85 jaar geleden behaalde het Frente Popular (het Volksfront, een samengaan van de Trotskistische POUM met de PCE, de Spaanse communistische partij) de overwinning in de Spaanse verkiezingen, een overwinning die uitbundig werd gevierd (foto).
Na de verkiezingen probeerde Franco de demissionaire premier te overtuigen om een staat van beleg af te kondigen en te weigeren om de Volksfront als regering te benoemen. Er kwam echter toch een nieuwe linkse regering onder leiding van Manuel Azaña. Leden van de partijen Izquierda Republicana, Unión Republicana, Esquerra Republicana de Catalunya en Galicische autonomisten vormden de minderheidsregering, die wel werd gesteund door de andere partijen van het Volksfront in het parlement, zoals de Spaanse Socialistische Arbeidspartij en de Communistische Partij van Spanje. Franco zelf werd verbannen naar Las Palmas, één van de Canarische Eilanden, maar de falangisten (gesteund door de clerus) gingen door met het plegen van aanslagen, waarbij tal van prominente linkse leiders werden vermoord. Toen op 16 april falangisten met machinegeweren op arbeiders in Madrid schoten, waarbij drie arbeiders werden gedood en ongeveer veertig werden gewond, begon ook links zijn eigen militie op te zetten. Toch duurde het nog tot 17 juli 1936 vooraleer men echt van een staatsgreep kon spreken. De moord op de monarchistische politicus José Calvo Sotelo op 12 juli (zelf een reactie op de moord op luitenant José Castillo van de Guardia de Asalto door falangisten) vormde formeel de aanleiding, maar de plannen voor een coup lagen al geruime tijd klaar. Het leger van Spaans-Marokko onder leiding van een teruggekeerde Francisco Franco kon oorspronkelijk de Straat van Gibraltar niet oversteken doordat de marine de republikeinse regering was trouw gebleven, maar Hitler en Mussolini stuurden daarop transportvliegtuigen die de koloniale troepen in de eerste luchtbrug in de geschiedenis overvlogen naar Burgos. Vanuit Burgos rukte Franco dan verder op naar het noorden…
“Nog steeds weet iedere dorpeling feilloos aan welke kant zijn buurman stond,” schrijft Humo en dat is terecht, ook al zijn de “echte” dorpelingen en buurmannen ondertussen ver uitgestorven. Maar het leeft door in de kinderen. Toch is er bij mijn weten nog zo goed als niets verschenen over de invloed van de Spaanse Burgeroorlog op het wielrennen. Nochtans moet deze gebeurtenis nog een veel grotere wig hebben gedreven tussen de twee partijen dan bijvoorbeeld in Italië het geval was (zie elders op deze blog). En in het voetbal vind je dat alleszins zeer goed weerspiegeld. Met name Real Madrid was het uithangbord van Franco en uiteraard stond F.C.Barcelona symbool voor het verzet. “Toch zit de historische werkelijkheid genuanceerder in elkaar,” schrijft Bart Lagae (*). “Niet alleen Barcelona maar ook Real Madrid bood tijdens de burgeroorlog verzet tegen Franco. Madrid-voorzitter Rafael Sánchez Guerra werd door militairen van Franco gearresteerd en gevangen gezet voor zijn steun aan de (linkse) republiek. Na de burgeroorlog was niet zozeer Real Madrid de ploeg van ‘de macht’, wel de buren van Athletic Aviación, in 1939 opgericht door het leger. Het latere Atlético Madrid won meteen twee keer de titel. FC Barcelona kwam in handen van Franco-gezinde fascisten. Pas met de komst van voorzitter Santiago Bernabéu kreeg Real Madrid het stempel ‘ploeg van Franco’. Niet vanwege de sympathieën van voorzitter of spelers, wel omdat de Europese successen tussen 1955 en 1960 Spanje (en zijn geïsoleerde dictator) aanzien gaven in Europa.”
