Veertig jaar geleden traden De Kreuners op de weide achter de Marron op de Oostberg in Temse. Alhoewel het concert mede werd georganiseerd door het plaatselijke Masereelfonds, dat de avond daarvóór nog een “Nacht van de Poëzie” had georganiseerd met o.a. Stefaan Van den Brempt, Johan de Belie, Oswald Joossens en Roland van Campenhout, heb ik het optreden helaas niet gezien, omdat er op die “Nacht” een conflict was ontstaan o.m. omwille van de geringe opkomst als ik me goed herinner.
Toen in 2008 De Kreuners dertig jaar bestonden, kwam er een reünie bijna in de originele samenstelling. Zanger Walter Grootaers bepaalt natuurlijk grotendeels het gezicht van de groep, maar de gitaristen Erik Wauters en de stilaan letterlijk “incontournable” Jan Van Eyken doen dat toch bijna evenzeer. Zelfs Ben Crabbé, die ook al lang bij de groep zit, heeft mede door zijn bekend televisiegezicht de oorspronkelijke drummer doen vergeten. Alleen Berre Bergen (in 1989 weggehaald bij The Scabs) ontbrak helaas door ziekte (*). Maar er was voor een goede vervanger gezorgd: Axl Peleman. Een en ander moest natuurlijk worden gevierd met een interview in Humo (van 29/4/2008). Erik Wauters stelt daarin terecht: “Hoeveel optredens hadden The Pebbles indertijd? Tien per jaar? Om in Vlaanderen veel te kunnen spelen, móést je in het Nederlands zingen. Wij gelden mee in de slipstream van Raymond, die de kleinkunst had geëlektriseerd.” Waarop Jan Van Eyken “corrigeert”: “En van Verminnen, die ik toch meer rock vond dan Raymond.” Qué?
Dat de doorbraak van Vlaamse groepen in het Noorden te danken is aan Urbanus, die hiervoor de wegbereider is geweest, zoals door sommigen wordt geopperd, wordt o.m. door Walter Grootaers sterk betwijfeld. Integendeel zelfs. Toen De Kreuners voor het eerst een zekere bekendheid mochten genieten, deden zij ook reeds enige Nederlandse zalen aan. Zonder succes overigens. Het publiek was niet geïnteresseerd. Tot Grootaers het op z’n heupen kreeg, zijn haar verfde, gekke kleren aantrok en op het podium uit zijn nek begon te lullen. En kijk, nu was er wél belangstelling. Zo’n domme Belg, dat is toch om te lachen, nietwaar? Onnodig te zeggen dat Grootaers dit soort optredens tot één baaldag heeft beperkt.
Anderzijds blijft Walter Grootaers beweren dat teksten belangrijk zijn. Ze vereenvoudigen immers de identificatie tussen zaal en zanger. Verstaat men de teksten niet op het moment dat ze worden uitgevoerd, men kent ze dan toch reeds van op de plaat, zoals Koen Wauters herhaaldelijk laat demonstreren.
Aan Clouseau hebben De Kreuners trouwens heel wat meer te danken en dat geven ze ook grif toe. Toen ze “Ik wil je” opnamen b.v., vonden ze het wel een prachtig nummer, maar ze waren er bijna zeker van dat het een commerciële flop zou worden. Reden: de gitaar klonk veel te “heavy”. Maar dan kwam “Dansen” van Clouseau en plotseling bleek het VTM-publiek ook rijp voor hardere dansnummers.
