Johan de Belie in het “woord vooraf” van zijn toneelstuk “Het Gezag”: “… dat dit stuk geen entertainment is maar een ideeënstuk. Leidende gedachte is het nutteloze, misdadige zelfs van een ongefundeerd gezag. In de slotscène blijkt dat niemand zonder gezag kan leven omdat slechts af en toe een originele geest opduikt, maar dat deze macht op een basis moet rusten die zichzelf kan verantwoorden. Bovendien blijkt ook dat gezag ondraaglijk is voor de machthebber, omdat hij in de fouten vervalt van zijn voorgangers. De idee is op het einde een vraag geworden tot het publiek: wat is gezag? waarop moet het berusten? hoe de machtsdrift tegengaan? (…) Het stuk speelt in geen bepaalde tijd (…) Niemand van de personages speelt een karakter, het zijn symbolen (…) Het was overigens de bedoeling dat werkelijkheid en droom in mekaar zouden vloeien en onafscheidbaar zouden worden (…) Wij verzoeken u daarom rekening te houden met het magisch-realistische aandeel in het stuk.”
Het stuk speelt zich afwisselend af in de huiskamer van de familie van Eleonore en de gerechtszaal.
Scène 1: Eleonore heeft zelfmoord gepleegd, omdat een gehuwd man, waarvan ze hield, een kind bij haar heeft verwekt, maar weigert haar te huwen.
Scène 2: De beschuldigingsakte van Hugo Goedhart (gespeeld door Marc zelf): (1) het bezit van een hoge graad van gevoeligheid; (2) een hart te hebben; (3) aan cultuur te hebben gedaan; (4) de maatschappij door deze drie elementen bevuild en in de war geschopt te hebben.
Scène 3: Frederik weet dat het de regisseur is (Sebastien) die de oorzaak is van Eleonores dood en hij dreigt hem te vermoorden. July (zijn verloofde, dochter van Eleonore): “Je kan hem niet vermoorden of we bestaan zelf niet meer.” Hij luistert dan ook gedwee, wanneer de regisseur binnenkomt en zijn bevelen geeft (en July verleidt).
Scène 4: De bewijsstukken tegen Goedhart. Op de eerste plaats een dichtbundel van eigen hand. Hieruit wordt het gedicht “Stereofonisch luisteren” voorgedragen. Er wordt hem gevraagd naar de omstandigheden waarin hij dit heeft geschreven. Goedhart antwoordt: “Aan zee en als herinnering aan mijn gestorven verloofde.” We kunnen vermoeden dat dit Eleonore is, want deze draagt het gedicht voor in de huiskamer. Ten tweede: een teddybeer. Ten derde: een gedroogde affodil, symbool van de dood. We vernemen dat het “ongeval” van zijn verloofde eigenlijk zelfmoord was en hiermee worden onze vermoedens bevestigd.
Scène 5: Eleonore komt op. Niemand ziet of hoort haar…
Scène 6: …tenzij Goedhart, omdat die ook “dood” is. Dialoog over leven en dood, individu en massa. Eleonore: “De massa? Dat is het gezag, Hugo, niemand ontkomt eraan.”
Scène 7 (eerste intermezzo): Een aantal apodiktische uitspraken van belangrijke personen i.v.m. het gezag.
Scène 8: De enige getuige ten laste, Goedharts buurvrouw Trista. Volgens de George Orwell-techniek herkent ze Hugo geblinddoekt en klaagt hem aan omdat hij ’s nachts sentimentele klassieke muziek speelde.
Scène 9: Op een humoristische manier vernemen we dat July overmorgen huwt.
Scène 10: Het relaas van de psychiater (Paul) die Hugo heeft onderzocht (de rol wordt gespeeld door dezelfde acteur als de vader van Eleonore). Hij acht hem “ontoerekenbaar”.
Scène 11: De regisseurs van beide plateaus (Sebastien en de tweede rechter) spreken af hun spelers samen te brengen: de huisgenoten zullen als jury fungeren. Pauze.
Scène 12: De spelers moeten Goedhart veroordelen. Voor de schijn houden ze echter een stemming. July, haar moeder, de buurvrouw en Frederik pleiten onschuldig; Paul, de eerste rechter, de griffier en Hugo himself pleiten schuldig. Tenslotte wordt hij toch “unaniem” ter dood veroordeeld. Dan klinkt de stem van Eleonore. Zij hitst de speleers op tegen de regisseurs en tegen het gezag (de slogans worden ook in de zaal overgenomen). De scène eindigt met het zingen van het “Dies irae” onder haar leiding (tweede intermezzo).
Scène 13: Feeststemming. De regisseurs zijn gelyncht op Eleonores bevel. Men danst. Frederik verpest de stemming door zijn boek over Eleonore.
Scène 14: Verveling in de huiskamer. Wanneer – op hun vraag – Eleonore verschijnt met een nieuw script, vallen allen als gekken voor haar op de knieën.
