Het is waar: Vlamingen lopen vaak gebukt onder een minderwaardigheidscomplex. Op het gebied van de kunsten kan men zich echter afvragen waar dit vandaan komt. En daarbij is het niet eens nodig om naar “ons roemrijke verleden” te verwijzen, zoals een bepaald gedachtengoed maar al te graag doet, want ook in de 21ste eeuw behoren wij tot de koplopers van diverse disciplines. Zo b.v. de mode, de design, de architectuur en ook de hedendaagse dans, een genre dat zowel hevige voor- als tegenstanders kent. België staat aan de wieg ervan met een man als Maurice Béjart (foto Jean-Marie Waregne via Wikipedia).
In 1959 richtte hij in Brussel het Ballet van de XXe Eeuw op met als standplaats de Muntschouwburg, waar hij een jaar eerder reeds zijn ophefmakende versie van “Le sacre du printemps” had gecreëerd. Daarnaast heeft ook hij een eigen choreografie van “Romeo & Juliet” en is natuurlijk zijn “Boléro” wereldberoemd. Ik heb het geluk gehad al deze voorstellingen eens live te kunnen meemaken. Aangezien ik de jongste jaren niet meer buitenkom, heb ik zijn laatste voorstellingen enkel op televisie gezien. De allerlaatste zelfs nog vrij onlangs: een productie op muziek van chansons van Jacques Brel en Barbara. Om eerlijk te zijn, ik vond het een tegenvaller. Niet dat ik in principe iets heb tegen balletten op muziek die eigenlijk niet voor ballet is geschreven. Ik herinner me voorstellingen van het Nederlands Danstheater op muziek van Vivaldi en zelfs op een mis van Mozart, die ik heel aangenaam vond. Om nog te zwijgen van een productie van Béjart zelf op muziek van Queen!
Nadat Merce Cunningham in 1960 de postmoderne dans had gelanceerd, werd ze daarin nagevolgd door Trisha Brown, Douglas Dunn, Twyla Tharp en Meredith Monk. Men spreekt wel eens van de Judson-groep omdat de eerste choreografieën tot stand kwamen in de Judson Memorial Church. Ook de Vlaamse dans wordt gesitueerd op het kruispunt van de erfenis van de Amerikaanse minimalisten en de Duitse expressionisten à la Pina Bausch. Kenmerkend hierbij zijn de geometrische patronen en de simpele, minimale bewegingen. Een opvallend figuur in die Judson-groep was Lucinda Childs, die later dé incarnatie van het Amerikaanse minimalisme is geworden.
1960 is ook het jaar dat in Wemmel op 11 juni in een boerenfamilie een zekere Anne Teresa De Keersmaeker wordt geboren. Dat Vlaamse dansers inderdaad uit stevige boereklei zijn opgetrokken en niet te snel van hun stuk te brengen zijn, bleek precies een maand later toen de balletgroep van Lydia Chagoll op 11 juli 1960 in een televisieuitzending op de BRT live diende te improviseren. De technici hadden de band met de blitse titel “Sinjaal 1302” waarop ze zouden dansen immers omgekeerd gespeeld. Meer zelfs, het was niet eens de juiste band!
In 1961 verlaat Noerejev het Kirov Theater in Leningrad om naar het westen over te lopen. Niet om politieke redenen, maar omwille van het feit dat de KGB hem in de val wilde lokken om zijn homoseksualiteit te bewijzen en hem zo te breken. Toch hield hij ook in het westen zijn seksuele voorkeur geheim. Alhoewel. In “Chez Stans” vertelt voetballer Jan Mulder over zijn “Brusselse jaren” bij Anderlecht. Vaak ging hij dan in dat beroemde restaurant eten. En daar ontmoette hij dan ook andere beroemdheden, zoals – na een optreden in de Munt – Rudolf Noerejev. Als Mulder (toen een jonge god van negentien) moest plassen, ging Noerejev (poepeloere zat) hem achterna en haalde zijn penis uit zijn broek – ik bedoel: Noerejev haalde zijn eigen penis uit zijn broek – en vroeg aan Mulder om hem af te trekken. Toen deze weigerde, werd Noerejev heel kwaad, maar uiteindelijk werd de ruzie nog dezelfde avond bijgelegd. Pas na zijn dood op 6/1/93 leerde men dat Noerejev ook een relatie had gehad met Freddie Mercury van Queen. Ze stierven trouwens beiden aan aids…
In 1964 wordt de Balletschool van de KVO opgenomen in het scholennet van de stad Antwerpen als het Stedelijk Instituut voor Ballet.
