Die lustige Witwe (De vrolijke weduwe) is de titel van een operette in drie bedrijven gecomponeerd door de Oostenrijks-Hongaarse componist Franz Lehár. Het libretto werd geschreven door de Oostenrijkse toneeldichters Victor Léon en Leo Stein, naar het blijspel L’attaché d’ambassade van Henri Meilhac. De plaats van handeling is Parijs rond 1900. Die lustige Witwe werd voor het eerst opgevoerd in het Theater an der Wien in Wenen op 30 december 1905. (Wikipedia)
In Franz Lehars populaire operette « Die Lustige Witwe » zijn de hoofdthema’s : geld, liefde, staatsbelang en « savoir vivre ». Hanna Glawari, de rijke lustige weduwe, moet kost wat kost huwen met de diplomaat Danilo Danilowitsch omdat haar vermogen voor haar vaderland, het kleine vorstendom Pontevedro, zou behouden blijven. Deze Danilo is een geboren diplomaat en kan goed met vrouwen omgaan. Het ene talent kan hij als secretaris van de ambassade bewijzen, het tweede heeft hij tot hier toe vooral beoefend bij de grisetten in Café Maxim. Via allerlei verwikkelingen, intriges en misverstanden wordt het betrokken paar uiteindelijk bij elkaar gebracht. Onafhankelijk van de staatsbelangen slagen zij erin hun persoonlijk geluk te vinden.
De O.V.V. bracht in 1983 een uitgebreide reeks voorstellingen met niet minder dan Marco Bakker als Danilo. Jacqueline van Quaille als Hanna Glawari blijkt ons een minder gelukkige keuze. Ook Jeannine Martony (Valencienne), Juraj Hurny (Camille de Rosillon) e.a. vielen zwaar tegen. Zelfs de gebruikelijke grapjas (deze keer Eric Raes) kon ons niet bekoren.
Onze aandacht ging veel meer uit naar Willeke Van Ammelrooy die de verplaatsing had gemaakt om manlief Marco Bakker aan het werk te zien. Hij hield er echter waarschijnlijk een ferme bolwassing aan over. Bakker stuntelde immers over het podium als de eerste de beste amateur… ware het niet dat hij bijwijlen toch even liet aanvoelen over een professionele plankenvastheid te beschikken. Wat kan er dus gebeurd zijn ? Er is ongetwijfeld maar één antwoord mogelijk : er werd veel te weinig gerepeteerd.
Bovendien is de regie van André Leclair één ramp. Nu wordt er in « De Lustige Weduwe » flink wat gedanst, maar of dat een reden is om een balletregisseur aan te trekken, is een andere vraag. Bovendien dient gezegd dat ook de balletsequensen zelden niveau haalden (enkel in Maxim’s scheen Leclair z’n draai te vinden). Gruwelijke dingen gebeurden er echter als Leclair ook z’n protagonisten aan het dansen wou zetten. Dan gingen a.h.w. de poppen aan het dansen !
Voeg daarbij nog een orkest dat niet steeds in de hand werd gehouden door dirigent Edmond Saveniers en je zou haast hopen dat je niet op de première moest zijn, maar wel op de vijfde of zesde opvoering. Als er dan al beterschap is…
Referentie
W.M. & R.D.S., “Die Lustige Witwe”: de poppen aan het dansen, De Rode Vaan november 1983