Uit een andere bron heb ik dan weer vernomen dat Franco wel degelijk ingreep ten voordele van Real. Zo had FC Barcelona de diensten van de Argentijnse sterspeler Alfredo di Stefano aangetrokken, maar toen Franco merkte hoezeer deze speler de uitslag van een match kon beïnvloeden, werd hij gedwongen over te stappen naar Real Madrid. Gevolg: vijf opeenvolgende overwinningen in de Europacup 1 om maar iets te noemen…
Maar laat ik opnieuw Bart Lagae aan het woord: “Met het antifascistische verzet van FC Barcelona viel het al die jaren behoorlijk mee. Anders dan Athletic de Bilbao (waar enkel Baskische spelers welkom waren) voerde FC Barcelona geen anti-Spaans, laat staan een anti-Franco-beleid. Maar Catalaanse nationalisten voelden zich aangetrokken tot de ploeg die ze ‘més que un club’ (meer dan een club) noemden – nu nog steeds de slogan van Barcelona. Pas na de dood van Franco mocht het Catalaans de officiële taal van FC Barcelona worden en mochten de kleuren van de Catalaanse vlag de kapiteinsband sieren. Links was de club dan al lang niet meer – Barça onderhoudt nauwe banden met het koningshuis en met de kerk. Catalaans is ze meer dan ooit – clubleiders en (enkele) spelers steunen openlijk het ‘Estatut’, de omstreden Catalaanse onafhankelijkheidsverklaring.”
In het wielrennen zou – volgens een Baskische wielerliefhebber – dat antagonisme zich later weerspiegelen in de tweestrijd tussen de Bask Jesus Lorono en Federico Bahamontes, de fameuze “adelaar van Toledo”. Maar buiten een toevallige naamsovereenkomst (Franco heette eigenlijk Francisco Franco Bahamontes) en enkele sportieve conflicten met name in de Vuelta’s van 1955 tot en met 1961 kan ik hiervan geen aanwijzingen vinden (**).
ALBERT DE CONINCK
Laten we echter eerst even teruggaan in de geschiedenis, aan de hand van de publicatie ”De oorlog in Spanje 1936-1939” van Albert De Coninck: “Nooit in de geschiedenis werd de openbare opinie zo misleid en gemanipuleerd als tijdens de oorlog in Spanje. De oorlog in Spanje duurde van 18 juli 1936 tot 1 april 1939 en zette Spanje in vuur en vlam. Die manipulatie van de openbare opinie in de wereld wordt tot op heden verder gezet. De oorlog in Spanje werd en wordt nog steeds voorgesteld als een ‘burgeroorlog’. Door die oorlog als burgeroorlog voor te stellen lukte men erin de Duits-Italiaanse agressie te verstoppen en een politiek van ’niet-interventie’ op te leggen, die uiteindelijk de republiek zou wurgen. Ook de linkerzijde liep in de val. Nog altijd hebben heel wat auteurs van links het over ‘de Spaanse burgeroorlog’, het Spaanse drama dat zich afspeelde van 1936 tot 1939 was heel wat anders dan een burgeroorlog. In de eerste weken wekte het de schijn van een binnenlands conflict, maar vrij spoedig werd het duidelijk dat zich daar de proloog van de Tweede Wereldoorlog zich afspeelde. Amper vijf maanden na de nederlaag van de Spaanse republiek brak de Tweede Wereldoorlog in volle hevigheid los.”
DE JAREN DERTIG
De aanloop naar de burgeroorlog (***) kwam er in 1931, toen koning Alfonso XIII ten val kwam omdat hij de militaire kaste begunstigde, met de grondwet knoeide en progressieve politici van zich vervreemdde. De tweede Spaanse republiek werd uitgeroepen, kerk en staat werden gescheiden, privilegies van topmilitairen aan banden gelegd. Spanje werd een asielplaats voor mensen die Duitsland en Italië ontvluchtten omdat daar het fascisme aan de macht kwam.
