Het is vandaag al veertig jaar geleden dat de Amerikaanse songschrijver Tim Hardin is overleden aan een overdosis heroïne en morfine.
Na zijn middelbare school te hebben verlaten, sloot de toen 18-jarige Tim zich aan bij de marine. Zijn militaire carrière duurde niet lang. Na twee jaar, in 1961, werd Hardin ontslagen en verhuisde hij naar New York. Daar meldde hij zich aan voor de American Academy of Dramatic Arts waar hij al snel werd weggestuurd vanwege zijn spijbelgedrag. Uit geldnood en een drang naar carrière ging Tim Hardin ten slotte muziek spelen in Greenwich Village. Aanvankelijk richtte de zanger zich voornamelijk op de bluesmuziek.
In 1963 verhuisde Hardin naar Boston. Hij werd er gehoord door producer Erik Jacobson die een contract regelde bij Columbia Records. Een jaar later, in 1964, keerde Hardin terug naar de folkscene van New York en maakte er zijn eerste opnamen. Deze opnamen werden door Columbia als ‘mislukt’ ervaren, en de platenmaatschappij ontsloeg Hardin. In 1966 kwam uiteindelijk toch zijn eerste album Tim Hardin 1 uit bij Verve Records. Dit was een ander album dan wat Hardin in 1964 had opgenomen en bevatte onder andere het nummer Reason to Believe, dat later de doorbraak van Brainbox en Rod Stewart zou betekenen. Ook de klassieker How Can We Hang On to a Dream? (versies van Rudy Bennett en The Nice) komt van dat album.
In 1967 werd Tim Hardin 2 uitgebracht. Dit album bevat onder andere de hit If I Were A Carpenter, dat inmiddels al was uitgebracht in versies van onder anderen The Four Tops, Johnny Cash, Neil Diamond en Bobby Darin. Nog zeven albums en diverse legendarische optredens, onder andere op Woodstock, volgden. Al in 1966 was duidelijk dat Hardin verslaafd was aan heroïne. In 1973 verscheen het album Tim Hardin 9. De zanger was op dat moment al vrijwel niet meer te redden. In 1980 overleed Hardin in Los Angeles aan een overdosis heroïne en morfine. Hij werd begraven in de Twin Oaks Cemetery in Turner in de staat Oregon. (Wikipedia)