In 1966 werd in Charleroi het Ballet de Wallonie opgericht.
Het Ballet van Vlaanderen werd op 2 december 1969 opgericht onder impuls van Jeanne Brabants, die later ook de inspirerende figuur werd achter “Jeugd en Dans”.
De eerste directeur van het Hoger Instituut voor Dans en Danspedagogie was Aimé de Lignière (°1/1/44, Liverpool). Danspedagogie wordt er gegeven door zijn vrouw Winni Jacobs, beiden zijn ze ex-solisten van het Ballet van Vlaanderen. Nu is hun dochter, Vanessa de Lignière, sterdanseres bij het Cullberg Ballet, net als Joke Martin, wier ouders bekende poppenspelers waren.
Sedert hun samenwerking in “Einstein on the Beach” (1973) is Lucinda Childs voor de dans wat Philip Glass voor de muziek is. In de Singel kwam ik tijdens een klassiek concert in 1992 naast haar te zitten. Een mooie, streng uitziende vrouw, die nog niets van haar gratie had verloren.
In 1976 kreeg Aimé de Lignière zijn eerste choreografie-opdracht van Jeanne Brabants. Dat werd dan “Acht”, op muziek van Stravinsky.
Tijdens het seizoen 1976-77 bracht Béjart in de Munt twee nieuwe choreografieën, “Hellogabale” naar Artaud en “Le Molière Imaginaire”. Tevens deed hij dat seizoen de regie van “La Traviata”, waarin hij zijn sterdanser Jorge Donn een rol gaf, die ik later aan het werk zag in de beroemde Boléro die Béjart reeds in 1961 voor Duska Sifnios choreografeerde. Na het overlijden van Donn (aan aids) werd deze sterrol overgenomen door Sylvie Guillem (°1965), die in de school van de Parijse opera door Rudolf Noerejev was ontdekt en die ook de eerste danseres was waarvoor Forsyth een ballet schreef.
In 1979 wordt Gilbert Serres de balletmeester van de operagroep van het Ballet van Vlaanderen.
Jeanne Brabants werd als directrice van het Ballet van Vlaanderen in 1984 opgevolgd door Valery Panov die van 1964 tot 1972 verbonden was aan het Kirov Ballet en in 1969 zelfs de Leninprijs kreeg. In 1970 werd hij nog uitgeroepen tot “verdienstelijk artiest van de USSR”, maar later werd de verhouding minder gunstig. In 1974 kreeg hij de toelating om naar Israel te emigreren (in 1978 verscheen zijn biografie “To dance” van de hand van George Feifer).
In 1985 wordt Gilbert Serres opgevolgd door Danny Rosseel als hoofd van de operagroep van het Ballet van Vlaanderen.
Eind 1985 bracht men een versie van “Cinderella” in een choreografie van directeur Valery Panov met zijn vrouw Galina Ragozina en Koen Onzia in de hoofdrollen. Edmond Saveniers dirigeerde het orkest van de Opera voor Vlaanderen en verder waren van de partij: Judy Thomas (stiefzuster), Herman Jiesamfoek (stiefmoeder), Lale Sözeren (stiefzuster), David Campos Cantero (dansmeester), Irene Sabas (goede fee) en Sylvain Boniface (sprinkhaan). Het decor was van Andrei Ivaneanu en de kostuums van Leo Bei.
Daarna volgde “Moves”, een eigen choreografie van Panov op muziek van François Glorieux en opgebouwd als een vierdelige symfonie.
Op het einde van 1986 ontstond er reeds een conflict met de raad van beheer, zodat in januari 1987 Robert Nennertheim (de naam Denvers is hem gegeven door Maurice Béjart, men moet het leven als “d’Anvers”) aantrad als nieuwe directeur.
Ondertussen werd de Antwerpse sterdanser Ben Van Cauwenbergh, die het Ballet van Vlaanderen verliet nadat men Panov aan de deur zette, benoemd tot balletdirecteur en choreograaf in het notoire Hessisches Staatstheater Wiesbaden. Zijn broer Tom werd balletmeester bij hetzelfde gezelschap en die nam ook zijn echtgenote Vivian Loeber mee, vroeger repetitor bij het BVV. Het BVV verloor trouwens nog een sterdanser, namelijk Lars Van Cauwenbergh, neef van de beide broers, die solist werd in Wiesbaden, samen met zijn vrouw Nadia Deferm. Opmerkelijk is wel dat de twee Van Cauwenberghs de zonen zijn van Annie Brabants, de derde zus van de Brabants-dynastie. Jeanne Brabants, die moeilijk afstand kan doen van “haar” BVV, was overigens virulent anti-Panov en was daarna ook een nagel aan de doodskist van Denvers.
