Het zal morgen precies honderd jaar geleden zijn dat Bob Davidse, beter bekend als Nonkel Bob, werd geboren. In 1985 nam hij afscheid van het beeldscherm en het is bij die gelegenheid dat ik hem telefonisch heb geïnterviewd voor De Rode Vaan…
Zaterdag en zondag kon u naar het afscheid van Bob Davidse kijken op televisie, een man die als Nonkel Bob duizenden Vlaamse kinderen naar de puberteit heeft begeleid. Oorspronkelijk was enkel zaterdag voorzien, maar toen ook alle tantes opdaagden (« Nonkel en de Tantes zetten een bedrijfje op » ?), nl. Tante Terry, Tante Paula, Tante Lieve en Tante Ria (foto), toen begon het wat uit de hand (en uit de ooghoeken) te lopen en was een extra-uitzending op zondag noodzakelijk. Als we Bob Davidse de vrijdag voor de uitzending opbellen, komen we zowaar middenin een verjaardagspartijtje terecht, want de man werd toen exact 65 jaar. Ondanks (of misschien dankzij ?) de schuimwijn die ongetwijfeld vloeit (al is dat via de telefoon wat moeilijk om vast te stellen), staat de brave man ons uitgebreid te woord van zodra wij onze eerste vraag lanceren : hoe lang is dat nou geleden, nonkel Bob ?
Nonkel Bob : Ik had reeds een paar keren voor de televisie opgetreden als zanger — want dat was in feite mijn beroep (*) — maar op 12 maart 1955 om precies te zijn, zijn wij begonnen.
— Dat maakt dus meer dan dertig jaar. Dan moet dat afscheid wel erg pijnlijk voor u zijn ?
Nonkel Bob : U legt de vinger in de wonde ! Inderdaad. Ik voel me vrij gezond en dat is toch een basis om te kunnen verder doen. Ja, ik vind het spijtig. Al mijn kameraden zitten hier, waarmee ik steeds in de beste verstandhouding heb geleefd en die zeg ik nu vaarwel, gelukkig niet voor altijd, want ik kan als losse medewerker nog een paar keer aan de slag.
— Dat vermoedden wij al, ja. En wat wordt dat dan ?
Nonkel Bob : Het voorbije seizoen hebben we « Stad op stelten » gehad en dat is langzamerhand zo’n meevaller geworden, dat wij daar zeker nog tot 7 juni van volgend jaar mee doorgaan. En aangezien ik dat zelf zowat in gang heb gestoken, mag ik daaraan blijven meewerken.
Op 18 oktober 1964 traden The Rolling Stones voor het eerst op in ons land. Ze werden daarbij geïnterviewd door niemand minder dan nonkel Bob en tante Terry! Dat moet een hilarische aangelegenheid geweest zijn. Ik ben haast zeker dat ik het toen heb gezien, maar ik herinner mij er helaas niets meer van. Ik heb het voorval wel ter sprake gebracht toen ik Bob Davidse “aan het lijntje” had, al heeft het door plaatsgebrek toen De Rode Vaan niet gehaald.
“The Beatles die kénde ik een beetje,” zei nonkel Bob. “Tenslotte schreven zij ook melodieuze liedjes, maar The Stones waren tot dan toe aan mij voorbijgegaan. Toen ik ze voor het eerst ontmoette in het Sheraton Hotel op het Rogierplein moest ik aan hun impressario vragen wie wie was. Maar ik had de indruk dat hij met mijn voeten aan het spelen was.”
– Hij toonde je Brian Jones en zei dat het Mick Jagger was en dat soort grappen?
Nonkel Bob : “Nee, zo erg was het gelukkig niet, maar hij zei me bijvoorbeeld dat de drummer (Charlie Watts, RDS) alles verzamelde dat met Napoleon te maken had. Dus ik stel hem daarover een vraag op antenne en die jongen blijkt uit de lucht te komen vallen!”
– En het optreden zelf?
Nonkel Bob : “Luid! Ongelooflijk! Vooral die bassist (Bill Wyman, RDS). Onze klankmannen waren bang dat hun microfoons zouden stukspringen. Maar de fans die vonden het prachtig natuurlijk. Die schreeuwden zelf trouwens ook een hoop decibels bijeen!”
