Veertig jaar geleden was de Braziliaanse zangeres Nazaré Pereira te gast in het Brusselse Théâtre 140. Bij die gelegenheid heb ik haar geïnterviewd voor De Rode Vaan, wat wij naderhand wel hebben gepresenteerd als een aflevering van de rubriek “Aan het lijntje”. Maar het was dus een écht interview en niet aan de telefoon. Als ik mij goed herinner, vond het wel niet de avond zelf plaats, maar een dag eerder.

Tegenover het (althans voor sommigen) min of meer welvarende Zuiden van Brazilië staat het Noorden, Amazonië, de Nordeste, met de vele slachtoffers die droogte en armoede steeds opnieuw maken. Misschien daarom kregen muziek en dans zo’n belang voor de bewoners van die streek. Hun muziek (waarin je duidelijk Indiaanse, Portugese en Afrikaanse invloeden herkent) helpt hen de dagdagelijkse werkelijkheid iets draaglijker te maken.
Maria de Nazaré Pereira ziet in dit “andere” Brazilië het levenslicht. Ze werd geboren uit een indiaanse moeder, die werd bezwangerd door een Italiaanse avonturier. Wanneer ze zeven jaar is, verhuist de familie naar Belem, havenstad op de Amazonerivier. Ze doen er drie maand over met een gammel bootje. In Belem wordt ze onderwijzeres. Ze voelt zich vooral aangetrokken tot toneel, maar daarvoor moet je in Rio zijn. Maar in 1966 krijgt een Indiaanse niet zoveel rollen toegewezen, ze kan alleen die van meid, slavin of prostituée spelen. Toch wint ze een reis naar Portugal. En van Portugal naar Frankrijk is niet ver, waar ze in 1969 een stage volgt bij niemand minder dan Jack Lang en daarna nog bij Bob Wilson. Ze blijft in Frankrijk, sticht er een school voor Braziliaanse dansen en brengt in 1978 haar eerste elpee uit “Nazaré”, die net zoals de twee volgende “Amazonia” en “Natureza” vol traditionele muziek uit de Nordeste staat. In haar eigen compositie “Natureza” verzet ze zich tegen de verdere ontginning van het Amazonewoud…

