Vijf jaar geleden maakte Ringo Starr bekend dat George Martin, de producer van The Beatles, was overleden. In januari was de man negentig jaar geworden.
Op 4 september 1962 namen de Beatles hun eerste plaat op in EMI’s tweede studio in St.John’s Wood (Londen). Als producer werd George Martin binnengehaald, een klassiek geschoold muzikant (*), die tot dan toe een zeker succes had behaald met het producen van jazz- en comedy-platen (o.a. van Spike Milligan en Peter Sellers) en welgeteld één pophit had gehad, namelijk “Be my girl” van Jim Dale. Brian Epstein had dan ook niet veel vertrouwen in hem, maar de Beatles zelf paradoxaal genoeg wél, omdat ze grote fans waren van Peter Sellers. Dat de overal afgewezen Beatles zo’n opmerkelijk gevoel hadden voor humor was trouwens voor Martin juist de aansporing om het dan toch eens met hen te proberen.
“I chose Love Me Do as the best of the bunch in the end. It was John’s harmonica which gave it its appeal,” aldus George Martin in “The Beatles, the authorised biography”, p.175. Drummer Pete Best mocht van George Martin niet meespelen. Ook de andere Beatles vonden dat Best er eigenlijk niet bijhoorde en zij vonden dit het ideale moment om Ringo Starr aan te werven, maar toen die in de studio arriveerde, was George Martin hierop niet voorzien en had hij reeds studiomuzikant Andy White laten komen, die dan ook op de single drumt. Op de elpee is echter wél Ringo te horen.
Toch is Martin nooit een echte “fan” van Ringo geweest. Dit bleek ook nog eens bij de opname van “Back in the USSR” op 22 en 23 augustus 1968. Ringo kondigde toen aan dat hij uit The Beatles stapte, omdat Paul kritiek had op zijn manier van drummen. Volgens George Martin was Paul inderdaad een betere drummer dan Ringo… Paul McCartney ging dan maar aan de drums zitten, terwijl Ringo met zijn familie op vakantie naar Sardinië vertrok.
Toch valt er nog iets te zeggen over Yellow Submarine, het bekendste nummer van Ringo. In het instrumentale tussenstukje is naast het Nederlandse “Aan de stijgers !” ook in het plat Antwerps over de intercom te horen: “Mokt dadde geried zet” (= Maak dat je klaar bent). Geen idee waarom George Martin en de Fab Four juist deze scheepvaarttermen in de opname gebruikt hebben, tenzij dit iets te maken heeft met het verleden van vader Lennon…
De tweede single die The Beatles opnamen, na “Love me do”, was “Please please me”, die in het begin van 1963 zou uitkomen. Het verhaal dat “Please please me” oorspronkelijk een Roy Orbison-achtige ballade was, is natuurlijk al gekend, minder gekend is echter dat het George Martin zou geweest zijn die zou gevraagd hebben dit nummer uptempo te zingen.
De eerste elpee van The Beatles kreeg net als deze single, de titel “Please please me” mee. Producer George Martin had aanvankelijk in gedachte het album “Off the Beatle Track” te noemen en hij had overwogen het album in The Cavern Club met publiek op te nemen, reden waarom hij op 9 december 1962 een bezoek aan de club had gebracht om de technische mogelijkheden te bekijken. Vanwege de tijdsdruk besloot hij echter de opnamen in de EMI Studios te laten plaatsvinden. Martin zei hierover: “De opname was even recht door zee als hun optredens op toneel – min of meer een uitzending.”
Om het album 14 nummers te laten hebben (Britse 12-inchplaten hadden in die tijd gewoonlijk zeven nummers op elke kant), moesten er nog tien nummers toegevoegd worden aan de vier kanten van hun eerste twee singles die daarvoor waren opgenomen en uitgebracht. Daarom begonnen The Beatles op 11 februari 1963 om 10.00 uur met George Martin aan de opname van wat feitelijk hun liveoptreden van 1963 was en die 585 minuten (9 uur en 45 minuten) zou gaan duren.