In een anoniem stuk in de Gazet van Antwerpen werd het stuk weliswaar betiteld als een “veelbelovend debuut“, maar in de tekst slooft de auteur zich vooral uit om te beklemtonen dat het ideeënstuk veel te negatief is. “Dat er in het stuk op indrukwekkende en soms op onthutsende wijze gecontesteerd wordt tegen de onmenselijke tirannie van het gezag gebaseerd op willekeur kunnen we best aannemen, maar we weigeren te aanvaarden dat er nergens een uitweg zou zijn. (…) Vanuit deze optiek betreuren we dat de auteur geen positiever alternatief heeft gesteld. De confrontatie met zijn eenzijdige, negatieve interpretatie van het angstwekkend probleem kan ons derhalve ook niet helemaal bevredigen.”
Dat de auteur onbekend wil blijven, is volgens mij geen toeval. Ik meen immers dat het Marcel Van Brussel betreft, onze leraar Frans en dictie op het college, maar ook – en vooral – de “steracteur” van Sint-Genesius, die opmerkelijk niét in deze productie zat. De opmerking “in het midden gelaten of experimenteren nu wel een specifieke opdracht is voor amateurstoneel” moet men dan ook vooral in die context zien.
Johan de Belie: “De voorstelling van Het Gezag was inderdaad nogal ophefmakend, voor Sint-Genesius, maar ook voor het ganse culturele leven van het Waasland. Er werd ontstellend veel over gepubliceerd. Binnen het gezelschap werd dit inderdaad met gemengde gevoelens onthaald. En des te meer omdat het mij later de kans bood, nu niet als de auteur maar als regisseur, binnen te dringen en de ‘huisregisseur’ Miel Geysen, boegbeeld, een beetje te bedreigen met A taste of honey en Het esbattement van den appelboom of een hippieversie van een éénakter van Tennessee Williams.”
Wie wél in de productie zat (ondanks het feit dat ook zij haar bedenkingen had) was “steractrice” Josée Verbeke (ofte de moeder van Tom Lanoye). Vandaar dat “Het gezag” ook een vermelding krijgt in “Sprakeloos” (p.182-184), zij het dat Tom het stuk om redenen die helemaal de zijne zijn “Het vonnis” noemt en Johan de Belie “een lokale journalist”. Maar lees wat Tom schrijft en kijk goed naar de bijgevoegde foto en het mag wel duidelijk zijn dat het hier om “Het gezag” gaat…
“In de jaren zeventig maakte het avant-gardetoneel zijn modest entree op de amateurbühne, althans voor de duur van één stuk, geschreven door een lokale journalist, zoon van een weinig actief lid van de kring. Naar de geest van de tijd ging het om een striemende maatschappelijke aanklacht, getiteld Het vonnis. Ik hield ervan, als ongeveer enige.
Zij speelde in haar eentje de rechterlijke macht en ging gekleed in een jutezak met op haar rechterschouder een kokarde in de Belgische driekleur. De ouderdomslijnen in haar gezicht waren dik aangezet, haar wangen hol geschminkt, haar ogen om en om zwart gemaakt á la vroegtijdige punk, en vooral haar haar was een hit. Het stond, tijdelijk grijs geverfd, om haar hele hoofd in stijve pieken uiteengetoupeerd. Een ongewilde parodie op het kapsel van wijlen Dikke Liza.
Ze sloeg de hele voorstelling met een rechtershamer op de tafel van waarachter ze rechtsprak, iedereen die op de planken verscheen replieken en vonnissen toeschreeuwend die ze naar eigen zeggen maar half begreep. (‘En ik ben al geen liefhebber van al die symbolieken, al die moeilijkdoenerij. [zij, aan onze strijktafel, tijdens het repeteren van ‘de moeilijkste rol uit mijn leven’] Op een bepaald moment roep ik tegen zo’n beschuldigde: “Doe uw blinddoek af, mijnheer.” Maar hij houdt die gewoon op! “Ziet u nu de waarheid?” vraag ik hem. “Jawel, Edelachtbare,” roept hij. Met die blinddoek nog altijd op! [zucht] En dan verschieten ze ervan dat hun zalen leeglopen.’)
Het stuk wérd geen succes. Maar een fotograaf — een andere, meer geïnteresseerd in authentiek expressionisme dan in valse slijtage — had tijdens de repetities een foto van haar genomen. In kikvorsperspectief, zodat haar blik en kapsel extra macaber leken. Hard afgedrukt, zodat de expressie van haar geschminkte gezicht nog werd aangescherpt. Hij won er een prijs mee en liet de uitvergrote foto jaren in zijn etalage hangen.”
Ik heb weliswaar bezwaar tegen de omschrijving van Johan z’n sympathieke pa als “een weinig actief lid van de kring”. Het is waar, ik heb Marcel (zoals Johan, die eigenlijk ook Marcel heet, z’n pa heette) nooit weten acteren, maar als ik mij niet vergis, was hij wel de secretaris van het gezelschap en zorgde hij op die manier voor de broodnodige centen. Bovendien vormde zijn jovialiteit het cement dat het amateurgezelschap samenhield en god weet dat amateurtoneelgezelschappen voortdurend ondermijnd worden door gekonkelfoes, naijver en geroddel!
Maar goed, anderzijds onthou ik ook het zinnetje “ik hield ervan”, al voegt Tom er op zijn typische manier aan toe: “als ongeveer enige”…
Ronny De Schepper