Het is al tien jaar geleden dat Arturo Corso is overleden. Ik ben nog altijd op zoek naar zijn geboortedatum, want ook Frans Redant die de legendarische Italiaanse theaterregisseur hieronder herdenkt, moet het antwoord op die vraag schuldig blijven.

Verplaats u in de tijd, en denk aan Mistero Buffo, de Internationale Nieuwe Scène/Nouvelle Scène Internationale, alles wat daarna volgde, Avignon incluis, hoor opnieuw het stormachtig gejuich weerklinken, en zie voor uw ogen terug de frêle figuur van de tovenaar die dat alles mogelijk maakte: Arturo Corso.
Meer dan een jaar geleden hoorde ik via-via dat Arturo in een slecht vel zat, weeral kanker. Maanden geleden vernam ik dat hij op 4 september 2010 in Milaan overleden zou zijn. In onze rode-loperpers, die steeds aandacht heeft voor klein pierke als hij maar uit de geburen van Hollywood is: geen woord, geen letter. Doch niets over Arturo Corso, hij die in Vlaanderen, voor het Belgische theater tout-court (Nederland, Zweden, etc.) zoveel heeft betekend.
Weken geleden werd ik gecontacteerd door Tinus Schneider, of ik niet wilde meewerken aan een herdenking van Arturo. Natuurlijk. De alomtegenwoordige Tinus die te maken heeft met Het Voorplan, Unesco-Vlaanderen-loot onder bestuur van Vic Anciaux en Jan Calewaert, waardoor al menig Vlaams artiest in de bloemen is gezet. Daar zoon Bertje geen minister van Cultuur meer is, krijgt vader Vic van Joke S. geen subsidies meer. Dus deze viering zou definitief de laatste zijn.
Zodus, vorige zondag was het zover in de Antwerpse Bourlaschouwburg, onder patronaat van Het Toneelhuis. En voor geen Vlaams artiest, maar voor een vreemde van niet van bij ons…
Veel is me opgehelderd, veel ben ik te weten gekomen. Ik doe wat grabbels in de petite histoire, soms heel petieterig…
Het bleek dat de grijze Vic Anciaux, gekend cultuurminnaar en gevreesd amateurtoneelspeler, aanvankelijk geen belletje hoorde rinkelen bij de naam Arturo Corso. Het zij hem vergeven, want als ge googelt naar Arturo Corso, komt ge terecht bij een advocaat ergens in Amerika.
We kregen die avond een relaas van Jan Decleir, die op de uitvaart in Milaan van Arturo aanwezig is geweest. Jan was de spreekwoordelijke “paardenkop”. Arturo, de lieve mens die door tienduizenden bejubeld werd, is gestorven en begraven in eenzaamheid. Op de dienst waren, buiten Jan aanwezig: twee van zijn vrouwen, met drie van hun kinderen. Deze drie waren ook zondag in de Bourla aanwezig. Ze hebben aan het eind iets van dank verteld, uit het Italiaans simultaan vertaald door de toegewijde vriendin, de INS-actrice en ex van Jan, Caroline van Gastel. Jacopo maakte het meest indruk: hij bleef maar doorpraten, in een toonaard, timbre, ritme en gevoeligheid – ja, dat we allen dachten: dat is een kleine Arturo. (Die kinderen zijn wel volwassen hé, maar van hun bestaan wist ik niets af. “Den Tuur” zoals hij hier te lande genoemd werd, sprak daar met mij nooit over. Wel over zijn kozijn die bij AC Milano voetballist was, of over zijn oude moeder die toen nog in zijn geboortestad Venetie woonde. Ha, ja, hij moest toch ooit ergens expliqueren waar hij zijn Commedia dell’arte-virus ‘betraapt’ had.)
Hoe heeft Arturo hier voet aan wal gezet? Weeral petite histoire, die me zondag duidelijker is geworden.
Het is begonnen (hoe?) à Bruxelles, au Théâtre National, sous la direction du grand Jacques Huisman. Arturo regisseerde daar “Le septième commandement: tu voleras un peu moins” van Dario Fo.
Nu moet ge weten dat, toen Lode Verstraete directeur werd van de Antwerpse KNS, hij twee piepjonge, uiterst bekwame dramaturgen engageerde: Marianne van Kerkhoven (dochter van zijn voorganger Bert, later oprichtster en ziel van Het Trojaanse Paard) en een pas afgestudeerde van het RITCS, de zoon van een politiecommissaris uit de Brusselse periferie: Pol Arias, eveneens een nieuwsgierig gedreven iemand, die wellicht onder invloed van Brusselaar en zijn kotbaas Erik de Kuyper, uitzonderlijk ook Franstalige theaters bezocht. Dus deze Pol Arias met de gouden tip naar zijn directeur Lode. Gevolg: Arturo Corso regisseerde het daaropvolgende seizoen prompt in de KNS “Het Zevende Gebod, Steel wat Minder”. (Zodus: we hebben ’t allemaal aan de steeds bescheiden Pol Arias te danken!)