De hele opnamesessie van die dag kostte ongeveer £400. “Parlophone had niet veel geld. Ik werkte met een jaarbudget van £55.000”, aldus George Martin. Van dit budget moesten alle artiesten worden betaald die bij Parlophone waren ondergebracht. Op basis van een overeenkomst met de muzikantenbond, de Musicians’ Union, kreeg elke Beatle een vergoeding van 7 pond en 10 shilling per opnamesessie van 3 uur.
Welk een revolutie die eerste Beatleplaten ook mogen veroorzaakt hebben, toch moeten we ze nu ook weer niet overdreven bewieroken. Zo zegt Paul McCartney b.v.: “Ik heb onlangs nog gemerkt dat op die eerste Beatle-singels eigenlijk niet eens bas of drums te horen waren. Please please me, Twist and shout dat zijn doodsimpele opnamen, maar John zingt er zo ontzettend goed op dat die songs de zogenaamde tand des tijds zullen doorstaan. We hadden toen wel geen sound, maar we hadden wel iets.”
Of zoals Raymond van het Groenewoud het formuleerde in Humo (reeds in februari 1975): “Zoals John Lennon Twist and shout schreeuwde, had nog niemand muziek gemaakt. Ik voelde dat aan als heel anti-conformistisch, als protest en wat volgde was al navenant: rafelige jeans en lang haar.”
Daar staat tegenover dat George Martin poneert: “John en Paul hielden van elkaar, anders hadden ze het samen geen dertien jaar volgehouden. John zei altijd wat hem op het hart lag, Paul was diplomatieker en gevoeliger voor de publieke opinie. Paul zou nooit verklaard hebben dat The Beatles populairder waren dan Christus, maar John kon zijn grote mond niet houden en veroorzaakte een enorme rel. Dat was het verschil tussen hen, maar ik ben er bijna zeker van dat ze hetzelfde dachten. Ze waren heel solidair, weet je. Ze namen het altijd voor mekaar op, ze beschermden mekaar echt, zoals een Liverpoolse jeugdbende dat zou doen. Ze vormden een echte eenheid, een groep in de ware zin van het woord. Epstein en ik stonden daarbuiten.”
Anderzijds bekloeg John Lennon zich vele jaren later dat zijn nummers nooit echt klonken zoals hij het wilde, “terwijl er voor composities van Paul wél steeds tijd was om nog wat schoonheidsfoutjes weg te werken”.
Producer George Martin ontkent dit ten stelligste: “Als er iemand reden tot klagen had, dan was het George Harrison. Maar ik geef toe dat Paul beter zijn huiswerk deed.” De onvrede van John kwam dan ook voort uit het feit dat hij, in tegenstelling tot Paul, zich niet veel van studiotechniek aantrok. Hij zei b.v.: “Voor deze song wil ik een oranje geluid” en dan kon George Martin het maar uitzoeken!
Dat perfectionisme van Paul zou trouwens tot de split van de groep bijdragen, want de andere drie konden uiteindelijk niet langer verdragen dat hij zich als een soort van “producer” ging gedragen.
De onvrede van John zou daarna wel aanleiding geven tot een serieuze aanvaring tussen hem en George Martin (wat laatstgenoemde aan het LSD-gebruik van de eerste wijt), namelijk wanneer deze met de banden van “Let it be” naar Phil Spector trok. Phil Spector die er nota bene alle truuks mocht mee uithalen die John aan Martin had verboden en dat ondanks het feit dat Spector ooit had verklaard:“The Beatles maakten platen, ik maakte Kunst.” Toen George Martin voor “Abbey Road” toch opnieuw werd aangezocht, weigerde hij uiteraard, tot hij ‘carte blanche’ kreeg.
