0m z’n dertigste verjaardag te vieren pakte het Nederlands Toneel Gent 25 jaar geleden uit met een 100% Nederlandstalig repertorium, waaronder de creatie van Blankenberge, het eerste stuk van Tom Lanoye sedert De Canadese Muur.
Dit stuk, dat hij in samenwerking met Herman Brusselmans had geschreven, speelde zich letterlijk en figuurlijk op twee niveaus af. Bij Blankenberge is dat alleen maar letterlijk het geval. Boven de gelijknamige ‘brasserie’ aan onze kust bevinden zich immers de kamers van de eigenares Lucy en haar zoon Kurt, van twee werkstudenten Philippe en Brigitte en van een inwonende dienster Carine. Daarnaast maken we nog kennis met een oude pedofiel Bertje Verdurme, die een oogje heeft laten vallen op het Marokkaanse keukenhulpje Idriss, en een politieagent Armand Mortier, van wie het niet helemaal duidelijk is of hij de weduwe dan wel de brasserie zelf op het oog heeft,
Aangezien Tom Lanoye naast de klassieke eenheid van plaats ook de eenheid van tijd respecteert (het stuk speelt zich af op de laatste dag van het toeristische seizoen), ligt het voor de hand dat hier een boel tegenstellingen broeien: een generatieconflict over de toekomst van de brasserie, een conflict tussen het vaste en het tijdelijke personeel, tevens een conflict tussen arbeiders en intellectuelen, en tenslotte het racisme dat overal aanwezig is. Voeg daarbij nog de broeierige hitte van de hondsdagen en het is niet te verwonderen dat de naam Tennessee Williams voortdurend opduikt.
Eigenlijk zou dit een compliment moeten zijn, maar tegelijk voegt men er dan aan toe dat
Lanoye er niet in slaagt zijn personages de anekdotiek te laten overstijgen. Daarvoor zouden we dan echter het manuscript moeten inkijken, want het kan toch ook wel liggen aan de erg realistische enscenering van Senne Rouffaer. Bovendien laat deze ouwe theaterrat zich tot een aantal onbegrijpelijke fouten verleiden. Zo verlopen de overgangen soms erg stroef en worden acteurs als Herman Coessens (agent), Bob Van Der Veken (Bertje), Pedro Edo (Idriss) en zelfs Magda Cnudde (Carine) nu niet bepaald tot glansprestaties gedreven. Maar daar staat dan tegenover dat Eddy Vereycken als de wat losgeslagen zoon des huizes een verpletterende indruk maakt, terwijl hij toch ook goed van repliek wordt gediend door Blanka Heirman als zijn moeder en vooral door Peter Marichael als de jobstudent. Carla Hoogewijs tenslotte is onbetekenend, zolang zij de rol van een onbetekenend dienstertje moet vertolken. Maar Brigitte heeft slechts één wens en dat is zangeres worden. Op dat moment mag ook Carla in een Nederlandse versie van “Stop” van Sam Brown eens uit de bol gaan. Het zal tevens de ontlading zijn van alle opgekropte passies.
“Blankenberge” was reeds uitverkocht vooraleer de productie van start ging (maar geen nood: het NTG had meteen een aantal extra-voorstellingen voorzien). Zullen de meeste toeschouwers wellicht gereserveerd hebben omdat zij zich aan een Vlaamse versie van “Benidorm” verwachtten, zoals Tom Lanoye zelf zegt, dan zal precies dit publiek toch niet ontgoocheld naar huis gaan. Weliswaar wordt er maar af en toe gelachen (en dan nog met de grimlach), maar anderzijds worden zij als liefhebbers van “soap-series” op hun wenken bediend. En, toegegeven, dat alle voorstellingen bij voorbaat uitverkocht waren, had natuurlijk ook wel te maken met het feit dat “Blankenberge” in de kleinere NT2-zaal op de Minnemeers wordt gespeeld.
