De “coming out” van Bart Kaëll en Luc Appermont vormt natuurlijk weer aanleiding voor discussies over “outing” en “coming out” (“outen”, d.i. van iemand beweren dat hij of zij homoseksueel is, staat tegenover “coming out”, waarbij de persoon zélf ervoor uitkomt). In Het Nieuwsblad van gisteren merkt Koen Crucke fijntjes (en overigens terecht) op: “Ik had gedacht dat ze er nooit voor zouden uitkomen. Toch zeker Luc Appermont niet. Daar stond ik echt van te kijken. Vergeet niet: het is Bart die hem geout heeft. Ik mag hopen dat ze dit goed met elkaar hebben doorgepraat.”
In Het Nieuwsblad van 31/3/2010 stond immers te lezen dat de Vlaamse boysband Get Ready dertien jaar geleden plots 20.000 minder platen verkocht omdat het holebi-blad Zizo had uitgebracht dat op z’n minst één van hen (Jimmy Samijn) homo was. Ook daar was indertijd heel wat commotie rond omdat het de discussie rond “outing” aanzwengelde. Ikzelf sprak destijds met Tom Lanoye die hierover zei: “Ik wil niet betrokken worden in een soort van alomvattend janettencomplot waarin iedereen voor iedereen moet zwijgen. In die zin dat ik geen enkel begrip meer heb en zeker geen medelijden met homo’s die zichzelf onderdrukken. De belangrijkste discriminatie van janetten gebeurt door janetten zelf.”
“HOMO’S ZOUDEN ZICHTBAARDER MOETEN ZIJN”
“Wat ik nu ga zeggen zijn natuurlijk een hoop cliché’s, maar daarom niet minder waar,” aldus Tom Lanoye in het uitgebreide interview dat ik met hem had (zie elders op deze blog). “De meeste mensen zijn heteroseksueel, een grote minderheid, 10 à 15%, is homoseksueel. Voor mij is die vaststelling net hetzelfde als: de meeste mensen zijn rechtshandig, een belangrijke minderheid is linkshandig. Linkshandigheid werd in de Middeleeuwen trouwens ook aanzien als een teken des duivels. Tot een heel recent verleden werden mensen de psychiatrie ingedreven, begonnen ze te bedwateren of te stotteren omdat ze niet meer links mochten schrijven. Nochtans is dat aangeboren, net zoals homoseksualiteit is aangeboren. En toch zijn er mensen die daar nog middeleeuws over denken. Mij persoonlijk raakt dat niet langer, maar in mijn adolescentie deed het dat wél, omdat je dan veel te weinig raakvlakken, veel te weinig voorbeelden hebt. In Sint-Niklaas was er b.v. een café opengehouden door zo’n volkse janet, waar de mensen dan ook geregeld kwamen naar kijken omdat ze daarmee eens goed konden lachen. En verder was er de typische coiffeur met een poedel i.p.v. een kind. En dat was dan zielig. Want er waren maar twee keuzen: het was óf zielig óf lachwekkend. En dat zijn nu niet bepaald de beste voorbeelden om in je puberteit mee op te groeien. En het gevolg is dan dat, als ik schrijf over de seks waarvan ik me het beste iets van kan voorstellen, een groot aantal mensen zich daarin moeilijk kunnen inleven. Omdat ze het zo weinig zien.”
“Nochtans, tien, vijftien procent, dat betekent in Vlaanderen toch nog altijd een half miljoen à zeshonderd duizend mensen. In ons land zijn er minder Duitstaligen en die hebben nochtans een eigen parlement. Nu vind ik niet dat de homo’s een eigen parlement zouden moeten hebben, ik vind alleen dat ze meer zichtbaar zouden moeten zijn. Ik vraag me af waarom ik mij als homo zoveel keer per dag moet kunnen inleven in het heteroseksuele leven (en dat kan ik hoor, dat kost mij geen enkele moeite), terwijl dat omgekeerd een confrontatie betekent. Hoeveel mannen zie je b.v. mekaar kussen? En dan bedoel ik niet het voorhoofd lichtjes beroeren met de lippen, hé!”
“Ik heb in Humo een stuk geschreven over outing. Daardoor ben ik harder geworden. In die zin dat de reacties daarop zeer controversieel waren. Ik heb over geen enkel stuk zoveel moeten discussiëren als daarover. En daardoor ben ik harder geworden. In die zin dat ik geen enkel begrip meer heb en zeker geen medelijden met homo’s die zichzelf onderdrukken. De belangrijkste discriminatie van janetten gebeurt door janetten zelf. Er is nu heel weinig druk vanuit mensen die homo zijn naar andere homo’s toe.”
