Het is al vijf jaar geleden dat de Nederlandse schrijver Joost Zwagerman is overleden. Hij is uit het leven gestapt in zijn woonplaats Haarlem na een periode van depressies.
“Joost Zwagerman moet weg“. Dat stond in 1989 op een pamflet van het AJC (het Anti‑Joost Zwagerman Comité). Al bleef het slechts bij deze schriftelijke oekaze, het zal de man die toch altijd al op de rand van een depressie stond wel niet geholpen hebben.
In zijn roman “Gimmick!” beschreef Zwagerman het wereldje van de Amsterdamse kunstenaarsscene, waar men meer met geld en drugs bezig was dan met de schone kunsten. Vandaar de actie van het AJC.
“Ik zou het liefst een lesbisch meisje zijn, zodat ik eindelijk als twee vriendinnetjes met mijn vriendin zou kunnen vrijen,” is een bekende uitspraak van Zwagerman. En: “Ik zou het mooiste meisje willen zijn dat ik ken. Dat is niet zomaar iemand, die bestaat al: mijn vriendin.”
Androgynie fascineerde hem, reden waarom Madonna en Prince zijn helden zijn. Uitgangspunt voor “Vals licht”, dat in het hoerenmilieu speelt, was de vraag: “Wat is er erger dan een vriendin die je verlaat?” Antwoord: “Als ze het tien keer per dag met een ander doet.”
Aangezien “Vals licht” zich dus afspeelt in de prostitutie, heb je de neiging de titel in die zin te begrijpen. Zelfs als het tweede thema druggebruik blijkt te zijn, denk je nog altijd: ja natuurlijk! Maar uiteindelijk komt de uitdrukking slechts één keer in het boek voor en dan wel in déze zin: “Zo was het begonnen en zo zou het zich herhalen, in vele varianten maar in steeds hetzelfde valse licht van verrukkelijke onschuld.” (p.127). En wat was “het” dan? “Zinnelijke rust. Zij volvoerden hun eigen kleine geile consecratie: verstilling in extase, wijsheid in genot, in saecula saeculorum.” (p.128)
Ook religie houdt hem dus duidelijk bezig. Of zoals Gerard Verhoogt het formuleerde: “Een processie als de Stille Omgang in Amsterdam lijkt in hoge mate op de dagelijks stille omgang van de hoerenlopers op de Wallen. Het hele hoerenbezoek bestaat uit riten, net zoals ik die ken uit de katholieke kerk.”
“Vals licht” werd in 1992 genomineerd voor de AKO‑literatuurprijs, Theo van Goghs verfilming ervan werd door de filmkritiek met gemengde gevoelens ontvangen (dat zouden ze zich niet meer herinneren de dag dat van Gogh werd vermoord).
Anderzijds vindt Joost Zwagerman, als links-liberaal schrijver en columnist, dat het maar eens afgelopen moet zijn met ‘gristentje pesten’ (een ‘gristen’ is wat gewone mensen een ‘christen’ noemen). “De manier waarop van een mug een linksliberale olifant wordt gemaakt, vind ik genant,” zegt hij in het Nederlands Dagblad. En eerder in het NRC: ”Het klepperende kunstgebittensyndicaat trekt, met aan het hoofd de oudlinkse grootgrondbezitter Marcel van Dam, ten strijde tegen kabouterpassages over euthanasie, abortus en homohuwelijk.”
Er is volgens Joost meer homovijandigheid onder moslims dan onder gristenen, maar daar durft links niets van te zeggen. Daarom worden de pijlen gericht op gewetensbezwaarde ambtenaren. ”Iemand uitmaken voor geitenneuker (sorry, we citeren hier gewoon het gereformeerde Nederlands Dagblad) is barbaars, maar christenhond is blijkbaar een edel polemisch trefwoord. Links camoufleert leegte met het schieten op christenen.”
Joost Zwagerman schetste in zijn pamflet ‘De schaamte voor links’ dan ook een treurig beeld van de PvdA. Kiezers zouden zich moeten schamen voor hun stem op links, was zijn stelling.
Referentie
Hanneke Savenije, Joost Zwagerman: de veelbelovendheid voorbij, Snoecks ’93