Vandaag precies vierhonderd jaar geleden ontsnapte de Nederlandse rechtsgeleerde Hugo De Groot (1583-1645) uit het slot Loevenstein, waar hij gevangen werd gehouden, door zich te verbergen in een boekenkist.
De Groot schreef als Hugo Grotius Latijnse tragedies en gedichten, theologische verhandelingen en Nederlandse gedichten. Zijn belangrijkste werken liggen echter op historisch en juridisch gebied. Zijn beroemdste werk is De iure belli ac pacis (Over het recht van oorlog en vrede) uit 1625. Het vormt de basis voor het moderne volkenrecht. Dat is dus vier jaar na zijn ontsnapping, waaruit men dus al kan afleiden, dat alles uiteindelijk goed zal aflopen. Op het moment van zijn gevangenneming had hij echter ook al belangrijke werken geschreven zoals zijn pleidooi voor de vrije toegang tot de zee (en de vrijhandel) het zogenaamde Mare Liberum (1609). Er dient echter wel bij verteld dat het eerst in 1864 zou worden teruggevonden en gepubliceerd.
De Groot was in 1607 een van de velen geweest die voorspelden dat door een bestand met Spanje ruimte zou ontstaan voor partijstrijd in de Republiek. Inzet was de leer van de predestinatie, of de goddelijke voorbeschikking. De strijd ging tussen twee professoren, de ruimdenkende Jacobus Arminius (de remonstranten) en de strikte Franciscus Gomarus (de contraremonstranten). De Groot trad in vele geschriften naar voren als verdediger van het kamp der Arminianen of, vanuit zijn gezichtspunt gezien, het kamp van hen die voor tolerantie ijverden en van mening waren dat de staat het hoogste gezag was en dus boven de kerk stond.
De Groot werd op 29 augustus 1618 gevangengenomen. Hij werd veroordeeld ‘ter eeuwige gevangenisse‘. Aanvankelijk werd hij te Den Haag in hechtenis gehouden, maar op 5 juni 1619 werd hij overgebracht naar Slot Loevestein, toen een staatsgevangenis, later gevolgd door zijn vrouw Maria van Reigersberch en hun dienstmeisje Elselina. Hij mocht wel blijven studeren en schreef in gevangenschap zijn Inleiding tot de Hollandsche Rechtsgeleerdheid. Daarvoor kreeg hij regelmatig een kist boeken, die soldaten bij een familie in Gorinchem ophaalden. Later werd die kist terugbezorgd. Dat bracht Maria na anderhalf jaar op een idee. Zij maande Hugo: “Kruip in die kist en zorg dat je er twee uur in kunt blijven zitten zonder geluid te maken”. Ze liet hem avonden lang oefenen.
Op 22 maart 1621 ontsnapte Hugo uit Loevestein. Op deze dag was het jaarmarkt in Gorinchem, en de gevangenisbaas was weg. Maria legde met Elselina de boeken in het bed, zodat het net leek of Hugo ziek was. Met alleen zijn ondergoed en zijden kousen aan kroop hij in de kist. Elselina ging met de soldaten mee naar Gorinchem om de kist in de gaten te houden. Eenmaal bij de familie aangekomen stapte Hugo eruit om ijlings in metselaarskleren naar Antwerpen te vluchten. Vandaar vertrok hij naar Parijs.
Het roemruchte verhaal van deze ontsnapping werd door de publicatie van de biografie door Gerard Brandt, die het uit Elselina’s mond had opgetekend, een van de klassiekers van de Nederlandse geschiedschrijving, zozeer dat op diverse plaatsen, onder andere in het Rijksmuseum in Amsterdam en in de Prinsenhof in Delft, maar ook in New York en op Loevestein zelf, kisten worden bewaard waarvan gezegd wordt dat Hugo de Groot daarin ontsnapte.
In 1631 keerde hij terug naar Rotterdam, in de hoop dat hij zich weer in Holland kon vestigen. Zes jaar na de dood van Maurits was het politieke klimaat onder diens opvolger Frederik Hendrik veel milder geworden. Burgemeester Van Berkel pleitte voor amnestie voor hem in de Staten van Holland. Ook de historicus en dichter P.C. Hooft, die tot de kring rond de stadhouder behoorde, deed een goed woordje. Maar De Groot zelf weigerde welk verzoek dan ook tot de Staten of de prins te richten; hij was ervan overtuigd dat hij niets verkeerds had gedaan. Het jaar daarop vaardigden de Staten een nieuw arrestatiebevel uit en moest hij in ballingschap gaan.