Walter Grootaers was in de jaren tachtig reeds het onderwerp van een hoorspel van Peter Cnop, “Altijd Alaska”, geschreven voor de toenmalige BRT1-radio. Het onderwerp zeg ik, maar toch ook weer niet. De figuur van Walter Grootaers is eerder exemplarisch voor “een” of “de” Vlaamse rockmuzikant. Nergens in het hoorspel wordt overigens zijn naam vermeld of die van zijn groep. Peter Cnop heeft eerder naar een antwoord gezocht (of beter gezegd: vragen opgeworpen) in verband met het hoe en het waarom: “Waarom iemand de niet geringe risico’s wil lopen de veilige bescherming van het anonieme bestaan op te geven om zich prijs te geven aan de openbaarheid, dat bijvoorbeeld. Natuurlijk, het is geen vraag die zich tot het rockmidden beperkt, maar het antwoord ligt allicht anders, dichter bij de kilte die te hard tentoongespreide emoties bij een rockmuzikant kan achterhalen. ‘Altijd Alaska’ heet dat in een lied van de populaire Vlaamse rockgroep, de Kreuners. Daardoor ligt de motivatie van een rockzanger allicht een stuk dichter bij de misschien wat eenvoudig opgebouwde verwachtingen van de sportbeoefenaar dan bij de naar buiten degelijk intellectueel gefundeerde gedachtenconstructies van zeg maar beeldende kunstenaars. Een wielrenner kan echter maar enkele emoties, zoals geldingsdrang bijvoorbeeld, kwijt door ze om te zetten in energie. Rock daarentegen biedt de mogelijkheid om een hele waaier van emoties bijna onversneden door te geven in de muziek. Dit slag rock lijkt daarom ook meer te zijn dan dansmuziek, al kan het daar wel uiterlijke kenmerken van vertonen. In de Verenigde Staten en Engeland bestaat het sinds het eind van de jaren zestig, in andere landen is het om diverse cultureel-economische redenen pas enkele jaren geleden op gang gekomen. Een essentiële voorwaarde is namelijk dat de muziek en de teksten zoniet landsgebonden moeten zijn, dan toch een verwantschap moeten hebben met de gemeenschap waarin ze ontstaan. Na enig wikken en wegen, bleek de Lierse rockgroep de Kreuners zich hier het best voor te lenen. Ze zingen in het Nederlands, hun teksten wekken de indruk nogal verbonden te zijn met hun persoonlijkheid, de muziek is gevarieerd genoeg om te blijven boeien. Daarenboven konden oude demo-opnamen gebruikt, zodat er met beperkte productionele middelen toch enige evolutie kon geëvoceerd worden. Nochtans is dit niet in de eerste plaats een document rond de muziek van de Kreuners geworden, maar een dramatische reconstructie van lief en leed van een Vlaamse rockzanger.”
Kortom, kunst wordt uit pijn geboren ! How about that als cliché om mee te beginnen ? En toch is het zo. Walter Grootaers, de spil van De Kreuners, heeft het moeilijk met zijn echtscheiding en de relationele en praktische problemen die daaruit voortvloeien, zo o.m. het bezoekrecht van zijn dochtertje Layla. Eén en ander is er de oorzaak van dat de tweede elpee van deze Lierse groep diep doorvoeld is, helemaal het tegenovergestelde dus van de bekende slagzin Lierke plezierke. Alhoewel, het is natuurlijk een plezier naar « Er sterft een beer in de Taiga » (zoals de titel van de elpee luidt) te kunnen luisteren. Een pijnlijk plezier dan wel. Neem nu het ontroerend mooie « Layla ». Of de bitsig harde songs « De andere kant », « Beest » en « Doe het niet ».
Maar waarom kan deze persoonlijke problematiek van Grootaers ons zo boeien ? Omdat we er onszelf in terugvinden ? Uiteraard. Maar ook omdat hij verder gaat en doorheen zijn eigen moeilijkhedenook een betere kijk krijgt op andere, grotere, zeg maar maatschappelijke problemen. De ontstaansgeschiedenis van « Het einde » is daarbij typerend. Wat kan het Grootaers schelen dat een derde wereldoorlog op de loer ligt ? De grote lusteloosheid van de generatie van zeventig, weet je wel. Tot zijn dochtertje hem dan vraagt : « En ik dan ? » In het nummer wordt dat overgenomen door een kinderkoor dat indringend brult : « En wij dan ? » (Op die manier overstijgt Grootaers een Gilbert Bécaud die in z’n « Je me fous de la fin du monde, mais je veux pas la fin de toi » deze sprong naar de hele maatschappij toe niet maakt).
En het mooiste zijn natuurlijk de fameuze « Couscous kreten » (**) die nu reeds de legende zijn ingegaan. De problematiek van de « tweede generatie » gastarbeidersjeugd wordt hier beter verwoord dan in honderd geleerde uiteenzettingen. Ook muzikaal is dit nummer typerend voor de hele elpee. Want al die mooie woorden zouden natuurlijk boter aan de galg zijn indien ze niet werden geschraagd door uitstekende rockmuziek. Maar dat is nu precies het fijne van rock, de wisselwerking tussen tekst en muziek is meestal zeer intens, intenser dan — ik zeg zo maar iets — bij een opera b.v. Rockteksten moeten dan ook niet gelezen en geanalyseerd worden maar beluisterd. En dan wordt als alles goed zit, zelfs een gitaar poëzie. (Met rode oortjes, RV nr.46 van 1982)
Alleszins zal zanger Walter Grootaers de geschiedenis ingaan als de eerste rockvedette waaraan een “standpunt” van de r.v. werd gewijd (***). Dat was dan naar aanleiding van de jongerenmars voor werk die te Brussel begon en eindigde op het Rogierplein, waar op het “historische” podium van Rock Werchter onder andere de Marokkaanse groep Nour El Shahad, de Internationale Nieuwe Scène, Philippe Anciaux, GAM en Vuile Mong optraden. Het zwaardere werk kwam nà de manifestatie aan beurt met Scooter, Seven Roots, The Red and Black Power Blues Band en Toy.