Post Scriptum: twee weken na de uitzending wiste de BRT de beeldbanden van de rubriek “Leuke plaatjes, goede maatjes” (hoe verzin je het!) in “Tienerklanken” van 19 oktober 1964, de dag dat ik mijn dertiende verjaardag vierde, door er een voetbalwedstrijd over op te nemen…
— Zo’n afscheid staat altijd borg voor traditionele vragen zoals wat uw mooiste herinnering is b.v. ?
Nonkel Bob : Ik kan dat niet zeggen. Ik heb mooie herinneringen van de eerste dag dat ik hier was tot de laatste. Maar het is natuurlijk wel zo dat bij mijn debuut de televisie nog een wonder was. En zo gebeurde het vaak dat ik op bezoek kwam bij zieke kinderen en dat die verwonderd waren me via de deur te zien buitengaan. Die vroegen aan hun moeder moet hij nu niet terug in onze kast kruipen ? In een weeshuis kwamen kinderen aan mij voelen of ik wel echt was. De plaats waar ik had gestaan, werd door een jongetje zowat heilig beschouwd, schreef de directeur mij later. Maar nu is dat natuurlijk allemaal voorbij, wat zeg ik : het is het tegenovergestelde geworden. Televisie is nu kauwgom voor de ogen, zoals de Amerikanen zeggen. Ik kan echter wel zeggen dat ik er steeds voor heb gezorgd dat ik de kinderen nooit heb geïndoctrineerd, ik heb ze steeds bijgebracht dat ze moeten openstaan voor alle mensen, voor alle strekkingen.
— Ja, op een talkshow in Gent verraste u mij met de mededeling dat u nog ooit op een rv-feest was opgetreden. U vertelde toen ook dat de zaal toen vol zat met chiromeisjes, maar zouden dat niet eerder pioniertjes geweest zijn ?
Nonkel Bob (lacht): Neeneenee, ik weet niet meer precies wanneer dat was maar onze David was toen een jaar of zeven dus het moet zo’n drie- à vierentwintig jaar geleden zijn en dat was in het park van Vilvoorde. En in twee talen hingen daar grote spandoeken met daarop « Werkers van de hele wereld, verenigt u » en wat weet ik nog meer, maar dat was voor die chiromeisjes blijkbaar geen enkel bezwaar. Zij kwamen naar Nonkel Bob kijken en zij trokken zich niet aan wat of hoe.
— Ik wil de feestpret niet bederven en u zegt daarnet ook : ik deed niet aan politiek, maar vanuit een bepaalde hoek werd u toch aangewreven dat u de kinderen nogal paternalistisch aanpakte.
Nonkel Bob : Ik moet u eerlijk zeggen; dat is in zoverre waar dat ik vind dat een kind iemand nodig heeft die zegt : van daar tot daar. Ik vind dat de wereld van de kinderen niet mag worden geschaad door de moeilijkheden van de volwassenen. Ik ben een kind van de crisis in de jaren dertig en misschien aten we maar één keer vlees per week, maar dat belette ons niet van verder te spelen. En ik vind dat we dat de kinderen niet mogen afnemen. Als ze zo’n jaar of vijftien, zestien worden, dan moeten ze wel bepaalde zaken leren verteren, maar ik heb me vooral steeds gericht tot kinderen van de lagere school en die moeten kunnen blijven spelen vind ik.
Bij het afscheid had ik het moeilijk om « mijnheer Davidse » te zeggen, want hier ging ook een stukje van mijn jeugd alweer onherroepelijk verloren. Dat voelde ook « Nonkel Bob » blijkbaar aan en toen ik als afscheid riep « TV ? », vulde hij nog steeds even enthousiast aan. « Ohee ! » Waarop ik nogmaals om het af te leren: “Mieleke Melleke Mol?” En Bob: “Karwietsel kardietsel kardol!”
Referentie
Jan Draad, Bob Davidse aan het lijntje, De Rode Vaan nr.31 van 1985
(*) Denk aan liederen als “Anne Marie”, “Kom toch eens kijken” en natuurlijk “Vrolijke vrienden”.