Tachtig jaar geleden ging The Philadelphia Story van George Cukor in première. Het werd een kaskraker en Katharine Hepburn kreeg haar derde Oscar-nominatie. In “The Philadelphia Story” (haar vierde film samen met Cary Grant) mag Hepburn een hele film lang het vrijgevochten (rijke) vrouwtje spelen, maar uiteindelijk kiest ze toch voor de conventie door haar eerste man (Cary Grant) boven de artistieke bohémien (James Stewart) te stellen.

The original play, based on Helen Hope Montgomery Scott, a Main Line Philadelphia socialite famous for throwing lavish parties at her family’s 800-acre estate in Radnor, PA, was written specifically for Katharine Hepburn. Playwright Philip Barry wanted to woo the actress back to the stage after she had received disastrous reviews for the play “The Lake” on Broadway. On Broadway, Katharine Hepburn played opposite Joseph Cotten (in the role played by Cary Grant in the film), Van Heflin (the James Stewart role) and Shirley Booth (the Ruth Hussey role). Anne Baxter played the younger sister. The play ran for 415 performances, making nearly $1 million at the box office. It then went on tour for another 250 performances and an additional $750,000 in box-office receipts.
Katharine Hepburn also owned the film rights to the material, as they were purchased for her by billionaire Howard Hughes and then given to her as a gift. Cary Grant only agreed to appear in the film as long as he got top billing. As Katharine Hepburn was dubbed “box office poison” at the time, this demand was readily agreed to. Katharine Hepburn deferred her salary for 45% of the profits. Excellent move, as the film played Radio City Music Hall for six weeks, breaking the previous attendance records set in 1937 by Disney’s Snowwhite. It grossed over $600,000 in that one location alone. The film was the 5th most popular movie at the US box office in 1941. End of the “box office poison” myth…
Het “progressieve” aan deze film is dat Grant (die hierin Katharine Hepburn voor de tweede maal trouwt) zich blijkbaar veel minder zorgen maakt over het dronken nachtje dat Stewart en Hepburn samen doorbrachten dan de oorspronkelijke echtgenoot-in-spe. Dat deze nouveau riche in de macht is van de roddelbladen, waartegen de Eastcoast-elite (om te weten wat ik onder deze term versta kan ik naar het boek “The age of innocence” van Edith Wharton verwijzen, of beter nog naar de verfilming ervan door Martin Scorsese) samenzweert, wordt al te gemakkelijk als negatief beschouwd, terwijl het anderzijds toch ook zijn afkomst als mijnwerker zou kunnen zijn. Daar stelt men dan tegenover dat de berooide schrijver wél door de betere kringen wordt aanvaard, omdat hij brains heeft. Maar wat dan met de voortdurende toespelingen op het feit dat hij wel eens iets van de bruidschat zou kunnen meepikken? Conservatief is alleszins hoe fotografe-kunstenares Ruth Hussey toch voor de bijl gaat voor Stewart, ondanks het feit dat hij vóór haar ogen een huwelijksaanzoek doet aan Hepburn. Het feit dat Hepburn op vijf minuten tijd driemaal van huwelijkspartner verwisselt, wordt door sommigen wel afgedaan als kritiek op de instelling als een pure bourgeois-instelling en men verwijst daarvoor naar de komedies van Oscar Wilde. Inderdaad, gebaseerd op het toneelstuk van Philip Barry (voor de film bewerkt door Donald Ogden Stewart) zijn het vooral de dialogen die deze screwball comedy redden. En zeker niet de schmalzerige bij de jazz aanleunende muziek van Franz Waxman.

Ronny De Schepper

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.