“De Maagd”, het schilderij dat kunstenaar Michaël Borremans aan Gent heeft geschonken en dat te zien is nabij de stadshal (nog altijd beter bekend als “de schaapstal”), wordt dan uiteindelijk toch niet gerestaureerd. Enige weken geleden werd het kunstwerk iets te grondig gepoetst door een stadswerkman die duivenpoep moest verwijderen. Op eigen initiatief veegde hij ook enkele strepen naast het schilderij weg. Die bleken echter volgens Borremans een essentieel onderdeel van het werk te zijn (“wat free jazz”, gaf hij als uitleg), maar na overleg is beslist om die strepen niet te restaureren omdat de “restauratrice die werd gecontacteerd” (aldus Karel Van Keymeulen in De Gentenaar) zei “dat ze nooit op dezelfde wijze die streepjes zou kunnen nabootsen. Zelfs de beste uitvoering zou nooit de echtheid van het werk herstellen.” Michaël Borremans betreurt uiteraard dat een deel van het werk verdwenen is, maar heeft uiteindelijk dus beslist om het zo te laten.
Helaas vermeldt Karel Van Keymeulen dus niet wie de restauratrice was, die erbij werd gehaald, maar dat zou wel eens Frederika Huys kunnen zijn, die in dat soort werk is gespecialiseerd. Alleszins heb ik haar jaren geleden reeds over dit onderwerp (het restaureren van hedendaagse werken) geïnterviewd voor Het Laatste Nieuws. Dat was toen n.a.v. de “Wirtschaftswerte” van Joseph Beuys. Ook andere kunstwerken waren toen reeds aan de tand des tijds onderhevig. Zo zouden de “289 Coquilles d’Oeufs” van Marcel Broodthaers stilaan beter de “287 Coquilles d’Oeufs” heten, want de herhaalde verhuis van dit werk had met zich meegebracht dat toen al twee eierschelpen zo goed als verdwenen waren. Ondertussen is dit euvel verholpen en zijn in het SMAK opnieuw alle 289 Coquilles d’Oeufs te zien. Dat is dus het werk van Frederika Huys, die er in die tijd wel kon inkomen dat Jan Hoet blijkbaar een verschillend standpunt innam tegenover deze werken. “Indien Wirtschaftswerte in het museum zelf zou beginnen lekken, zou hij het wellicht inderdaad zo laten,” zegt ze. “Vergankelijkheid kan of mag je immers niet tegenhouden. Je moet dat proces gewoon zo goed mogelijk begeleiden door b.v. het kunstwerk in optimale klimatologische omstandigheden tentoon te stellen. Maar het is hetzelfde met schilderijen: als je die gaat restaureren, mag je daar ook het patina niet afnemen. Ze mogen er immers niet uitzien alsof ze vandaag tot stand zijn gekomen, want dat is niet zo, als hedendaagse kunst zijn ze trouwens niet relevant meer, die patina maakt deel uit van hun levensgeschiedenis. Maar onze voornaamste taak is dan ook: praten met de kunstenaar. Wat is schade voor hem? Voor sommigen maakt dat deel uit van de geschiedenis van het kunstwerk, maar voor anderen, vooral dan bij minimalistische monochromen, is de minste beschadiging al een ramp.”
Overigens wist ze me te vertellen dat Jan Hoet zo clever is geweest om bij de aankoop van Wirtschaftswerte meteen ook een stock van de tentoongestelde producten aan te kopen, zodat sommige kunnen vervangen worden als ze niet meer aan de normen beantwoorden.
Een andere mogelijkheid is het gebruik van “tentoonstellingskopieën”, wat volgens haar mogelijk moet zijn. Als iets in een “ongezonde” omgeving moet worden tentoongesteld (b.v. de stallen van Watou), dan is een kopie meer aangewezen.
Het spreekt vanzelf dat een en ander aanleiding was om even na te denken over het begrip “hedendaagse kunst”. Niet zonder leedvermaak vertelde mijn gids in Temse immers dat een aantal mensen reeds bewonderend naar zijn vouwstoeltje hadden staan kijken, toen hij daar eventjes zijn middaglunch, zijnde enkele verpakte boterhammen, had achtergelaten. “Het is nochtans gewoon mijn stoeltje om op te zitten, meer niet,” zei hij met een ernstig gezicht.
Men kan lachen om dergelijke misverstanden, maar in het verleden hebben die reeds geleid tot financiële rampen. Zo kocht de Vereniging voor het Museum van Hedendaagse Kunst in Gent in 1969 “Grand Empaquetage Noir” aan van Christo, zoals altijd bij Christo bestond het uit een groot werk, volledig ingepakt in zwarte jute met dikke koorden rond. Bij gebrek aan een eigen museum werd het toevertrouwd aan het Museum voor Schone Kunsten. Toen het kunstwerk arriveerde, sneed het personeel echter alle koorden en het lijnwaad door om te kunnen zien wat erin zat.
Geen wonder dat Frederika Huys, de eerste “behoudsmedewerker” die in het SMAK werd aangesteld, als stelregel aan het personeel voortaan meegeeft: al wat je rondom je ziet is kunst. Op die manier hoopt men te voorkomen dat er nog iets wordt weggegooid.
Want er was vroeger ook het voorval met het kunstwerk bestaande uit wrakhout (“Driftwood line” van Richard Long uit 1977) dat op de vuilnisbelt werd gegooid.
Die regel om niks zo maar weg te smijten wordt blijkbaar strikt toegepast. Nadat 120 kinderen in het SMAK de milleniumwisseling hadden meegemaakt, zagen we immers ‘s morgens her en der gebruikte pampers rondslingeren. Allicht wachtte het kuispersoneel op de officiële zegen om deze te mogen weggooien…
Ronny De Schepper