In een later interview vertelde Tom Lanoye me: “De kritieken waren gematigd negatief, zelf zou ik het de grond ingestampt hebben. Het was veel te braaf, veel te klassiek, veel te traditioneel, veel te risicoloos, niet rauw genoeg. Het stuk wordt veel te veel au sérieux genomen en tegelijkertijd niet au sérieux genoeg. Eigenlijk zou dit een soort Twin Peaks moeten zijn geworden, waarbij alle cliché’s als cliché’s worden opgevoerd. Bovendien zit je met die eeuwige productiedwang in het Vlaamse theater: regisseur Senne Rouffaer was de laatste week voor de première zelfs niet eens meer te bereiken omdat hij Beckett zat te repeteren in de K.V.S.! Die kwam afgepeigerd toe. Wat wil je dan? Wat we hier te zien kregen is gewoon een basis om op verder te werken. Het zal ook wel aan mij liggen, aan onmogelijke zaken in de tekst. Maar ondertussen weet ik dat àlles kan in het theater, als men maar vindingrijk genoeg is. En dat had ik van dergelijke vakmensen toch wel verwacht. Ook in Blankenberge is er, net als in Komieken (rond diezelfde periode in het MMT opgevoerd, RDS), een spanningsveld tussen de vulgariteit en het poëtische. Die ouwe janet, gespeeld door Bob van der Veken, moet b.v. op een bepaald moment die jonge Marokkaan pijpen. Ik weet natuurlijk dat dit niet kan op scène, maar vind daar dan toch een equivalent voor, verdomme. Nu zaten ze gewoon in de duinen wat over poëzie te spreken, ja zeg. De masturbatiescène van het would-be zangeresje b.v., die moet veel sensueler, zodanig dat je ziet dat er met dat poppetje iets niet helemaal in de haak is. Vóór haar optreden moet ze zich b.v. heel uitdagend uitkleden in de keuken, waar die Marokkaan bijstaat. Heb jij dat gezien? Ik alvast niet. Op zo’n moment speelt mijn onervarenheid. Ik weet nu b.v. dat je seksscènes pas na de vierde repetitieweek mag beoordelen. Ik begrijp ook wel dat men in een beginfase nog niet onmiddellijk uit de kleren gaat. Maar uiteindelijk gebeurt het bij wijze van spreken nooit. Dat zal me dus niet meer overkomen. En kom nu niet af met de dooddoener dat seks uiteindelijk niet zo belangrijk is, want waarom is het er dan uit? Eigenlijk speelden alleen Eddy Vereycken en Pedro Edo zoals het moest zijn.”
– Je vertelt me een ander stuk. Het wordt binnenkort door enkele amateurgezelschappen opgevoerd, ik zal dus nog eens moeten gaan kijken… Overigens slaat de titel meer op de brasserie Blankenberge dan op de stad zelf. En die brasserie lijkt soms wel verdacht veel op de “Memlinc” uit “Alles moet weg”…
T.L.: “Er speelt zich in mijn werk bijna nooit iets af zonder dat er een café in de buurt is. Niet voor niets heet mijn volgende bundel kortverhalen Café Zeezicht. Een personage uit Komieken noemt zich b.v. een man uit het vak omdat hij optreedt in een café. En dat is ook zo. Vlaanderen heeft wel degelijk een eigen cabarettraditie, maar dan in en rond het café. Als Vlaanderen een eigen cultuur heeft, dan is het een cafécultuur. Die is nu stilaan aan het verdwijnen, niet omdat er minder café’s zouden zijn, al is dat waar, vooral in die zin dat ze hoe langer hoe minder gediversifieerd zijn, ze zien er allemaal hetzelfde uit. Maar het ergste is dat die cultuur tussen de plooien verdwijnt. Men realiseert zich b.v. niet hoeveel ongeschreven wetten er zijn over hoe men zich in een café moet gedragen. Die zijn zo vanzelfsprekend dat men dat pas merkt als een Hollander in een Vlaams café komt. Het ritueel dat als je je bij een groep gaat voegen dat je dan als eerste een rondje geeft b.v. En dat het eigenlijk onbeleefd is van te weigeren als iemand een rondje voorstelt. Niemand zal ook voorstellen om ieder zijn eigen pint te betalen, ook al komt dat na al die rondjes eigenlijk op hetzelfde neer. Behalve dan voor diegenen die er altijd in slagen juist naar het toilet te moeten als er een nieuw rondje dient te worden betaald. Maar dat wordt dan weer niet in het gezicht gezegd, maar wel als die gast weg is. Enzovoort. Dat is echt een ongeschreven code. Ik ben nu heel ernstig, hoor. Een groot stuk van ons emotionele leven zit in die cafécultuur. Daarom is dat voor mij een metafoor voor heel Vlaanderen.”
Referentie
Ronny De Schepper, Lanoye is back in town: Tom Lanoye als Vlaamse Tennessee Williams, Stethoscopie Magazine nr.6 van 15 februari 1991 (Stethoscopie Magazine is – zoals de titel al min of meer weggeeft – een blad dat zich richt tot geneesheren. Op aanraden van Jef Turf, die voor een ander dergelijk blad schreef, had ik daar mijn diensten aangeboden omdat dan “the gravy train” wel binnen is voor een free-lancer. Nou… dan toch niet voor mij: ik ben nooit betaald voor dit artikel en het is dan ook bij deze eenmalige bijdrage gebleven.)