Maar hoge officieren, landeigenaars, kerkleiders en conservatieven complotteerden meteen tegen deze nieuwe staatsvorm. Bovendien nam de sociale onrust toe, met algemene stakingen in Valencia en Zaragoza in 1934, straatgevechten in Madrid en Barcelona en een bloedige opstand van mijnwerkers in Asturias, toen al neergeslagen door Francisco Franco.
Regeringscrisissen leidden tot de verkiezingen van 16 februari 1936. Die brachten een Volksfrontregering aan de macht, een coalitie van republikeinen, socialisten, communisten en syndicalisten. Op 18 juli 1936 mondde een zorgvuldig voorbereide samenzwering uit in een opstand van militairen tegen de verkozen regering. De leider van de rebellen was opnieuw generaal Franco. Hij liet zich op 1 oktober 1936 in Burgos tot staatshoofd uitroepen van een nationalistische regering. De republikeinse regering werd op dat moment geleid door de socialist Francisco Largo Caballero, die in mei 1937 werd opgevolgd door zijn partijgenoot Juan Negrin. Op 6 november 1936 was de rechtmatige regering overigens reeds verhuisd van Madrid naar Valencia.
Eind augustus 1936 hadden de buitenlandse vrijwilligers van de Spaanse regering de toelating gekregen om zich als ”internationalen” te organiseren. Zij werden als delen aan het Spaanse leger toegevoegd en onder leiding geplaatst van de hogere Spaanse legerleiding. Vooraf werd in Frankrijk met verschillende betrokken partijen besloten een “internationaal antifascistisch vrijwilligersleger” op te richten. Zij kwamen van overal en waren uiteindelijk met 40.000. Als men rekent dat het Duitse Condorlegioen met 10.000 man was en de Italiaanse fascisten met 50.000, is het duidelijk dat er was niet zozeer een gebrek was aan vrijwilligers, wel aan wapens, al werden die wel door de Sovjetunie geleverd (evenals een aantal “adviseurs”), maar tegen de 48 Duitse bommenwerpers en 48 dito jachtvliegtuigen en 700 Italiaanse vliegtuigen, was dit uiteraard peanuts.
DE INTERNATIONALE BRIGADES
Op 8 november 1936 werd de eerste internationale brigade ingezet in Madrid. Samen met de Spanjaarden vormden zij vrijwel onmiddellijk “gemengde brigades, brigades mixtas”. Als voorbeeld voor het Republikeinse leger heeft de vijfde brigade meer dan 50.000 vrijwilligers naar het front gezonden. Van de 20.000 vrijwilligers in augustus 1937 bevonden zich slechts 8.000 aan het front in de eerste linies.
De 11de brigade werd tijdens de strijd om Madrid ingezet. De aanvallen van de Francotroepen duurden tot eind december. Madrid bleef echter in de handen van de republikeinen. De verschillende aanvallen op Madrid werden steeds afgeslagen. Er kwam een nieuwe aanval op 3 januari 1937, gevolgd door een aanval via het Jarama front en dan een aanval via Guadalajara. Telkens zonder succes voor de Francotroepen, ondanks de steun van het Duitse condorlegioen van de Luftwaffe en het zeer goed uitgeruste Italiaanse expeditieleger. Dit laatste werd volledig verslagen. Ondertussen vierden spionage en contraspionage hoogtij en dit meestal ten nadele van de republiek. De term “vijfde colonne” is in die periode gelanceerd en later tijdens de Tweede Wereldoorlog een begrip geworden.
Op 1 juni 1937 riepen de Spaanse bisschoppen de rebellie van de generaals tegen de verkozen regering uit tot een “rechtvaardige oorlog”. Die werd nu een cruzada (kruistocht) tegen de “goddelozen”. Dat kerkelijk standpunt trok de resten van het politieke centrum naar Franco.