Vanuit Loevestein vluchtte De Groot opnieuw naar Parijs, waar hij uiteindelijk weer in vrijheid zijn vrouw ontmoette en een toelage van de Franse koning Lodewijk XIII de Rechtvaardige kreeg. Het jaargeld stelde De Groot in staat om zich aan zijn schrijverschap te wijden. Vanaf 1634 woonde hij als gezant van Zweden in Parijs. Het was zijn taak om Franse steun te winnen voor de Zweedse interventiepolitiek in Duitsland. De Zweden streden toen aan de zijde van de Duitse protestanten in de Dertigjarige Oorlog. Als principieel en wat rechtlijnig remonstrant kon hij echter moeilijk overweg met de opportunistische Fransen onder kardinaal Richelieu. Onder invloed van de “Franse partij” aan het hof in Stockholm werd hij op 20 december 1644 teruggeroepen.
De jonge koningin Christina wilde hem tot staatsraad benoemen maar De Groot voelde daar niets voor. Ook het noordelijke klimaat trok hem en zijn vrouw weinig aan. In maart 1645 vertrok hij uit Stockholm, naar Lübeck. Zijn schip leed echter schipbreuk bij het oversteken van de Oostzee. Hij kwam veilig aan wal, maar ver naar het oosten. Te paard reisde hij vanaf 13 augustus richting Lübeck, maar uitgeput bereikte hij Rostock. Daar overleed hij op 28 augustus. (Wikipedia)
Het leven van Hugo Grotius is typisch voor de renaissance. Een geromantiseerde visie op de renaissance als wedergeboorte van kunsten en letteren wekt immers de indruk dat het een periode was van ongestoorde vrede en vooruitgang, maar niets is minder waar, zoals ook de lotgevallen van Hugo Grotius bewijzen. Het was ook een tijd van gruwelijke godsdienstconflicten, die uiteindelijk zouden uitmonden in de reformatie en een verdeling van Europa in twee helften met verschillende en elkaar vijandig gezinde religies. Heksenvervolgingen bereikten, niet tijdens de middeleeuwen, zoals vaak wordt gedacht, maar tijdens de renaissance een verschrikkelijk hoogtepunt, en de Spaanse Inquisitie zorgde voor de verdrijving van alle Joden uit Spanje in 1492. Als gevolg van de ontdekkingsreizen, en met name van de kolonisatie van Afrika, floreerde ook de trans-Atlantische slavenhandel. Onder meer door deze tegenstellingen groeit onder moderne historici het inzicht dat het hele concept van een renaissance na de duistere middeleeuwen bijzonder problematisch is. (Wikipedia)
Dat is uiteraard een recente visie voortkomend uit de woke-idee van de politiek correcte postmodernisten. Vandaar dat ik hieronder nog de visie uit mijn middelbare schooltijd en mijn verblijf aan de universiteit reflecteer:
1450: Laurens Coster (Haarlem) of Johannes Gutenberg (Mainz): drukken met losse letters (rol in verspreiding van nieuwe opvattingen op godsdienstig, artistiek en/of wetenschappelijk vlak)
1493: Columbus ontdekt Amerika (economische bloei, kolonialisme als basis voor het kapitalisme)
1498: Vasco da Gama bereikt Indië via Kaap de Goede Hoop
1517: Maarten Luther maakt zijn leer bekend. Voor de literatuurgeschiedenis is van belang dat hij sommige bijbelverhalen uit het Oude Testament heeft afgedaan als pure fictie, maar er dient wel bij vermeld dat hij b.v. in het geval van het verhaal van Judith en Holofernes zowel de literair-esthetische waarde als de opvoedende waarde bleef erkennen, zodat het thema ook door de gereformeerden kon worden aangewend. (Anne Marie Musschoot, Het Judith-thema in de Nederlandse Letterkunde, Gent, Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1972, p.95)
1519: eerste tocht rond de wereld (Magelhaen)
6 mei 1527: Spanish and German troops sack Rome; some consider this the end of the Renaissance. 147 Swiss Guards, including their commander, die fighting the forces of Charles V in order to allow Pope Clement VII to escape into Castel Sant’Angelo.