“Het is zelfs zo dat Jan Van Rompaey op die manier in ‘Zeker Weten’ Koen Wauters tot bepaalde uitspraken kan verleiden. Ik vind Koen Wauters een zeer vriendelijke jongen, maar in plaats van elke Vlaamse kermis af te doen, zou hij beter eens stoppen om even na te denken. Hij zegt zelf dat hij daarvoor nog geen tijd heeft gehad, maar hij komt wel eventjes tussendoor verklaren hoe schandalig hij outing wel vindt. Terwijl hij nota bene daarmee zijn vriendjes van VTM komt beschermen. Jan Van Rompaey laat zich over janetten altijd uit zoals Koningin Fabiola tegen gehandicapten staat te praten. Nochtans wil ik evenmin als die gehandicapten behandeld worden als iemand met een Probleem waarmee je voorzichtig moet omspringen. Als je er op die manier een probleem van maakt, ja dan héb je natuurlijk een probleem. Bij Van Rompaey gaat dat altijd in termen van begrip, van medelijden, en teveel homo’s zijn ervan overtuigd dat dit inderdaad zo moet zijn. De druk van de maatschappij om zich toch maar als hetero te gaan gedragen is zo al groot genoeg, via familie, via boeken, via school, via film, via alle mogelijke kanalen.”
“Want een homo dat is toch maar om te lachen, nietwaar, en het is eigenlijk ook een beetje vies. Denk maar aan het leger, aan sportverenigingen: allé stel je voor, jongens, dan sta je daar met een janet onder de douche! Die gaat me zeker bespringen! Een homo is dus niet enkel iemand die liever met mannen vrijt dan met vrouwen, nee hij is ook totaal oversekst, hij loopt steeds te geilen. En de grote tragiek voor àlle homo’s is nu dat zij allen worden opgevoed als hetero. Dat beeld wordt dus van kleinsaf ook bij homo’s ingelepeld. En dat is dus een beeld waarmee ze zich uiteraard niet willen associëren. Wat maakt dat ze zichzelf laten onderdrukken. De communisten zullen dat ook wel weten: het moeilijkste van de ontvoogdingsstrijd is de gediscrimineerde ervan overtuigen dat hij gediscrimineerd wordt! Alle argumenten die Van Rompaey aanhaalde tegen outing zijn dan ook argumenten die men kan aanhalen tegen arbeiders die een fabriek gaan bezetten. En een aantal van die arbeiders zullen exact hetzelfde zeggen als wat nu een aantal homo’s zeggen: ‘Dat gaat onze zaak schade berokkenen.’ Tegen Yvan Brijs (die ik wel ken) zei Van Rompaey o.a.: ‘Denk je nu echt dat dit de homo-emancipatie vooruithelpt?’ Dat weet ik niet. Maar ik weet wel dat al die bekende mensen die het zich kunnen permitteren die tienduizenden andere klootzakken die er niet voor uitkomen tot voorbeeld zouden kunnen strekken.”
“Waar het mij om gaat, is puur persoonlijk. Ik als homo, wat zie ik? Ik zie een hoop gasten, die komen op fuiven, die komen in bars en die gaan als hypocrieten door ’t leven. Dat werkt op mijn lachspieren en zeker na dat stuk ben ik niet van plan om daar nog medelijden of begrip voor te hebben. Het ergste wat ge u kunt voorstellen (en dat komt veel voor) is een katholieke janet die veertig jaar getrouwd is, drie kinderen heeft en dan op z’n zestigste verjaardag met een donkere bril op een janettenbar binnenkomt en denkt op één avond een verloren leven goed te kunnen maken. Dat is toch triestig, zou je kunnen zeggen. Wel, ik ben niet van plan daar nog langer medelijden mee te hebben. Die mensen hebben dat zichzelf aangedaan. Als we daar al langer vanuit de homobeweging harder tegenover waren geweest, dan zou dat niet zo geweest zijn. Als mensen zich schamen homo te zijn, dat ze dan een put graven erin kruipen en er nooit meer uitkomen.”
“Maar het voornaamste argument is, zegt men dan, dat homoseksueel zijn tot het privé-domein zou behoren. Daarop heb ik een aantal dingen te zeggen. Ten eerste: het wordt blijkbaar niet tot het privé-domein gerekend als iemand die homo is wordt aanzien als een hetero. Nu, dat vind ik nu juist een grove inbreuk op mijn privé-leven. Ten tweede, wat wél tot het privé-domein behoort, dat is als ik zou hebben geschreven: die gast vrijt met die kerel en zij wonen daar en daar. Zo kan je op de duur beweren: dat Eddie Murphy een zwarte is, dat behoort tot zijn privé-leven. Maar ik zie dat toch? Welnu, ik kom in een janettenbar en ik zie Frank Dingenen, om nu maar iemand te noemen, een gast staan tongen dat de spuugvlokken in de geburen vliegen, dan mag ik toch geredelijk concluderen dat hij een homo is? Anders ben je jezelf in een ghetto aan het stoppen. Dan moet je er b.v. van uitgaan dat wanneer iemand binnenstapt op een fuif, dat dit tot zijn privé-leven behoort. Dat is niet zo. Dat is openbaar leven. Ik wil niet betrokken worden in een soort van alomvattend janettencomplot waarin iedereen voor iedereen moet zwijgen.”
