In Judas keert de Israëlische schrijver Amos Oz terug naar het Jeruzalem van de winter 1959-1960. Student Sjmoeël Asj stopt om financiële redenen aan de universiteit en met zijn studie over Jezus in de ogen van de joden. Hij vindt een baantje in een oud huis in Jeruzalem waar hij met de oude man Wald dagelijks urenlang moet converseren en verder enkele kleinere taken moet vervullen in ruil voor kost en inwoon. In het huis woont ook de ongeveer 45-jarige vrouw Atalja, tot wie hij zich al snel aangetrokken voelt. Maar er hangt een mysterieuze sfeer in het huis, geleidelijk aan ontdekt hij dat zij de schoondochter van Wald is en dat Walds zoon in de oorlog van 1948 op gruwelijke wijze aan zijn einde kwam.
Atalja is bovendien de dochter van de overleden Sjealtiël Abarbanel, een man die een rol speelde in de joodse samenleving en een tegenstander werd van Ben Goerion omdat hij geen aparte Joodse staat wou en bevriend was met Arabieren. Abarbanel werd als verrader beschouwd en stierf volledig geïsoleerd in dit huis. Sjmoeël raakt geïnteresseerd in deze geschiedenis en is door zijn studie over Jezus ook geïntrigeerd door de bijbelse figuur Judas, die als een archetype van verrader geldt. Op deze manier introduceert Oz het thema van verraad in deze merkwaardige familiegeschiedenis tegen de achtergrond van de geschiedenis van joden en Palestijnen. Dit boek is dan ook op meerdere vlakken interessant. Bovendien is het erg sterk geschreven (voor zover te beoordelen op basis van een vertaling). Dus echt aan te raden literatuur!
Fons Mariën, 11/04/2016