1543: Nicolaus Copernicus “De Revolutionibus Orbium Coelestium” van geocentrisme naar heliocentrisme (maar toch nog “koepel met vaste sterren”)
1560: de Roomse kerk verbiedt de rederijkerskamers wegens hun rol in de Hervorming
1566: Beeldenstorm (homogeen katholieke middeleeuwen afgesloten)
1567: laatste refreinenbundel van Anna Bijns (middeleeuwen) en tevens “Het Bosken” van Jonker Jan van der Noot (renaissance)
1568: gewapende opstand tegen Spanje (Alva) o.l.v. Willem van Oranje
1585: val van Antwerpen; scheiding tussen noord en zuid
1596: Houtman en Keyzer varen via Kaap de Goede Hoop naar Java, begin van de gouden eeuw in het Noorden
– economische welvaart, burgerlijke beschaving
– hervorming leidt tot tolerant klimaat en dus hoger cultuurpeil (gebruik volkstaal)
– bloei der wetenschappen (“Dialectike ofte Bewijsconst” van Simon Stevin uit 1585; “Cruijde Boeck” van Rembert Dodoens uit 1554 en verder Christiaan Huygens en zijn uurwerken, Hugo Grotius en het zeerecht, Justus Lipsius, Vossius, Barlaeus, de hele Muiderkring)
– belangrijke politieke figuren: Willem van Oranje, Maurits, Frederik Hendrik, maar ook Oldenbarnevelt!
– plastische kunst: Rembrandt, Brouwer, Hals, Vermeer
en vooral: veertien belangrijke auteurs geboren op twintig jaar tijd
1577: Cats, Vossius
1579: Coster, Stalpaert van der Wiele (katholiek!)
1580: Heinsius
1581: Hooft
1584: Barlaeus
1585: Bredero
1586: Camphuysen, Revius
1587: Vondel
1594: Starter
1596: Constantijn Huygens
1597: Van Heemskerk
In het Zuiden enkel Justus de Harduijn (1582-1636)
ENKELE TYPISCHE RENAISSANCE-GENRES
vooraf: evolutie van het vers
M.E.: 4 accenttoppen en een onbepaald aantal onbeklemtoonde syllaben
Rederijkers: het vers wordt langer, maar geen vaste regels
2de helft van de zestiende eeuw: van accentvers naar telvers (lettergrepen geteld) onder Franse invloed (vers communs: 10-11 syllaben; vers alexandrins: 12-13 syllaben). Evolutie naar regelmatig alternerend vers (beklemtoond/onbeklemtoond).
1.Sonnet
bestaat uit 14 verzen
1 x 8 octaaf
2 kwatrijnen
1 x 6 sextet
2 terzinen
volta : -ommekeer, wending ( in het leven van het personage)
-meestal rond vers 8-9 + motivatie
– Rijmschema: A b b A A b b A c c D e e D (omarmend)
A b a b c d c d e f e f e f (afwisselend)
ontstaan in Italië in de 13de eeuw (Dante, Petrarca), via Frankrijk (Ronsard) naar Engeland (Shakespeare), waar men de structuur wel veranderd in drie kwatrijnen en een couplet (kernachtig gezegde). In Nederlands taalgebied: Van der Noot (eerste), Hooft, Perk.
Er bestaan ook hedendaagse sonnetten: Herman De Coninck, Jan Kal (“Fietsen op de Mont Ventoux”) en zelfs “’t Was zo heet”, beter bekend als het liedje “Red onze planeet”, van Hugo Matthijssen.
2.Satire
Boccaccio, Aretino, Rabelais, Thomas More (*), Cervantes, Erasmus (Laus Stultitiae), Marnix van Sint-Aldegonde (Den Bijencorf der H.Roomsche Kercke, 1569)
3.Pastorale
cfr.herontdekking klassieken: Philip Sidney, Montemayor (“Diana”), Hooft (“Granida”, 1605), Johan van Heemskerk (“Batavische Arcadia”)
4.Epos
Klassieken: Homeros, Vergilius
Orlando furioso (Ariosto)
Paradise lost (Milton)
Olympias (Van der Noot)
5.Biografie
Net zoals bij het voorgaande genre (heldenverering!) blijkt hieruit de belangstelling voor het individu.
Vasari: het leven van de meest uitmuntende beeldhouwers, schilders en architecten (hierin de term “rinascita”), vgl. met het Schilderboeck van Carel van Mander uit 1604.