Na het vertrek van Maurice Béjart bij de Munt, werd hij vervangen door Mark Morris, de man die in 1984 tijdens de dansvoorstelling “Nine Sinatra Songs” van Twyla Tharp op het podium sprong om te zeggen hoe slecht hij het wel vond. Het lag dus voor de hand dat hij ook in Brussel voor opschudding zou zorgen. Toen Gerard Mortier hem niet langer de hand boven het hoofd hield, verliet hij de stad die hij vooral omwille van spijs en drank had leren liefhebben (met een bierbuik tot gevolg) en keerde hij terug naar de VS, terwijl hij hier werd opgevolgd door Anne Teresa De Keersmaker (door Morris “Annie Tearjerker” genoemd), een product van MUHKA, een dansschool opgericht door Béjart, waaruit tal van talentrijke choreografen zijn voortgekomen.
Nu al een kwarteeuw geleden brak ze door met “Fase” en meteen was duidelijk dat ze met niets of niemand te vergelijken was. Deze doorbraak geschiedde in New York, want Anne Teresa heeft jaren moeten wachten op erkenning in eigen land. Nu is die erkenning er wel, niet alleen omdat ze op haar beurt een vaste stek heeft gekregen in de Munt, maar ook omdat haar dansschool P.A.R.T.S. internationaal in hoog aanzien staat.
Het is moeilijk om een productie van Anne Teresa onder woorden te brengen. Typisch is wel haar grote verbondenheid met en doorleefd gevoel voor de muziek, wat zich o.m. uit in een samenwerking met de beste musici (Jos Van Immerseel, Philippe Herreweghe, Irvine Arditti…), die deze muziek, gaande van Bach en Mozart over Bartok en Schönberg tot Ligeti en Reich, live op scène uitvoeren. Ze werkt trouwens niet enkel met uitvoerende, maar ook met scheppende musici samen, zo heeft ze met haar groep Rosas ook werk van Peter Vermeersch en Thierry De Mey gecreëerd.
Naast de muziek vallen haar creaties ook op door een sober maar uiterst verzorgd decor, waarin een aantal fetisj-voorwerpen steeds weerkeren (stoelen b.v.). Ook in de aankleding herkennen we de zwarte kledij en de stilaan beroemde “bottinekes”. Het aan- en uitkleden op de scène is trouwens ook een typisch kenmerk van een A.T.-productie.
Als voorbeelden zouden we zowaar heel haar oeuvre kunnen citeren, maar we beperken ons hier (naast het reeds geciteerde “Fase”) tot “Mozart: concertaria’s”, “Toccata”, “Achterland”, “Erwartung”… Vele choreografieën van Anne Teresa werden ook verfilmd (o.a. door Peter Greenaway) in vaak prachtige decors als de Gentse universiteitsbibliotheek of de foyer van de Gentse opera.
Haar jongste wapenfeit is dat ze nu ook operaregisseur is geworden. Met name heeft ze in de Munt “Blauwbaards burcht” van Bela Bartok geënsceneerd op een dergelijke manier dat ze erin is geslaagd om met amper twee zangers toch een hele scène te vullen.
Naast Anne Teresa moeten we in tweede instantie zeker Michèle-Anne De Mey vermelden, die trouwens nog samen met haar is gedebuteerd. Nu is ze echter zelf tot een toonaangevende choreografe uitgegroeid, o.a. met “Eroica”, uiteraard op de muziek van Ludwig Van Beethoven. De blijdschap die uit deze productie straalde uitte zich op het einde door de dansers die over de scène in het water gleden. Vele toeschouwers waren hierdoor zo aangestoken dat ook zij een nat pak riskeerden. Haar volgende choreografie was gebaseerd op “Der Tod und das Mädchen” van Schubert.
Terloops weze opgemerkt dat de duurdere plaatsen voor deze eerste klasse dansproducties heel wat goedkoper zijn dan voor ons eerste klasse voetbal, dat op de koop toe internationaal veel minder voorstelt.