De brigades hebben deelgenomen aan enorm veel gevechten. Aan het einde van de oorlog zaten er ongeveer 6.000 leden van de brigades aan de Franse grens vast. De Franse legerleiding heeft hen opgesloten in concentratiekampen. De tol aan mensenlevens tijdens de Spaanse oorlog was zeer hoog: 580.000.
Door toedoen van de niet-interventiepolitiek was de strijd gestreden en namen de internationalen afscheid van Spanje te Barcelona. Zij werden toegesproken door “La Passionaria” Dolores Ibarruri: “U spreekt de meest verschillende talen, maar we begrijpen elkaar. U kunt vertrekken, het hoofd omhoog. U bent geschiedenis geworden, U bent legende geworden. Wij zullen U niet vergeten, wanneer de olijftak van de vrede zich opnieuw met bladeren zal tooien, gemengd met de zegevierende lauwer kransen van het Republikeinse Spanje, kom dan terug. En U vrouwen en mannen van Spanje vertel aan Uw kinderen dat deze mannen over oceanen en bergen in ons land zijn gekomen om de vrijheid te verdedigen. Vertel hoe zij alles hebben achtergelaten, hun vaderland, hun dorp, hun huizen, vaders, moeders, echtgenotes, zusters, broeders en kinderen om tot bij ons te komen en te zeggen: hier zijn we, Uw zaak, de zaak van Spanje is ook onze zaak. Vandaag nemen zij afscheid, trekken zij weg. Maar velen onder hen blijven hier, met als doodsbed de Spaanse aarde, en alle Spanjaarden zullen zich hen herinneren.”
LA PASSIONARA
Dolores Ibarruri werd geboren in 1895 te Gallasta (Spanje) als achtste van elf kinderen. Deze Spaanse communistische leidster werd plotseling een begrip in het begin van de Spaanse oorlog. In 1936, daags na de opstand van de generaals, sprak Dolorés voor duizenden Madrilenen de ondertussen historisch geworden woorden ”No passaran”, ze zullen er niet door komen. Twee woorden die wereldwijd gekend zijn en gebruikt worden als slogan in de strijd tegen fascisme en in de sociale strijd. Zij beschikte over een enorm sprekerstalent en haar toespraken waren hevig en fel. Gedurende enkele jaren trok zij van het ene front naar het andere om vrijwilligers en Republikeinse soldaten moed in te spreken. Duizenden mensen trokken zich op aan haar uitspraken zoals “liever staande sterven dan op de knieën te leven”, ”het is beter de weduwe te zijn van een held dan de vrouw van een lafaard”.
Dolorés Ibarruri volgde, net als de andere Spaanse communisten, een “front popular”-politiek. Die ging ervan uit dat het verslaan van de fascisten het eerste doel was en dat voor deze strijd alle krachten dienden te worden verenigd, los van enige ideologie. De sociale revolutie kwam op het tweede plan.
Dit was ook de politiek van Stalin die het oorlogsgevaar onderkende dat van Hitler uitging en daarom wilde dat de Sovjetunie aanvaardbaar was als bondgenoot voor Frankrijk en Groot-Brittannië. Voor dat doel wilde hij niet de indruk wekken in Spanje een radicale sociale revolutie te steunen.
Die politiek bracht de Spaanse communisten in conflict met de anarchisten, de anarcho-syndicalisten en de POUM (de Arbeiderspartij voor Marxistische Eenmaking). Deze extremisten wilden dat de burgeroorlog tegelijk een sociale omwenteling inluidde.
“Maar het is nog altijd zo dat van 1936 tot 1939 de communisten de enigen waren die een juiste interpretatie gaven van de Spaanse Burgeroorlog en van de houding van de Verenigde Staten, Duitsland, Frankrijk enzovoort. Het bewijs hiervan was de toenemende macht van Hitler en Mussolini in de Tweede Wereldoorlog.” (Patricia Highsmith, Edith’s Diary, p.13)
De communisten hadden sowieso al geen hoge pet op van de anarchisten, die per definitie totaal ongedisciplineerd en zeer slecht georganiseerd waren en dus vatbaar voor infiltratie door de nationalisten. Toch wonnen de anarchisten aan aanzien bij de bevolking, omdat zij het volwassenonderwijs verzorgden in een maatschappij die nog erg analfabeet was.