Nazaré Pereira: “Natureza” was voor mij de perfecte plaat. Toch vonden de producers dat er nog iets aan ontbrak. Ik had toen ook een kinderliedje opgenomen, “La Marelle”, gedeeltelijk in het Frans gezongen, en dat hebben we er dan maar bijgenomen. En uitgerekend dàt liedje is een reusachtig succes geworden en de volgende jaren heeft men steeds getracht dat succes te evenaren. Ik moest in het Frans zingen, ik werd speciaal naar kinderen toe gepromoot, maar een hit laat zich nu eenmaal niet commanderen. Na één elpee en vier singles die op die manier de mist ingingen, wilde men dan iets anders proberen. Men deed me een elpee opnemen à la Copacabana, zeer gesofisticeerd, met synthesizers en heel de bazaar. Ik hou daar helemaal niet van, ik geef nog steeds de voorkeur aan mijn autochtone akoestische muziek, die eerlijker en natuurlijker is. Toch heb ik er met hart en ziel aan gewerkt, want als ik het dan toch moest doen, dan wou ik het goed doen. En al werd de plaat zowat overal gespeeld, toch verkocht ze niet goed omdat er vooral met de distributie een en ander misliep. Vandaar dat ik er nu ben mee opgehouden me te plooien naar de wensen van de platenbonzen en dat ik nieuwe dingen wil uitbrengen dat opnieuw zal aansluiten bij vroeger werk.
– Terug naar de bron …
N.P.:
Zeer zeker! Ik heb altijd getracht niet het slachtoffer te worden van de hitmachine, maar blijkbaar lukt dat niet steeds.
– Ga je dan ook opnieuw in Brazilië opgenomen?
N.P.:
Dat niet, ik ben zeer tevreden van de muzikanten waarmee ik in Frankrijk werk.
– Maar toch keert u af en toe terug naar Brazilië om het contact met uw “roots” niet te verliezen?
N.P.:
Uiteraard, zo’n twee keer per jaar.
– Is het waar dat u in het begin van uw carrière een politieke banneling was?
N.P.:
Politiek niet, maar sociaal wel. Gezien de moeilijke sociale en financiële situatie van mijn land, ben ik eruit getrokken op zoek naar nieuwe horizonten. En in Frankrijk heb ik de goede respons gevonden …
– Toch is het opvallend dat u vaak optreedt in linkse milieus…
N.P.:
Luister, natuurlijk ben ik een kind van 1968 en heb ik mede de presidentscampagne van Mitterand helpen verzorgen, maar verder speel ik zowel voor links als voor rechts, al zijn er natuurlijk wel grenzen, ik denk aan het Front National bijvoorbeeld. Het voornaamste is echter dat het klikt.
– En klikt het een beetje met het Belgisch publiek?
N.P.:
Mijn eerste televisie-optreden was in België en het zal wel mede daardoor zijn dat ik steeds graag terugkeer naar Brussel. Ik heb daar reeds viermaal opgetreden en vooral het openluchtconcert op de grote markt t.g.v. het millenium is me bijgebleven. Het regende toen zo hard dat ik ermee wou ophouden omdat ik vreesde dat de mensen die in die regen stonden te dansen ziek zouden worden, maar ze wilden gewoon van geen ophouden weten. Dat gebeurt me trouwens wel meer dat ik me laat meeslepen door mijn publiek. Op het feest van “L’Humanité” moest ik één uur spelen en het werden er twee en een half.
AFRIKAANSE INVLOEDEN
Dat betekent evenwel niet dat Nazaré “pure” Indiaanse muziek zou brengen, want ook in het Noorden heeft er een symbiose plaatsgevonden met de Afrikaanse ritmen en de Portugese melancholie. De vedelmelodieën van de sertao b.v. zijn ontstaan uit de litanieën van de Portugese priesters, gecombineerd met de koorzang der indianen (en op die manier niet te verwarren met de modinha, die de Braziliaanse versie is van de fado of de Portugese hofmuziek).
Haar mobiliteit (onderwijs, theater, dans- en muziekopleiding in Rio) uit zich trouwens ook in haar muziek. Zo staan er op haar tweede elpee “Amazonia” ook een samba-choro (“A que vier en traco”; choro is eigenlijk de “klassieke muziek” van Brazilië, straatmuzikanten staan er letterlijk afkerig tegenover), een capoeira uit Bahia (“Baia veia Baia”; een capoeira gaat terug op muziek van de Angolese slaven) en zelfs een wals (“Nuvens que passam”).
Het is precies deze wals (van haar accordeonist Julinho) die muzikaal zeer sterke herinneringen oproept aan de “banda tipica” in Mexico en zelfs de Tex-Mex of Norteno-muziek in het Zuiden van de VS. Nochtans is de accordeon via Paraguay in Brazilië ingevoerd en wel tijdens de oorlog tussen de twee landen op het einde van de vorige eeuw. Het is dan ook eerder de nabijheid van de Argentijnse gaucho’s die voor nog wel meer (extra-muzikale) overeenkomsten zorgt met de “cowboys”.
