“Toen ik achttien was, was Hans Lodeizen mijn favoriete dichter, zoals hij dat van vele achttienjarigen was. Het hoorde bij de ontdekking van de melancholie. Die hàd je nu eenmaal – behalve als je te veel aan sport deed.” Aldus Herman De Coninck in “De Morgen” van 31/5/1996. Blijkbaar deed ik ook niet genoeg aan sport, want na een lezing (nà de lesuren en niet verplicht bijgewoond!) door Anton van Wilderode, gold deze vaststelling ook voor mij (*). Morgen zal het al zeventig jaar geleden zijn dat Lodeizen overleed op amper zesentwintigjarige leeftijd in de Clinique Cécil in Lausanne aan leukemie.
Johannes August Frederik Lodeizen was de auteur van één bundel gedichten en een hoeveelheid nagelaten werk. Hij geldt min of meer als voorloper van de generatie van vijftig, een groep ‘experimentele’ dichters onder wie Lucebert, Hugo Claus en Gerrit Kouwenaar. Weliswaar vertoont Lodeizen een zekere verwantschap met deze naoorlogse dichters, maar bij lezing van zijn werk valt het eigen, persoonlijke karakter op. ‘De gedichten van Hans Lodeizen, met hun sfeer van jong-zijn en kleurige feestelijkheden, lijken in hun luchtige elegantie een beetje boven de wereld te zweven. Ze zijn licht en onaards, maar toch zeer autobiografisch,’ zo karakteriseert Peter Berger deze poëzie.
Zijn werk overleefde verschillende latere stromingen en bleef lang na de jaren vijftig bijzonder geliefd bij generaties jonge lezers, voor wie hij vaak de eerste dichter was met wie ze kennismaakten en in wie ze zich konden herkennen, zo schrijft ook Wikipedia. Lodeizens enige bij zijn leven gepubliceerde bundel Het innerlijk behang werd tot aan 1990 vijftien keer herdrukt, wat op zichzelf al zijn immense populariteit weerspiegelt. Postuum werd aan Lodeizen in 1951 de Jan Campertprijs toegekend. De jury bestond uit Ferdinand Bordewijk, Martinus Nijhoff en dr. J. Hulsker.
Wat Van Wilderode er overigens niet bij vertelde, was dat Lodeizen een notoir homofiel was en dat ook in zijn poëzie tot uiting deed komen. Ten tijde van Wikipedia zijn we wel al zover dat dit mocht worden vermeld, zij het toch wel in enigszins negatieve zin: “Lodeizens poëzie was te veel een dagboek, een verslag van een ontoereikend bestaan (mede door zijn homoseksualiteit), dat volgens criticus Rein Bloem ook later zijn zeggingskracht en ontroering volledig behouden blijkt te hebben.”
Ronny De Schepper
(*) Andere aanwezige klasgenoten waren o.a. Guido Hullebroeck en Chris Hectors.