Om gelijkaardige redenen liepen de communisten evenmin hoog op met de POUM, die zij als trotskistisch beschouwden, ook al werd de partij door Trotski zelf bekritiseerd, waarna de partijleider Andres Nin in 1933 met Trotski had gebroken.
Voor hun bezwaren tegen beide strekkingen vonden de communisten gehoor in de republikeinse regering. Vanuit die Volksfrontregering begon de repressie tegen anarchisten en POUM. De tegenstellingen leidden van 23 april tot 8 mei 1937 in Barcelona tot een ware stadsoorlog en was de inleiding tot de nederlaag van de republikeinen tegen de nationalisten. Tegen oktober 1937 hadden de nationalisten de hele noordkust veroverd. Dan begon een ware uitputtingsoorlog. Een zware klap kregen de republikeinen toen de nationalisten in april 1938 een wig dreven door hun gebied en de Middellandse Zee bereikten.
In december van dat jaar rukten Franco’s troepen op naar Catalonië en dreven ze de republikeinen noordwaarts, naar Frankrijk. Op 5 maart 1939 trok de republikeinse regering trouwens in ballingschap naar dat land. Eind maart begonnen de meeste republikeinse legers zich over te geven. Op 28 maart rukten de nationalistische legers Madrid binnen. De oorlog was zogezegd voorbij, maar niet helemààl natuurlijk. Militaire rechtbanken velden nog vijftig duizend doodstraffen, waarvan de helft ook effectief werd uitgevoerd. 270.000 mensen belandden in de gevangenis. Het katholicisme werd opnieuw staatsgodsdienst. Echtscheiding bijvoorbeeld werd opnieuw verboden.
Dolorés Ibarruri moest na de Spaanse oorlog bescherming zoeken in de Sovjet-Unie. Reeds vroeger waren haar kinderen daar naartoe om te studeren. Eén van haar zonen sneuvelde in 1942 in de slag om Stalingrad. In 1976, na de dood van Franco, keerde zij na 30 jaar ballingschap terug naar Spanje. In 1989 is zij daar op de leeftijd van 94 jaar overleden.
DE RONDE VAN SPANJE
Het eerste “slachtoffer” van de Spaanse Burgeroorlog, op wielervlak dan, was uiteraard de Ronde van Spanje, die pas in 1935 van start was gegaan, met nog een tweede aflevering het jaar daarop, beide overigens gewonnen door onze landgenoot Gustaaf Deloor. De derde editie had plaats in 1941, mede dankzij de steun van Franco. Wegens de oorlogsomstandigheden namen uitsluitend Spanjaarden deel (slechts 28 overigens), met uitzondering van vier “neutrale” Zwitsers. De Spaanse ploegen waren ingedeeld op basis van voetbalploegen (zoals dat b.v. ook lange tijd het geval is geweest in Portugal), waarbij de bekendste renners gegroepeerd waren in R.C.D.Espanol (Julian Berrendero, Fermin Trueba, Delio Rodriguez, Diego Chafer e.a.). Er was ook een ploeg van F.C.Barcelona (met Escuriet, Sancho, Izquierdo, Botanch e.a.), maar over een ploeg van Real Madrid vind ik niks terug in mijn bronnen. Ik ken niet veel van voetbal af, maar ik heb de indruk dat op dàt moment de ploeg van Espanol de functie vervulde die Real Madrid later zou hebben. Maar misschien trek ik te vlug conclusies want Delio Rodriguez was ook een Catalaan (of zou zijn afwezigheid in de ploeg van Barcelona dan toch iets te betekenen hebben?).
