Morgen zal het al 25 jaar geleden zijn dat in de Gentse Bijloke het laureatenconcert van de Elisabethwedstrijd plaatsvond. Dat eindwinnaar Markus Groh (foto YouTube) erbij was, weet ik nog (hij speelde het eerste pianoconcerto van Brahms). Welke twee andere laureaten van de partij waren en wat ze speelden, ben ik helaas kwijtgespeeld. Kan iemand me helpen?
De wedstrijd had van 1 tot en met 27 mei 1995 plaats. Er werden 189 aanmeldingen aanvaard, verspreid over 36 nationaliteiten, een absoluut record. Bij de opmerkelijke “gebuisden” vermeld ik de 19-jarige Russin Irina Borbey. Daarmee was ze samen met een landgenoot de jongste. Het gemiddelde bij de schiftingen was 26, waarbij heel wat kaf, want voor de halve finale viel dit terug op 23.
We noteerden ook een aantal belangrijke wijzigingen. Vooreerst in het wedstrijdreglement. De schiftingsronde is nog dezelfde met een preludium en fuga uit “Das Wohltemperierte Klavier” (op piano dus!), een keuzewerk en studies voor piano solo. Alleen voor zang wordt nog een plichtwerk uitgeschreven, voor de rest wordt voor de halve finale een nationale competitie gehouden en voor de finale een internationale. Die competitie voor de halve finale werd voor piano gewonnen door Dirk De Nef met “Rond’eau”. Deze componist werd in 1957 in Gent geboren, maar is op dit ogenblik vooral in het Antwerpse actief als koordirigent, terwijl hij zijn compositie-opleiding verder zet aan het conservatorium van Brussel. Zelf doceert hij harmonieleer aan het Lemmensinstituut te Leuven. Het stuk is repetitief (en dan nog op het bekende thema B-A-C-H), maar zonder dat De Nef zich een aanhanger van de repetitieven wil noemen, integendeel. Daarnaast werd “Requiescat” van John Weeks bekroond als plichtwerk voor de finale. Het was de tweede maal dat deze 46-jarige Londense bibliothecaris aan de beurt was, want in 1982 had hij met “Five litanies for orchestra” ook reeds de Elisabethprijs voor compositie gewonnen. Het stuk is geschreven ter nagedachtenis van zijn vader en is dan ook gebaseerd op vier noten die samen diens naam vormen. Alhoewel de titel “rust” doet vermoeden, is het integendeel een erg ingewikkeld stuk, zelfs zodanig dat het niet op de bedoelde 15 maar op 20 minuten wordt gespeeld. Sommige kandidaten spraken dan ook van een wedstrijd in “van het blad spelen”. Komt daarbij nog dat de naam pas heel laat bekend wordt gemaakt, zodat Tsukamoto en de andere kandidaten die vroeg aan de beurt waren, gedwongen waren deze partituur te bestuderen zonder te weten wie ze had geschreven. Dat is helemaal in tegenspraak met de “moderne” opvatting om een werk te kaderen in een ruimere context. Het spreekt toch vanzelf dat de uitvoering anders zou klinken indien het werk b.v. van een Japanner was geweest, zelfs al zouden de noten op het papier dezelfde zijn!
Voor het eerst begeleidde het Filharmonisch Orkest van Luik en van de Franse Gemeenschap de finalisten. De dirigent was Pierre Bartholomée, die nochtans de wedstrijd ooit een circus had genoemd. Het was echter zijn leerlinge Dominique Cornil die als deelneemster zijn mening heeft doen herzien. Volgens haar was een dergelijke wedstrijd onontbeerlijk voor jongeren. Toch heeft hij geaarzeld toen het voorstel hem werd gedaan, maar dan juist omdat hij het een grote verantwoordelijkheid tegenover die jonge mensen vindt. Uiteindelijk heeft hij toegehapt op voorwaarde van zoveel mogelijk te vergeten dat het om een wedstrijd gaat en het muzikale aspect te laten primeren.
De duur van het recital in de halve finale werd verlengd, zodat in de finale nog uitsluitend werken met orkestbegeleiding werden uitgevoerd, om ineenstorten (zoals van Beaver vorige keer) tegen te gaan. Dat maakt wel dat de halve finale nu belangrijker is dan de finale, terwijl er voor de finale toch nog nieuwe (en de bekendste) juryleden worden opgetrommeld, die de finalisten dus niet solo hebben bezig gehoord!
Een laatste vernieuwing is dat alleen nog de eerste zes laureaten worden geklasseerd. Dat heeft o.a. te maken met het “incident” Kabatu (*): men wil de vernedering tegengaan. Maar het resultaat was nu juist dat er zes verliezers waren! Dat men de zes laureaten beter kan begeleiden voor optredens en zo, is wel juist maar dat deed men vroeger sowieso ook al voor de eerste zes.
Van de ingeschreven 11 Belgen mochten er na de schiftingen uiteindelijk vijf doorgaan: Muhiddin Dürüoglu-Demiriz, Dirk Herten, Alexander Leman, Filip Martens en Jan Vande Weghe, maar ook Jill Lawson (van Amerikaans-Portugese nationaliteit) is erbij en die is eigenlijk toch ook eerder een Belgische. Alle zes gingen ze er echter uit nog voor de halve finale. Ook alle Amerikanen lagen eruit, wat toch opmerkelijk was na de 2de en de 3de plaats vorige keer. De halve finale werd overigens met 23 beslist, want een Rus gaf er om onduidelijke redenen de brui aan nog voor de halve finales van start gingen. Hij haalde dan ook de finale niet, waarvoor net zoals vier jaar geleden op televisie commentaar werd gegeven door Jos Van Immerseel, Rian De Waal en elke avond nog een andere gast. Als laatste was dat Robert Groslot die terloops aanstipte dat de klank op televisie erg slecht was.
Deze wedstrijd betekende ook het afscheid van Eugène Traey als voorzitter. Hij werd in 1996 opgevolgd door Arie Van Lysebeth, de directeur van de Nederlandstalige afdeling van het Brusselse conservatorium.
Referenties
Ronny De Schepper, Prijs voor jonge Gentse componist, Het Laatste Nieuws 7 januari 1995
Ronny De Schepper, Filip Martens in Rode Pomp, Het Laatste Nieuws 16 maart 1995
(*) Zij werd als twaalfde geklasseerd en weigerde achteraf haar prijs in ontvangst te nemen.