Mijn eigen voorkeur, dat is bekend, gaat uit naar de single “Penny Lane” met op de keerzijde “Strawberry Fields”. Deze nummers waren eigenlijk voor een elpee bestemd, die later als “Sgt.Pepper’s Lonely Hearts Club Band” zou worden uitgebracht. Maar aangezien de opnamen aansleepten en de pers een beetje vervelend begon te doen (“The Beatles zijn leeg geschreven“) drong Brian Epstein erop aan om een sterke single uit te brengen. “En in die tijd vonden we het volksverlakkerij om een single nadien nog eens op een elpee te zetten,” zucht George Martin, “de stomste fout die ik ooit in mijn leven heb begaan.”
Peter Cnop zegt dan weer: “De heisa rond Sgt.Pepper heb ik nooit goed begrepen: het enige echt revolutionaire zit in de nieuwe opnametechnieken en het productiewerk van George Martin, muzikaal vind ik het nog altijd een stap terug tegenover Revolver. En vergelijk dan Revolver ‘ns met Aftermath van The Rolling Stones om te horen waar eerst nieuwe zaken aan bod kwamen. Laat ons het er maar op houden dat er veel in de lucht hing in 1966, zoals Zappa’s Freak Out en het werk van de Beach Boys, en vermoedelijk ook nog wat vastere substanties, waar iedereen zijn inspiratie heeft kunnen in vinden.”
Jean Blaute: “Weet je, zoals zovelen van mijn tijdgenoten was ik als kind een Beatlesfan, maar in tegenstelling tot mijn vriendjes wilde ik niet John Lennon of Paul McCartney zijn, maar wel George Martin. Zijn naam was mij opgevallen op de platenhoezen: produced by George Martin. Eerst begreep ik niet wat dat wilde zeggen, maar toen er violen en toeters en blazers bij te pas kwamen snapte ik dat die George Martin daarvoor verantwoordelijk was. Hij werd mijn rolmodel.”
En tot slot een bedenking van Johan Thielemans: “Vooral de linkerzijde heeft het moeilijk om over het genieten te praten. Er is wat, zonder enige kwaliteitswaarde, en de mensen genieten daarvan. En de linkerzijde vindt dat soort genot verdacht. Zo kan ik me niet herinneren of wij destijds in Tliedboek over Sgt.Pepper hebben geschreven. Maar we hadden het wel moeten doen. In Tliedboek besteedden we namelijk nogal wat aandacht aan de teksten en op dat gebied is Sgt.Pepper zeker interessant. Ik heb mij die elpee trouwens persoonlijk aangeschaft, wat voor mij uitzonderlijk is voor dat soort muziek. Al moet ik er wel onmiddellijk aan toevoegen dat mijn zoon, die toen nog heel klein was, een kind eigenlijk nog, een geweldige Beatle-fan was. Ikzelf onthou van die elpee vooral A day in the life, When I’m 64 en Lovely Rita. Dat staat allemaal nu nog goed overeind, vind ik. Ik zou trouwens ook op de invloed van producer George Martin willen wijzen. Die probeerde het popidioom te verbreden zonder dat het pompeus werd of met valse pretentie. Dit dan in tegenstelling tot de symfonische pop die daarop zou volgen.”
Ronny De Schepper
(*) Meer bepaald als hoboïst (z’n hobolerares was Margaret Eliot, de moeder van Jane Asher, waarmee Paul McCartney later een verhouding zou hebben). Maar het is vooral als pianist dat George Martin op Beatle-platen is te horen, met name op “Lady Madonna” en vermoedelijk ook op “Rock’n’roll music”. Anderzijds moet men zich van Martins capaciteiten als “klassiek” musicus nu ook weer niet te veel voorstellen. Hij heeft zelf altijd toegegeven dat hij de klavecimbelsolo op “In my life” trager heeft gespeeld dan op de plaat is verschenen (de snelheid van de band is m.a.w. opgevoerd). En het is nu niet dat deze solo te vergelijken is met die uit het vijfde Brandenburgs concerto van Bach b.v.!