Bij de KNS-acteurs moet het enorm geklikt hebben, zeker bij Charles Cornette en de fenomenale actrice Hildeke Uitterlinden. Vraag me niet hoe, maar het koppel komt ergens te velde in gesprek met de broer van Jacques Huisman, de wellicht nog grotere Maurice Huisman, grand directeur de la maison d’opéra, le Théâtre de la Monnaie, onze Brusselse Muntschouwburg. (Sorry, mocht ik Jacques en Maurice verwisselen, ik kon die twee nooit goed uit mekaar houden.)
Charles en Hilde zeggen tegen Maurice dat ze dolgraag iets willen doen samen met de flamboyante Arturo Corso. – Quoi, donc? – Iets met Brecht en Arturo. – Adjugé! Pour 9 comédiens, musiciens y compris!
Om het kort te maken: op de valreep, na een ingespannen brainstormende vakantie zegt Arturo plots dat hij een ander, een beter idee heeft: iets met Dario Fo.
En zo ontstond Mistero Buffo, in het zaaltje in het straatje achter de Munt. Voor liefst 14 acteurs, muzikanten (Wannes, Flor en Bernard y pas compris.)
Ik heb die voorstelling gezien, en achteraf moest ik uit de oorspronkelijke cast missen o.a. een waanzinnig schitterende Dora van der Groen (als zotte met haar lammeke) en een ongelooflijk geestige zanger-comédien Bernard Verheyden.
Men had er niet genoeg kunnen van krijgen. Corso en Fo waren inspirerend. Men wilde verder en verder. Samen blijven! “Op ons eigen beginnen”, weg van het burgerlijk, afgezaagd theater. Deze goudader van puur volkstheater verder ontginnen!
Voor sommigen was het water te diep, de sprong te groot, om in het geloof van die tijd, in “commune”, in collectief met gelijk loon voor gelijk werk, hun jarenlang opgebouwde ancienniteit op te geven voor een wild avontuur. De Nieuwe Scène was geboren, de rest is geschiedenis.
Tot er sleet op kwam. De Fo-bron droogde enigszins op. Men kon slecht nog “liekes” zingen. Men zocht naar nieuwe politiek geëngageerde inspiratie, het werd al eens Brecht, of Tone Brulin, of iets anders. Allicht voelde Arturo Corso zich niet meer thuis in die nieuwe geest. De band werd verbroken. (De oprichting van De Mannen van den Dam, afsplitsing van de INS, dateert al van vroeger, maar dat is weer een ander, gelijksoortig verhaal.)
Maar, en ik neem de Corso-draad weer op, Arturo bleef hoe dan ook aanwezig in Vlaanderen.
Deze rode rakker, uw dienaar, ooit lid van Het Trojaanse Paard en achteraf een tijd van de RAL, vergroeid met de INS, zocht als dramaturg van het NTG contact met Arturo. Een publieksenquête onder directeur Jef Demedts had immers uitgewezen dat het NTG-publiek wel pap lustte van geëngageerd theater.
Arturo regisseerde vervolgens in NTG-Gent: Wij betalen niet, De geschiedenis van de soldaat (Met een virtuoze Hugo van den Berghe, en studenten van drie toneelscholen), Toevallige dood van een anarchist (met een schitterende Walter Moeremans), allemaal stukken van Dario Fo, en een iets minder geslaagde Shakespeares Hamlet (vertaald en bewerkt door Hugo Claus, en met de grote Hugo van den Berghe in de titelrol).
Er moet ook nog een Mistero Buffo-reprise, 10 jaar erna, geweest zijn in het Gentse Theater Arena van de “Drie Jaken” – Veys, Berwouts en Van de Velde. In het Antwerpse Raamtheater van Marc Cnops regisseerde Arturo Corso nog twee stukken: “Het Einde van de Wereld” van Dario Fo en “Realpolitiek” van Umberto Simonetta.
Tenslotte heb ik hem in de KNS waar ik directeur was geworden, gevraagd om een feestelijk en geëngageerd spektakel te verzorgen voor de eindejaarsperiode. Het is, op basis van Goldoni’s “Knecht van Twee Meesters”, geworden: “Arlecchino, Knecht Zonder Meester” (met een waardige opvolger van de grote Commedia dell’arte-artiest Charles Cornette, in de beweeglijke huid van een jonge Aron Wade), een kroniek waarin, symbolisch en toepasselijk, een talentrijk gans toneelgezelschap door de rechtse reactie uit zijn stad verdreven wordt. Het was, zo beweert men, geen succes. Het was, zo bleek, het einde van de KNS, en de zwanenzang in Antwerpen van mijn goede vriend en kameraad Arturo Corso. Hij ruste eindelijk in de vrede die hem toekomt. A la riscossa! E molto grazie, Arturo!