Alhoewel dit programma zeer aanlokkelijk overkomt, waren diegenen die een super-jam-session verwachtten tussen de groep van Johan Verminnen, de Centimeters en de Kreuners wel een beetje ontgoocheld. Jammer, zult u zeggen, maar wie verwacht er nu in godsnaam zoiets? Wel, de trotse bezitters van de single “Geef me werk”/”Du travail” die speciaal ter gelegenheid van deze mars was uitgebracht waarschijnlijk. Want inderdaad deze single is tot stand gekomen via deze toch wel verwonderlijke (maar zeer verheugende!) samenwerking. Walter Grootaers van de Kreuners neemt immers de zang voor zijn rekening terwijl Raymond van het Groenewoud en Johan Verminnen respectievelijk voor de Nederlandse en de Franse tekst tekenen en Jean Blaute voor de muziek en de productie (****).
Op de plaat wordt Grootaers bijgestaan door Mich Verbelen (bas), Stoy Stoffelen (drums), Eric Melaerts (gitaar) en Jean Blaute (toetsen). Helaas heeft deze supercombinatie geen meesterwerk afgeleverd, maar de historische samenwerking, het goede doel en het meezing-refrein maken van deze single toch wel een cultproduct.
Later ging Grootaers in de (lokale) politiek voor de VLD. Voor sommigen was dit een verrassing. Was Grootaers oorspronkelijk niet als links knaapje gepromoot? Jazeker, maar dat had allicht meer te maken met zijn broer/manager die voorheen bij het ABVV te werk gesteld was. Grootaers zelf b.v. verklaarde reeds in de jaren tachtig aan Dirk Dauw in Het Nieuwsblad “dat rock’n’roll in wezen een toonbeeld van vrije economie is en (…) dat de politisering ervan (die onvermijdelijk met subsidiëring gepaard gaat) moet worden vermeden.”
Het dieptepunt in de televisiecarrière van Grootaers kwam er op het eind van 1998 toen zijn nieuwjaarsshow “Walter gaat het zeggen” door de VRT werd afgevoerd wegens “te plat”. Onder andere Ben Crabbé (op dat moment zelf bij de VRT aan de slag in “Nieuwe Maandag” en gehuwd met presentatrice Andrea Croonenberghs) werd een aantal keren onheus onderuit gehaald.
In de lente van 2020 vernam VTM dat Walter Grootaers het coronavirus had opgelopen en in afzondering zat. Kort daarvoor was hij nog aanwezig op opnames van ‘The Voice Senior’, waar hij coach is. Iedereen die in contact kwam met Walter, werd nu gecontacteerd en gevraagd om thuis te blijven.
Referentie
Ronny De Schepper, Rock’n’roll animal, De Rode Vaan nr.17 van 1982
(*) Dat was toen de officiële versie. Maar alhoewel hij wel degelijk een ernstige longziekte had die hem op 8/2/2016 het leven zou kosten, vertelde Berre in de Gazet van Antwerpen van 17 december 2010 iets helemaal anders: “Als Ben Crabbé stopt, doe ik weer mee. Ik ben altijd eerlijk: Ben kan twee stenen doen vechten. Onze karakters botsten enorm.” Nochtans waren ze ooit samen bij de Kreuners begonnen en maakte Berre later deel uit van het team rond het populaire spelprogramma “Blokken”, dat nu al een eeuwigheid door Ben Crabbé wordt gepresenteerd. Alleszins was Ben aanwezig op de begrafenis van Berre. In het verslag van die plechtigheid leerde ik ook dat Berre de componist is van de “Basketsloefkes” van Sam Gooris…
(**) In dit verband herinner ik me een kort lezersbriefje in de Humo-rubriek, die in dit geval wel heel toepasselijk “Uitlaat” werd genoemd: “Proefondervindelijk vastgesteld: couscous scheten hoort men wél!”
(***) Jef Turf, Geef me werk, ‘k heb twee handen, ‘k voel me sterk, De Rode Vaan nr.17 van 1982.
(****) Vaak wordt vergeten dat Jean ook de producer is van twee van de grootste Kreuners-hits: “Ik wil je” en “Zo jong”.
het eerste of een van de eerste artikels over de kreuners in knack
Klik om toegang te krijgen tot DeKreunerswillenhetanders28maart1978.pdf
LikeLike