“Want op dat moment ga je er eigenlijk mee akkoord dat het iets is waarvoor je je dient te schamen. Als ik naar sommige presentatoren op VTM kijk, dan voel ik me als een zwarte artiest die naar Michael Jackson moet kijken. Want die doet ook alles om er toch maar niet als een zwarte uit te zien. Moet ik dat dan als zwarte artiest fantastisch vinden? Ik zou me eerder tot op het bot beledigd voelen. En als ze dan nog hun kop zouden houden over hun privé-leven, maar nee, in Dag Allemaal word je met je neus tot in de kleur van hun onderbroek gedrukt. Of Koen Crucke die begint te zeiken over zijn vriendin toen hij zeventien jaar was. Dat vind ik hypocriet. En als satiricus is dat dan toch wel Gefundenes Fressen zeker?”
COMING OUT
Frank Dingenen is in Humo van 20/1/1994 eindelijk openhartig. Toch zegt hij: “Ik wil niet dat de mensen zeggen: ‘Frank Dingenen is een homo’. Ik voel mij anders dan andere homo’s – net zoals een hetero zich niet identificeert met andere hetero’s. Het probleem is dat er in de homowereld veel uitwassen bestaan: in iedere stad is er wel een aantal homobars, maar in die kroegen kom ik nooit. Ik heb een hekel aan truttekes en gasten met leren jekkers. Dat is de reden waarom ik het zo moeilijk heb met mijn geaardheid. Slechts één man op twintig is homo: probeer die maar eens te vinden buiten het homo-milieu – en dan moet het nog klikken ook. Ik ben ooit eens héél verliefd geweest op een jongen, maar die bleek achteraf een sadomasochist te zijn. Toen ik dat te weten kwam, viel mijn verliefdheid in één klap weg. Ik wil niets te maken hebben met perversiteiten.”
“Waarom denk je dat zoveel mensen iets tegen homo’s hebben?” vraagt Diederik Van den Abeele hem.
“Omdat die mensen onmiddellijk aan anaal contact denken! Maar het is niet omdat ik een homo ben dat ik zoiets doe. Ik heb het nog nooit gedaan en ik heb het ook nog nooit laten doen. Ik ben ervan overtuigd dat acht van de tien homo’s niet neuken. En aan die twee uitzonderingen vraag ik: zijn jullie eigenlijk niet hetero als jullie per se met jullie spel ergens willen inkruipen?”
Toch ontkent Dingenen nog altijd dat hij als 43-jarige een verhouding zou hebben met de 19-jarige Niels William, waarmee hij een plaat heeft opgenomen. “Ik beschouw hem zo’n beetje als mijn artistieke zoon.”
Eén van de “pioniers” van de “coming-out” is ongetwijfeld Paul Codde. In Humo van 20 augustus 1992 geeft hij nog wat meer details: “Toen ik dertien of veertien jaar was, begonnen mijn natte dromen. Dat was voor mij het eerste tastbare bewijs. Toen ik ’s morgens wakker werd, dacht ik: ‘Oei, ik doe het met mannen in mijn slaap.’ En aangezien dromen een onbewust proces zijn, heb je er zelf weinig of geen invloed op. Met andere woorden: mijn dromen weerspiegelden mijn èchte lusten en verlangens. Ik herinner me zelfs dat mijn allereerste natte droom over onze nationale wielertrots Rik Van Looy ging…”
UITSMIJTER
Al grapjassend zei ik altijd dat homofilie in China “niet bestond”, alhoewel “Tsjoe het wel met Lai” deed. En wat blijkt nu? Tsjoe en Lai wordt postuum “geout” als homo. De laatste tijd wordt er ook gewezen op het scatologische karakter van de briefwisseling tussen Karl Marx en Friedrich Engels. Volgens bepaalde psychologen wijzen scatologische grappen op een onderhuidse voorkeur voor sodomie. Dat hun brieven daarnaast doorspekt zijn met homohaat is in de ogen van die psychologen juist een “bewijs”. Door zich af te zetten tegen “echte abnormalen” hopen ze voor de buitenwereld als “onbesproken” naar voren te komen.
Ronny De Schepper