De geijkte expressiemiddelen van Nazaré Pereira zijn echter de baion, de xote en de forro. Vooral deze twee laatsten roepen een soort van “bal populaire” op. De forro is een soort van kruising tussen polka en ska en vooral Alceu Valença is er een bekende vertolker van.
In twee eigen composities in de vorm van een xote schetst Nazaré de positie zowel van de Indiaanse boer als van de boerin. “Cristina” is een liefdeslied, maar in “Xerem” (gepelde maïs) klinkt onderhuids de klacht door dat, terwijl de mannen feest vieren, de vrouwen moeten doorwerken. Toch is dit lied van toon vooral onderdanig, een zich schikken in z’n lot.
De componist bij uitstek van dit soort muziek is Luis Gonzaga, die vooral populair was na de Tweede Wereldoorlog. Ook zijn zoon is later in de muziekwereld gestapt, maar veel invloed van zijn vader is er o.a. in “A fecidade bate à sua porta” van de vrouwengroep Fréneticas toch niet te horen.
De baions zijn het terrein van Humberto Texeira die met “O baiao em Paris” en “Kalu” zelfs internationaal enige faam verwierf.
Baions maken ook het grootste deel uit van de filmmuziek (van Alfredo Ricardo do Nascimento en Ze do Norte) voor “O Cangaceiro” (Lima Barreto, 1953). Deze “Braziliaanse western” handelt over de vrienden van Lampiao, een soort van plaatselijke Robin Hood. Op die manier kwam ook Mike Stoller onder invloed van het genre. Hij schreef “Lola” voor ene Bob London in 1955, maar het flopte totaal. Behalve… in België waar het werd uitgebracht door Ronnex. Onder andere Albert Weyn is één van de velen die zich de plaat aanschaft.
Maar ook in de typische noordelijke nummers van Nazaré vinden we Afrikaanse invloeden terug, die we b.v. ook aantreffen bij Paul Simon en diens album, “The rhythm of the saints”. De groep Olodum b.v., die meespeelt op “The obvious child”, is een puur uit slagwerk bestaande “natie” (groep, zwarte broederschap) uit de provincie Nordeste. Het ritme van de zogenaamde Maracatu Nasau (Afro-Braziliaanse processiemuziek) werd ook gebruikt door David Byrne voor zijn versie van “Don’t fence me in” van Cole Porter op de CD ten voordele van het aidsonderzoek.
De Afrikaanse invloeden zijn hierin evident, net als in de capoeira, een dans, die eigenlijk een gestileerde weergave is van een worstelwedstrijd waarbij men op de armen steunt en de tegenstrever met de voeten tracht te raken. Dit spel is uitgegroeid tot een soort paardans van de jongens omdat het de meisjes de kans biedt de schoonheid, snelheid en kracht van de jongelui te bewonderen.
Volledigheidshalve vermelden we nog “Flecha de fogo” en “Boi Bumba” die net als “Baia veia Baia” teruggaan op de macumba-ritmen, die mysterieuze mengeling van christendom, Afrikaanse natuurgodsdienst en Indiaanse gebruiken.
Tegelijk is dit een illustratie dat de Indianen veel meer van repressie hebben te lijden dan de zwarten (wat anderzijds nu ook weer niet wil zeggen dat zwarten het màkkelijk hebben gehad in Brazilië: de beroemde zwarte voetballers b.v. waren in het begin van deze eeuw nog verplicht hun gezicht wit te poederen om in het nationale elftal te mogen fungeren). Zo kunnen we vaststellen dat de capoeira (toch een voorbeeld van zwart protest) geïncorporeerd is in de door de overheid gesubsidieerde show “Brasil Tropical” (waaraan o.a. de Bretoense bandoneonspeler Gwenaël Micault meewerkt, zie ook zowel Rudolf Werthen als Viktor Lazlo), terwijl de Indiaanse protestzangers hun liederen in de clandestiniteit moeten brengen. Terwijl b.v. bijna àlle hedendaagse Braziliaanse zangers zich in de “black is beautiful”-beweging inschakelen, is het enkel Milton Nascimento (met zijn vaste percussionist Nana Vasconselos) die zich het lot van de indianen aantrekt. Zelfs de acties van Sting voor het behoud van het Amazonewoud en z’n oorspronkelijke bewoners kan op het nodige scepticisme rekenen.

Referenties
Ronny De Schepper, Brazilië, land van de Amazone, De Rode Vaan nr.9 van 1982
Jan Draad, Nazaré Pereira aan het lijntje, De Rode Vaan nr.40 van 1986

Ronny De Schepper, De muziek van Brazilië, Pogen juni 2001

(Merkwaardig genoeg klopt geen van de twee data in De Rode Vaan met het optreden in de 140. Zou ik het zo lang opgespaard hebben? Lijkt me zeer onwaarschijnlijk. Ik geloof dat Nazaré in die tijd in Frankrijk woonde en ik denk dat ze dat nu nog altijd doet, maar op het internet vind ik niet veel recente gegevens over haar terug.)

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.