Het is morgen ook alweer tien jaar geleden dat acteur/regisseur Eric De Volder is overleden. Bij die gelegenheid schreef Frans Redant op mijn blog een in memoriam “op 29 november 2010, de dag na het heengaan van Eric de Volder, drijvende kracht in olijke tijden achter het onvoorstelbare Parisiana“.
Ik weet niet meer van wie de bittere uitspraak is aan het adres van een radeloos despoot: “Kies u dan toch een ander volk”. Zoiets had van Bertolt Brecht kunnen geweest zijn.
In het Vlaamse theater heeft men dergelijke verscheurende keuzes ooit moeten maken, wanneer een gans gezelschap in verzet kwam tegen een gastregisseur.
En wat doet een directie in zo’n geval? Het vaste gezelschap opheffen, naar huis sturen, of liever de arme regisseur? De keuze is zo gemaakt. Want daarna moet the show ook nog òn kunnen gaan. (“Tussen droom en daad”, etc.) Het zullen achteraf details in de geschiedenis horen geweest te zijn…
Ik herinner me in de geschiedenis van het NTG twee gevallen, zo het er geen drie zijn, of enkele meer.
1. Yerma van Federico Garcia Lorca in regie van Franz Marijnen, toen nog in de ban van Grotowski en van lectuur van de toenmalige hype Juan Castaneda.
Tijdens een repetitie waagde hij het aan de hoofdactrice te zeggen: “En als je op een voorstelling geen drang voelt om die man van je te wurgen, dan doe je dat gewoon die avond dan niet”. De intelligente actrice in kwestie (Suzanne Juchtmans) begreep volkomen de wijze woorden van de regisseur, en ze heeft haar rol met overgave gespeeld. Maar niet al haar medespelers deelden hetzelfde begrip, achterbaks onder mekaar de regisseur voor zot uitmakend, want dan zou er immers geen plot, geen voorstelling kunnen zijn! Tja. Het ging Marijnen om telkenmale geloof in wat je doet, om motivatie. En die was blijkbaar niet overal aanwezig. De Mechelaar had bovendien in het vorige verleden in talrijke interviews ook geen al te strelende tong gehad voor wat toen nog het ‘officiële’ theater heette.
2. Schuld en Boete, Misdaad en Straf, Raskolnikov – noem deze Dostojevskij zoals u wil.
Het NTG in een Tweede Zaalproductie in de Minnemeers.
Geopteerd is aanvankelijk voor de bewerking van Andrzej Wajda. Co-dramaturg Johan de Boose, ervaren Slavist en verschrikkelijk begaan met het Poolse theater, o.a. vriend aan huis bij Tadeusz Kantor, wil een eigen bewerking presenteren. En wie acht ondergetekende geknipt voor de regie? De oude Gents/Sint-Niklase vriend die op dat ogenblik weldra zal afzwaaien van zijn jaarverblijf bij de Pool Jerzy Grotowski in het Italiaanse Pontadera: Eric de Volder. Logica toch?
Op de eerste repetitie, wordt niet gerepeteerd. Eric komt aanzetten met een kabaske, een getaand lederen mallètje, waaruit hij verfrommelde ijzerdraadjes opdiept. Een grillig gebogen ijzerdraadje per personage, dat hij overhandigt aan elke speler, met de opdracht “den draad” – symbool, vorm en inhoud van zijn of haar personage te doorgronden. En dat was ongehoord, ongeoord, nog nooit meegemaakt.
Het werd ook voor de arme Eric de Volder geen succes.
Collega’s kunnen hard zijn, oliedom zelfs. En toch wil ik blijven geloven in de formule van een gezelschap. Een dat juist is samengesteld, welteverstaan.
Hierboven ging het over de oude nadagen van het NTG. Dezelfde drama’s hebben zich uiteraard ook in andere gezelschappen afgespeeld. Vraag maar eens aan Tone Brulin hoe in de oude KNS zijn “Haasje over in West-Berlijn” gesprongen heeft…
Frans Redant
(Op de foto: Erik De Volder op een benefietvoorstelling voor Chileense vluchtelingen in Temse in 1974)