Frans Redant

Naschrift

Als slot nog het “speechke” dat Frans – “cabotin met een rode sjaal rond mijn nek,” zegt hijzelf – daar toen heeft afgestoken.

“Arturo,

“Al uwe minnaars waren u vergeten
zij vroegen niet meer naar u.”

Staat u me toe dat ik, met een knipoog naar Elsschot, dit onsterfelijke vers van Jeremias aanhaal.
Ja, Arturo, het was stil om u geworden, te stil.
Tallozen hebben u bemind, tallozen zijn u gevolgd.
Van die memorabele Mistero Buffo, die ons, Vlaamse theaterboeren verloste van het minderwaardigheidscomplex waarin we stilaan dreigden te berusten.
Na die avond in het zaaltje achter de Munstschouwburg – ere zij Maurice Huisman – juichten we bijkans ongelovig: zie je wel, het is mogelijk!
Jij was de onvermoeibare, rusteloze motor. En daaruit volgde je epos met de INS/NSI, met als kern het kruim van het KNS-gezelschap, want in feite was het hier, in deze Bourlaschouwburg onder Lode Verstraete allemaal begonnen met Het Zevende Gebod – Steel wat minder.
De INS ging voor naar Avignon, Avignon dat voor onze theatermakers – van Jan Fabre en Guy Cassiers tot Anna-Teresa de Keersmaeker – nu vertrouwd terrein is geworden.
Over die glorieuze geschiedenis van de INS met Hilde, Charles, Jan en co., en Wannes niet te vergeten, kunnen anderen beter dan ik berichten.
Tot de onvermijdelijke kink in de kabel kwam; de INS hernieuwde zich en sloeg andere paden in.
Maar Vlaanderen vergat u niet. Als dramaturg van het NTG mocht ik een aantal keer een beroep doen op uw talent: Wij betalen niet, De geschiedenis van de soldaat, Toevallige dood van een anarchist, tot Hamlet.
Je bezat de gave om aan een teleurstellend flauw slot van een sterke plot van Dario, een nieuw einde te brouwen. Je bezat ook de gave om een sterke plot om zeep te helpen. Het was met jou altijd erop of eronder. Je bezat ook de gave om het toneel te vullen met ingewikkelde toestanden met wagens en rijdende decorstukken.
Voor Wij betalen niet werden de twee zijbalkons op het eerste omgetoverd tot reusachtige afvalschuiven, waaruit aan het slot alle consumptieafval van het verfoeide kapitalisme naar beneden de avant-scène opdonderde: koelkasten, TV’s, weet ik veel. Wat een apotheose!
De geschiedenis van de soldaat. We zouden de versie van Dario en jou van de Scala van Milaan brengen. (Op het eerste gezicht een simpel scenario voor drie personages, maar waarvoor jij de studenten van drie toneelscholen als figuranten wist te mobiliseren…) Maar het was buiten de waard gerekend: op de dag van de eerste lezing kwam tegen deze ingrijpende bewerking een veto door de erfgenamen van librettist Ramuz. Geen probleem! Op drie dagen boksten jij, Filip en uw dienaar een nieuwe versie in mekaar. Salut Ramuz!
Ook buiten de waard gerekend ging het met Toevallige dood van een anarchist. We hadden toch als regisseur Gavin Richards van de Engelse politieke toneelgroep Belt and Braces kunnen strikken. (U weet wel, de kleine Mussolini uit Allo Allo.) Die had voor West-End een versie gemaakt met een dramaturgisch veel beter slot dan het oorspronkelijke van Dario. Maar – de voorbereidende repetities waren al begonnen – jij, Arturo, kreeg er plots lucht van. Je hebt bij Dario hemel en aarde bewogen om er een stokje voor te steken. Gevolg: jij, Arturo, en niemand anders zou die regie doen. Het NTG het mes op de keel, de rug tegen de muur. Weliswaar met groot succes.
