Reginaldo Pinheiro behaalde, geheel onverwacht, de tweede plaats in de tweede Elisabethwedstrijd voor zang in 1992.
Ik zou het niet in mijn hoofd halen deze Braziliaanse tenor uit te jouwen, zoals de deftige hooligans onder het wedstrijdpubliek dat toch deden, ook al vond ik hem eigenlijk zelfs de finale niet waardig. Op radio en televisie klonk hij veel voller (volume opgetrokken?) maar op de CD, die zoals gebruikelijk na de wedstrijd uit kwam, klinkt hij opnieuw zoals in de zaal, d.w.z. zwak. In de Gentse Bijlokehal in 1997 klonk hij in de Matthäuspassie wél hard genoeg, maar zijn interpretatie was toch ontgoochelend.
Maar hoe dan ook, jouwen, nee dat doe je niet bij zo’n gevoelige jongeman. Dat had ik al beslist toen hij naast mij in de zaal zat en tranen met tuiten huilde omdat zijn Griekse vriend Anastassios Christoyannopoulos het plichtwerk “Accent” van Pierre Bartholomée niet tot een goed einde kon brengen. Een opgelegd stuk voor een zangwedstrijd is altijd al problematisch omwille van de taal maar met “Accent” (*), speciaal geschreven voor de Elisabethwedstrijd 1992, hadden er normaal geen problemen mogen zijn, want het was een vocalise (m.a.w. uitsluitend bestaande uit klinkers). Toch waren die er wel, want je werd verondersteld een verhaaltje zelf “in te vullen” en de meesten hadden daarvoor gewoonweg onvoldoende fantasie.
Het stuk bestond in zes tessituren, maar het was geen toeval dat alle baritons (op de latere winnaar Thierry Felix na die het stuk aanpakte als een bas) moeilijkheden hadden met deze partituur. Het incident met de Griek Anastassios Christoyannopoulos was dan ook eigenlijk, op grond van diens zwakke prestatie, voorspelbaar. De Amerikaan Craig Morphis heeft er trouwens blijkbaar zijn lessen uit getrokken, want na een even flauwe prestatie gaf hij ’s anderendaags forfait “wegens ziekte”…
Tussen haakjes: als kennismaking met dit plichtwerk op televisie enkel dat pijnlijke fragment geven was over het randje van het voyeurisme en niet “erop” zoals Fred Brouwers stelde. Blijkbaar werd regisseur Jan Dewilde daarop trouwens gewezen, want ’s anderendaags maakte men het dan toch een beetje goed door het werk te laten horen zoals het wél moest gebracht worden, door Vera Dobrolubova met name.
Ronny De Schepper
(*) Wie had dit nu ook alweer geschreven?