Op dezelfde dag als Renate Rubinstein overleed ook de Britse schrijver Roald Dahl aan leukemie. Zelf heb ik nog nooit iets van hem gelezen, maar ik heb in 2009 wel een stukje uit de krant overgenomen, dat gedeeltelijk over hem gaat…
“Lezende kinderen vinden griezelen fijn, maar gruwelen niet. Of kinderen griezelen of gruwelen, hangt af van welbepaalde kenmerken van de tekst.” Dat stelt Gert Jan Bekenkamp in zijn onderzoek waarmee hij in 2009 aan de K.U.Leuven promoveerde tot doctor in de psychologie. In het kader van zijn onderzoek analyseerde Bekenkamp jeugdverhalen van Roald Dahl en Marc De Bel.
Volgens het woordenboek en taalanalyse zijn de gevoelens ‘griezelen’ en ‘gruwelen’ sterk verwant. Dat is echter niet het geval bij kinderen die verhalen lezen. Bij griezelen voelt men zich weliswaar een beetje angstig, maar tegelijk vindt men het verhaal spannend, wat resulteert in een aangenaam gevoel. Gruwelen daarentegen is onaangenaam en gaat gepaard met verdriet en kwaadheid.
Griezelen komt volgens Bekenkamp vaker voor, als er in het verhaal onrealistische, verrassende of humoristische elementen schuilen. Bij gruwelen ontbreken die ingrediënten en lijkt het onheil niet af te wenden.
‘Als een auteur kinderen wil laten griezelen in plaats van gruwelen, moet hij ervoor zorgen dat de afloop van het verhaal onzeker blijft en er enige afstand is tot het gebeuren. Dat kan door de inbreng van onwerkelijke, fantastische gebeurtenissen en door humor’, aldus de onderzoeker. (Belga, 7/11/2009)
Roald Dahl werd in 1916 in Llandaff, Cardiff (Wales) geboren als kind van Noorse ouders, Harald Dahl en Sofie Magdalene Dahl-Hesselberg. Roald werd vernoemd naar de poolreiziger Roald Amundsen, een nationale held in Noorwegen. Hij sprak thuis Noors met zijn ouders en zussen.
In 1920, toen hij drie was, overleed zijn zeven jaar oude zuster Astri aan een blindedarmontsteking. Ongeveer een maand later overleed zijn vader op 57-jarige leeftijd aan een longontsteking. Roalds moeder besloot echter om niet naar Noorwegen terug te keren; het was de wens van haar man geweest dat hun kinderen op Britse scholen werden onderwezen. Vanaf zijn achtste werd Roald naar verscheidene kostscholen in Engeland gestuurd, met inbegrip van Saint Peter’s in Weston-super-Mare. Later bezocht hij Repton in Derbyshire. Tijdens zijn jaren daar zou Cadbury, een chocoladeproducent, af en toe dozen nieuwe chocolade naar de school sturen, die door de leerlingen getest konden worden. Dit was een inspiratie voor zijn derde kinderboek Sjakie en de chocoladefabriek.
In juli 1934 trad hij in dienst van de Shell Petroleum Company. Na een tweejarige opleiding in het Verenigd Koninkrijk werd hij overgeplaatst naar Dar es Salaam, Tanganyika. Samen met de twee enige andere Shell-werknemers in dit gebied leefde hij in luxe in het Shell-huis buiten Dar es Salaam, met een kok en persoonlijke bedienden. Bij het aanbreken van de Tweede Wereldoorlog meldde hij zich aan bij de RAF. Hoewel hij met 1,98 meter eigenlijk te lang was, kreeg hij in Nairobi de eerste vlieglessen in een Tiger Moth en daarna een vervolgopleiding in Irak. Op weg naar zijn eerste squadron in Libië had hij een ongeluk (1940). Na zijn herstel vloog hij als jachtvlieger in Griekenland en Palestina. Halverwege 1941 werd hij echter afgekeurd als gevolg van het zware hoofdletsel opgelopen in de crash in Libië.
