De nestor van de Vlaamse volksmuziek, Hubert Boone uit Nederokkerzeel, viert vandaag zijn tachtigste verjaardag.
Er bestaat in de volksmuziek ook een verschijnsel dat men “volkskunstgroepen” noemt. Meestal overstijgen die het amateuristisch folkloristische niveau niet. Opmerkelijk is dat alle “amateurs” en bijna alle “profs” van dit genre in de conservatieve hoek te situeren zijn, een merkwaardig verschijnsel. Wannes van de Velde zoekt een uitleg: “De Vlamingen zijn eeuwenlang als groep verguisd en veronachtzaamd, de Vlaamse boeren vormden een soort proletariaat, dat voor z’n rechten moest opkomen. Samen met het strijdbaar bewustzijn van die mensen, groeit ook de behoefte aan het vaststellen van een eigen identiteit. Dan kom je algauw bij ‘Vlaamse’ volksmuziek.” (Humo).
Deze groepen zijn inderdaad veel landelijker dan de zangers die we tot nu toe besproken hebben. Hubert Boone (geboren in 1941 en in een ver verleden ooit nog altviolist bij de Vlaamse Opera) heeft vanaf 1968 steeds geprobeerd met zijn groep “De Vlier” (eigenlijk de benaming voor een archaïsch zithertype met een viertal gelijkgestemde snaren die over een toonschaal lopen van metalen draadfrets; met een houten staafje dat in de linkerhand gehouden wordt, drukt men deze snaren tegen de gewenste fret) hierop een uitzondering te zijn (ook al door de hoge kwaliteit!).
Hubert Boone in “Knack”: “Ik hou nog altijd veel van barokmuziek, maar dat is iets dat ik niet kan delen, dat ik individueel beleef. Een klassiek stuk is trouwens het werk van één persoon, van een genie. Terwijl in volksmuziek de hele geschiedenis, de miserie van een volk verwerkt zit. Je maakt en beleeft ze samen binnen een gemeenschap. Ik geef toe, ik was altijd al collectief ingesteld. Sommigen zeggen: ‘Het gemeenschapsleven in België is verdwenen, dus die volksmuziek moet dan maar mee verdwijnen.’ Daar ben ik het niet mee eens. Als je ziet wat een rijkdom aan melodieën en instrumenten de Belgische volksmuziek kende! Er waren bijvoorbeeld veel meer instrumenten geïntegreerd dan in de gelauwerde Ierse traditie. Moeten we dat dan zomaar laten wegebben alsof het niets is? Ik voel het aan als een civiele plicht om dat niet te laten wegebben.”
Zo weigerde Boone op de vroegste Nekka-festivals op te treden omdat de groep “sociaal geëngageerd is en een ECHTE revival tot stand wil zien komen, juist hierom willen wij geen auteursrechten opeisen, noch leden uitbetalen. Jaarlijks investeert de Vlier 100- à 150.000 fr. (d.w.z. haar totaal jaarlijkse inkomen!) in onze volkskunst, terwijl andere groepen – die ondanks hun professionalisme of semi-professionalisme meestal een uiterst laag, laat staan vulgair niveau hebben – een jaarlijkse winst maken tot 500.000 fr. en meer.”
Roland Wissels van De Spelemannen heeft ooit eens gemeend óók zo’n brief te moeten schrijven toen ze gevraagd waren op te treden voor de ‘verdrukte ethnische groepen van West-Europa’, resultaat: een aantal van zijn muzikanten verlieten de groep, bij hen zat het Vlaams-nationalisme te diep (dat optreden was een organisatie van VNSU).
Met zijn Brabants Volksorkest trok Hubert Boone in 1978 de lijn door. Op zijn “Flemish Folk Music vol.2” vinden we dan ook terecht de “hit” van De Vlier terug, namelijk “De Krebbel”! Ook de rest zijn allemaal vrolijke dansmelodietjes (vooral mazurka’s, polka’s, contradansen, schottisch en walsen, die in een folkversie eerder als Ländler klinken), meestal uit de bundel van contradansmeester d’Aubat de Saint-flour, met uitzondering van de “romance” uit Nederokkerzeel, die zelfs zeer “klassiek” klinkt. Die romance wordt dan ook gekoppeld aan een “narrendans” uit Ename, opdat dit nummer er toch niet te veel zou uitspringen t.o.v. de 22 andere tracks op deze cd.
Wat anderzijds niet opvalt, is dat er ook één eigen compositie opstaat. De wals van Rik Boone ligt immers helemaal in de volkse traditie. Naast de twee Boones en Christel Borghlevens maken ook nog Gert en Kristien Naessens, Kristien Achten, Kris Sevenants, Jos Debraekeleer en Egide Vissenaekens deel uit van de groep.
Christel Borghlevens haalde haar hoger diploma aan het conservatorium van Antwerpen bij Walter Boeykens, maar ze heeft voornamelijk in Brussel gestudeerd. Als lid van het Brabants Volksorkest speelt ze de klarinetsolo in de Quadrille van Edmond de Coussemaker op de CD gewijd aan diens liedboek. Daarnaast begeleidt ze ook Dirk Van Esbroeck in zijn gezongen poëzieprogramma. Ooit heeft ze zelfs een harmonie gedirigeerd.
Ook Boone is trouwens eigenlijk via de fanfare tot de volksmuziek gekomen. “Want als er nadien gefeest werd, speelden die oude muzikanten plots heel andere stukken: polka’s, walsen, mazurka’s. Dat is volledig aan het uitsterven.”
Referentie
Ronny De Schepper, Komt er na de vogeltjes- ook de bloemetjesdans? Het Laatste Nieuws, 17 juni 1994