd werd door zijn medeleerlingen. Zijn vader was overigens niet de “liefhebbende vader die verhaaltjes vertelde”, zoals je uit de ontstaansgeschiedenis van “Winnie the Pooh” zou kunnen opmaken, maar hij was integendeel juist erg afstandelijk en creëerde in het boek eerder een “droomzoon”.
Meer zelfs, hij hield helemaal niet van kinderen in ’t algemeen. Het was pas toen de echte zoon oud genoeg was om ingewikkelde kruiswoordraadsels en andere wiskundige puzzels op te lossen dat er enigszins toenadering kwam. Maar die werd dan weer snel verbroken omdat Christopher naar Cambridge ging en daarna naar het front trok. Toen hij terugkeerde, vond hij (net zoals de hoofdfiguur van zijn vaders beste stuk “The boy comes home”, dat dan wel over W.O.I en misschien ook wel over hemzelf handelt) geen werk, wat hij op de een of de andere manier ook aan de Pooh-boeken toeschreef. Uit koleire trouwde hij in 1948 met zijn nicht Lesley met wier familie de Milnes al een hele tijd overhoop lagen. Uiteindelijk werd hij een boekhandelaar, waarop zijn moeder smalend reageerde met: “Denk je dat je dan geen mensen over de vloer zult krijgen, die Christopher Robin eens willen zien?”
Toen zijn vader stierf op 31 januari 1956, zou zijn moeder nog vijftien jaar verder leven, maar hij heeft ze enkel nog op de begrafenis gezien. Ze gaf hem onder zijn voeten omdat hij een versleten jas droeg. Lesley van haar kant was “te zwanger” om mee te komen (de Milnes zouden hun hele leven lang voor hun zeer gehandicapte dochter Clare moeten zorgen). Toen Daphne zelf op sterven lag, wilde ze haar zoon niet meer toelaten aan haar doodsbed.
Het feit dat zijn moeder hem als kind in meisjeskleren liet rondlopen, moet blijkbaar erg diep hebben gezeten (*). Oorspronkelijk weigerde hij zelfs royalties van de Pooh-boeken, maar de onkosten die het verzorgen van Clare met zich meebracht haalden hem over de streep. Hij heeft overigens geen recht op de volledige erfenis, naast het Royal Literary Fund, waarover zo dadelijk meer, gaat een gedeelte ook nog naar de school van Milne (Westminster) en een ander naar zijn club (Garrick, waar hij overigens mede door de steun van Somerset Maugham was aanvaard).
Vijftien miljard Belgische frank hebben de Walt Disney Productions rond het millenium betaald om de rechten op Winnie de Pooh voor 25 jaar te verlengen. Meteen de grootste deal uit de Britse literatuurgeschiedenis, die via het “Royal Literary Fund” ten goede komt aan hedendaagse auteurs. Ze betalen overigens wellicht zonder enige schroom, want aan de inkomstenzijde hebben merchandising-producten rond Winnie met een jaarlijkse omzet van 842 miljoen euro ondertussen zelfs die rond de “eigen” Mickey Mouse of Donald Duck overtroffen.
Christopher stierf in 1996. Postuum kreeg hij in 2007 toch nog datgene wat hij altijd had gevraagd: voor een televisieserie werd zijn personage vervangen door een hip roodharig meisje. Helaas was dit niet om Christopher te plezieren (het was nu toch te laat), maar alweer een uiting van “political correctness”…
Ronny De Schepper
(*) Maar hij verwerkte het alvast beter dan Peter Davies (°25/2/1897) die model stond voor de originele Peter Pan en die alcoholieker werd en zich op 5 april 1960 onder de metro gooide. Eén van de Davies-kinderen, die het verhaal van “Peter Pan” inspireerden, Michael Davies, stierf in mei 1921 op 21-jarige leeftijd in een “boating incident on the river Thames”, tesamen met zijn beste vriend Rupert Buxton. Nu wordt algemeen aangenomen dat de twee een homoseksuele verhouding hadden en dat ze samen een eind aan hun leven hebben gemaakt.
Referenties
Ronny De Schepper, The plays of Alan Alexander Milne, Universiteit Gent, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1973.
Alan Alexander Milne, It’s too late now, the autobiography of a writer, London, Methuen, 1939.
Christopher Robin Milne, Betoverde plekjes, Den Haag, Sirius en Siderius, 1980.
Ann Thwaite, A.A.Milne, the man behind Winnie-the-Pooh, New York, Random House, 1990.