werd hij overgeplaatst naar Washington. Op een dag kreeg hij in de Britse ambassade aldaar bezoek van Forester. Die nodige hem uit voor een lunch om te luisteren naar zijn verhaal en die avonturen uit te schrijven. Dahl stelde tijdens die lunch voor om gezellig verder te eten in plaats van notities te nemen en hij zou het verhaal later zelf ruw uitschrijven en die notities aan Forester bezorgen zodat hij ze kon afwerken. In de plaats daarvan bezorgde Dahl hem een week later een afgewerkt en volledig uitgeschreven verhaal. Forester liet hem nadien weten dat hij niets aan de tekst van Dahl had veranderd en dat hij op die manier werd gepubliceerd. Dahl omschreef die ontmoeting met Forester als een kantelpunt in zijn carrière en een moment dat hem tot het schrijverschap leidde. (Wikipedia)
Naast boeken, zowel voor kinderen als voor volwassenen, werkte hij af en toe ook voor Hollywood. Zo schreef hij b.v. het scenario voor de Bond-film “You only live twice” uit 1967. The novel was the last Ian Fleming James Bond novel published during his lifetime. Released on March 16, 1964, it was the twelfth novel in the series. The title comes from a poem included in the novel. It goes: “You only live twice. Once when you are born. And once when you look death in the face.” In the novel, the poem was written by James Bond for his friend Tiger Tanaka. Due to a badly worded attribution at the front of the novel, the poem is sometimes incorrectly believed to have been written by Japanese poet Bashô Matsuo. It is clarified in the novel, that it should not be considered a haiku at all, it is a poor attempt at writing poetry by Bond after being taught how to do so. The novel and its epigraph explain that the haiku is “after Bashô” (written in the style of the famous seventeenth century Japanese poet).
For the first time in the James Bond film franchise, the screen story bore little resemblance to the source novel. Some characters and the Japanese setting remain intact, as do several minor details (the oubliette, and the man wearing a face mask, et cetera), but the two stories are radically different. The reason why this movie is so different from the book is that Roald Dahl hated the book. He called it Ian Fleming’s worst book, comparing it to a travelogue. On creating the plot, Dahl said he “didn’t know what the hell Bond was going to do” despite having to deliver the first draft in six weeks, and decided to do a basic plot similar to Dr. No (1962). The scene where a helicopter grabs a car full of S.P.E.C.T.R.E. agents with an electromagnet on its roof was an idea conceived by Dana Broccoli, wife of producer Albert R. Broccoli. Bond can watch this happening on a screen, however, it is not explained by who this was filmed. Eventually, screenwriter Roald Dahl later said that of all the filmed adaptations of his written works, this one was the only one where he liked the filmed results. “What I admired so much about director Lewis Gilbert was that he just took the screenplay and shot it. That’s the way to direct: You either trust your writer, or you don’t.” (IMDb)
Ronny De Schepper
Toen Salman Rushdie zijn Duivelsverzen uitbracht, ging Roald Dahl resoluut aan de kant van de schreeuwers staan die vonden dat Rushdie die fatwa zelf gezocht had. Kijk, daar gruwel ik nou van.
LikeGeliked door 1 persoon
Dat wist ik niet. Een zeer terechte reactie!
LikeLike
Dahl is zijn hele leven een fervent poseur en zelfs provocateur geweest. Autobiografische elementen in zijn werk en uitspraken in interviews (bijvoorbeeld over het eigen verleden) blijken met regelmaat historisch onjuist: de inname van het dwarse standpunt of de kleur van het verhaal gaan bij Dahl dikwijls boven de waarheid c.q. werkelijkheid.
Ook in de Rushdie kwestie zal hij de controverse ongetwijfeld bewust hebben opgezocht. Of dit puur vanwege de netels was, of werkelijk uit persoonlijke overtuiging? Wie het weet, mag het zeggen.
Wat de relevantie hiervan nu nog is, mag men zich afvragen: de Duivelsverzen zijn van ’88, uit een tijd dus waarin slechts een enkeling bekend was met de materie zelf. En Dahl’s nalatenschap en belang mogen toch eerder gezocht worden in de talloze korte verhalen met een twist voor volwassenen, de keur aan tijdloze kinderboeken en de droom van een kleindochter.
LikeGeliked door 1 persoon