De Gentse liefde zou uitblussen met Hamlet. Je wilde absoluut en persé Hamlet regisseren, je had daar immers geniale ideeën over. Vanzelfsprekend moest je vriend Hugo Claus de vertaling, nee, wat zeg ik, de bewerking maken. En Hugo verscheen op de eerste afspraak, gehuld in een blitse pelsmantel: “Ugo, avec ce manteau, t’es comme oen poetain!” Hugo schaterde, want jij mocht ook alles zeggen, ni dieu ni maître.
Met Hamlet wilde je nu eens haarfijn tonen wat een politiestaat precies is, een kluwen waar iedereen iedereen bespioneert, waar wapentrafiek de orde van de dag is, waar de arme Ophelia geen zelfmoord pleegt maar gewurgd wordt en in een badkuip verzopen… En als kroon op het werk werd het mousetrap-toneel een absurdistische Beckett-pastiche.
Grote afknapper was toch de schermscène aan het slot. Geen klassiek duel met zwaarden, degens of floretten, nee, in je grenzeloze fantasie ontwierp je een tweearmige draaitol met zwaarden aan de uiteinden. Trekkend aan een koord moesten Hamlet en Laertes mekaar op zo’n zwaard trachten te spietsen… We zijn er nooit uitgeraakt om Hamlet een waardige uitvaart te bezorgen.
Je had het juist natuurlijk; Shakespeare is politiek theater, maar zover had zelfs Jan Kott zich niet gewaagd…
Arturo, je zult het ons allicht kwalijk genomen hebben dat we de prachtige tekst van Hugo het volgende seizoen opnieuw hebben gebracht, als remake, met Hugo zelf als bereidwillige co-regisseur.
Arturo, je werd niet vergeten. Enkele jaren later, tijdens mijn kortstondige passage alhier, mocht ik je gast zijn op Sardinië en er tijdens besprekingen voor een project in de KNS je repetities meemaken in de Opera van Cagliari, L’Italiana in Algheri van Rossini. Later mocht ik in de Stopera-Amsterdam getuige zijn van je succesrijke regie samen met Dario van Rossini’s Il barbiere di Siviglia. Het duo Fo/Corso had zich op de opera gestort.
Zodus, Antwerpen vergat je niet. Ik deed op jou een beroep voor Goldoni’s Knecht van twee meesters. Ik wilde een familiespektakel vanuit jouw en ons engagement voor een feestelijk eindejaar. Maar je was een koppigaard, Arturo, en het werd toch maar een remake van je Harlekijn, knecht noch meester.
Men zegt dat wanneer het theater weer eens in crisis verkeert, men altijd teruggrijpt naar de Commedia dell’arte, als de puurste oervorm van volkstheater. Jij hebt ons er steeds aan herinnerd dat in onze eigen Vlaamse theatergeschiedenis de Commedia dell’arte ooit een rol heeft gespeeld. En Arturo, jij belichaamde de pure Commedia dell’arte als een geëngageerd jongleur.
Arturo, onvergetelijke vriend, genereuze kameraad, dank voor al die belevenissen, ervaringen, schone herinneringen.
Ik draag dit rode sjaaltje, nog een cadeau van jou. Zo vergeet ik je zeker niet.
A la riscossa!

Frans Redant

Een gedachte over “Tien jaar geleden overleed Arturo Corso

  1. Oprechte dank voor het “dagelijks nieuws”. Mag af en toe wel eens herhaald worden. Vandaag slecht nieuws: de dood van Arturo Corso, een jaar geleden. Nooit geweten! Een schitterende bijdrage van Frans Redant. De “Nieuwe Scene” was het BESTE wat het Vlaams theater overkwam. Hij regisseerde ook in Arena “Mistero Bufo”. Levende herinneringen aan nachtelijke gesprekken met hem en Wannes. Deze reeks van opvoeringen behoren met die van de werkgroep o.l.v. Dirk Decleir van “Boerderij de dieren” tot de mooiste producties van Arena.

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.