DE JAREN VIJFTIG
In de jaren vijftig was er dan een wielerploeg die gewoonweg Guardia de Franco heette. Er waren blijkbaar verschillende regionale afdelingen, maar de bekendste is ongetwijfeld die van Madrid. Als je dan de individuele geschiedenis van die jongens nagaat, dan blijken die later (bijna) allemaal bij Licor 43 terecht te komen. In de Ronde van Portugal sponsorde deze drankenfirma trouwens reeds de Guardia‑ploeg toen die nog als dusdanig bekend stond. Pikant detail: in zijn laatste jaar als beroepsrenner reed ook Lorono voor Licor 43.
Nu, in “Con la ficha de la Espanola, 1960-2003” van Javier Bodegas en Juan Dorronsoro staan meestal lichte Licor‑truien (wit of eventueel geel, dat kan ik op zwartwit‑foto’s niet zien). Maar in de bekende dubbele reeks prentjes van 1959‑1960 dragen Iturat, Trobat en Marigil een rood‑zwarte trui naar “de rood-zwarte vlag die fascisten en anarchisten om de een of andere onbegrijpelijke reden deelden…” (Antonio Munoz Molina, De nacht der tijden, p.43)
Ronny De Schepper
(met dank aan Stephan van Uijtregt en Jan De Smet)
(*) Bart Lagae, Hoe de Clasico oorlog werd, Het Nieuwsblad, 20 april 2011.
(**) En dan dient gezegd dat de duels met Julio Jimenez in het begin van de jaren zestig nog legendarischer waren, aangezien die werden verdergezet… in bed. Toen Bahamontes het niet meer kon halen tegen dit opkomende klimtalent dook hij immers met mevrouw Jimenez de koffer in. Tenzij dit een even grote legende is als het feit dat Bahamontes op de top van de Galibier een ijsje zou hebben gegeten (dit gebeurde namelijk op de Col de Romeyère, bijlange na niet zo’n reus als de Galibier en bovendien moest Bahamontes toch wachten omdat zijn fiets aan herstelling toe was).
(***) Alhoewel Albert De Coninck in principe gelijk heeft, hanteer ikzelf toch ook de term “Spaanse Burgeroorlog” omdat hij nu eenmaal zo ingeburgerd is.
Bronnen
– De beschrijving van de strijd tussen communisten en anarchisten komt uit een artikel (« Republikeins kamp verscheurd ») van Francis Van Den Berghe uit De Standaard van 20/10/1995. Dit artikel verscheen in de marge van een bespreking van de film « Land and Freedom » van Ken Loach, een film die « zich kennelijk aansluit bij de opvatting (…) dat de ‘revolutie’ in de rug werd gestoken door Stalins ‘raison d’état’ en, op diens bevel, door de Spaanse communisten ».
– La leyenda de la Vuelta a Espana, Ciclismo a fondo, Especial num.06
– “Con la ficha de la Espanola, 1960-2003” van Javier Bodegas en Juan Dorronsoro
– Deporte en la guerra civil, van Julián García Candau (http://www.libreriadeportiva.com/L20107-el-deporte-en-la-guerra-civil.html)
– Planes d’esport, artikelen over de Volta a Catalunya aan de vooravond van de Spaanse burgeroorlog van Joan M. Planes (zelf slachtoffer van Franco), vorig jaar gebundeld door de Catalaanse sportjournalist Jordi Finestres (http://www.columnaedicions.cat/www/proa/ca/sala-premsa/impactes/impacte.html?id=24)
– Jan De Smet signaleert me dat er nog een goed Nederlandstalig boek over de Vuelta op de markt is: http://webwinkel.volkskrant.nl/boeken/sport/leve-de-vuelta-lucy-fallon-en-adrian-bell-boeken.html
Daarin toch wel beschreven de gevolgen van de burgeroorlog en zo. Een aanrader.