6.Geschiedschrijving
Klassieken: Livius, Sallustius, Herodotos
Hooft: Nederlandse Historiën (1628-47)
7.Emblemata
Roemer Visscher: Sinnepoppen (met afbeeldingen)
8.Klassiek drama
drie eenheden (plaats, tijd, handeling)
vijf bedrijven (expositio, intrige, climax, peripetie, catastrofe)
reien
P.C.Hooft (1581-1647): Geeraerd van Velsen (1613), Warenar (1617)
G.A.Bredero (1585-1618): Treurspel van Rodderick (1611), Klucht van den meulenaer, Klucht van de koe (1612), De Spaanse Brabander (1617)
Joost van den Vondel (1587-1679): Palamedes (1625), Gijsbrecht van Aemstel (1637), Lucifer (1654), Adam in ballingschap (1664), Noach (1667), samen “de trilogie van de hoogmoed”
Constantijn Huygens (1596-1687): Trijntje Cornelis (1653)
Pieter Langendijk (1683-1756): Het wederzijds Huwelijksbedrog (1712)
DE HERVORMING
1.Aandacht voor de volkstaal
1521: Luther vertaalt het Nieuw Testament
1618: Synode van Dordrecht geeft de aanzet voor de Statenbijbel (voltooid in 1635)
Psalmberijmingen (op wereldse melodieën): b.v.Marnix Van Sint-Aldegonde, Jan Van Utenhove, Petrus Datheen, Willem van Haecht.
Belangstelling voor de volkstaal ook zonder religieuze bijbedoelingen:
J.du Bellay: “Deffence et illustration de la langue françoyse” (1549)
J.Lambrecht: Nederlandsche spellinghe (1550) + Naembouck (woordenboek)
J.van den Werve, het Tresoor der duytscher talen (1553): taalzuivering
Plantijn: Etymologicum of Dictionarium (1574)
Maar! Men werkte wel naar het Latijnse model. Vandaar b.v. het gebruik van naamvallen en ook de meervouds-t bij de imperatief.
2.Geuzenliederen
a)historische liederen (over veldslagen e.d.)
b)godsdienstige liederen
– schriftuurlijke liedekens (martelaarsliederen, voor geloofsvrijheid)
– spotliederen op de katholieke kerk (tegen inquisitie)
c)politieke liederen
– progressief (voor politieke vrijheid)
– conservatief (handhaving privileges)
3.Calvinisme
23/8/1572: Bartholomeusnacht. De protestantse Hendrik (later IV) huwt met de katholieke zus van Karel IX, Margaretha, om de Franse troon te kunnen erven (Paris vaut bien une messe). De koningin-moeder Catharina de Medicis laat de genodigden uitmoorden. Op drie dagen tijd vallen er 20.000 doden. De overlevenden vluchten (o.a.) naar Nederland en introduceren daar het Calvinisme (tot dan toe Lutheranen).
De calvinisten zorgen voor een mentaliteitswijziging: geradicaliseerd als zij zijn, zijn zij niet zo tolerant. Zij ijveren ook voor een sterk georganiseerde theocratie en ze geloven in de predestinatie. Hun burgerlijk-moraliserend optreden als “uitverkorenen” vormt een aanloop voor de pruikentijd.
HET HUMANISME
– intellectuele elite
– universele taal: het Latijn (paradoksaal genoeg zijn zij door hun regulariserend optreden de doodgravers ervan als levende taal)
– zowel protestanten als katholieken (Erasmus!)
– streefde naar samensmelting van christendom en antieke cultuur
– nadruk op de praktijk van het christendom, wars van alle dogmata (tegen het formalisme dat sacramenten de spons konden vegen over eender welke wandaad)
Evolutie
MANIËRISME (“te speels”, “te verfijnd”)
préciosité (geridiculiseerd door Molière in “Les précieuses ridicules”)
metaphysical poets (John Donne)
Gongorisme, Marinisme (net als Donne cerebraal én zinnelijk)
elementen bij Hooft en Huygens
BAROK (“te zwaar”, “te ernstig”)
Conflict (typisch contrareformatie)
Rubens, Van Dijck, Jordaens
elementen bij Vondel
CLASSICISME (“te streng”, “te veel regels”)
Zie hier
Ronny De Schepper
(*) Alhoewel ik het in huis heb, heb ik zijn “Utopia” nog altijd niet gelezen (dat zou ik eigenlijk toch wel eens moeten doen), maar volgens Snoecks 81 baseerde hij alvast het uiterlijk van zijn ideale stad op Antwerpen.