Vandaag is het 35 jaar geleden dat ik naar de persvisie van “Desperately seeking Susan” en “La nuit porte jarretelles” ben gaan kijken. Onder de titel “Het belang van proper ondergoed te dragen” schreef ik daarover in De Rode Vaan (blijkbaar enige tijd later, afgaande op de inleiding) een artikel waarover ik 35 jaar later nog altijd redelijk tevreden ben…
Tijdens de vakantieperiode is het traditioneel erg stil in de bioscopen. Verdelers veronderstellen (terecht) dat je op z’n minst een verkeerde hersenkronkel moet hebben om op een zwoele zomernacht in een snikhete bioscoopzaal te kruipen. Bij die redenering hebben ze er echter geen rekening mee gehouden dat er in Vlaanderen tijdens de zomermaanden meer regen valt dat tijdens het tropische regenseizoen… Of toch? Tussen het geringe aanbod was er dat jaar alvast één film die zeker het bekijken waar is, vooral in een ontspannen sfeer: “Desperately seeking Susan” van Susan Seidelman. Dat ik daarnaast ook nog de aandacht willen vestigen op “La nuit porte jarretelles” van Virginie Thevenet heeft eerder te maken met de opvallende parallellen die er te trekken zijn tussen beide films en die toch tot een haast diametraal tegenovergesteld resultaat leiden.
CONTACTADVERTENTIES
Laat ik vooraf beide films even inhoudelijk voorstellen. In de jaren zestig schreef Donovan een liedje “To Susan on the westcoast waiting”, dat zogezegd een brief was van een Amerikaans soldaat in Vietnam. De Susan waarover het in “Desperately seeking Susan” (“Susan wanhopig gezocht”) gaat, is daarvan zowat de antipode. En dat niet zozeer omdat ze aan de eastcoast (New York) leeft, maar wel omdat ze allerminst “waiting” is. Susan is een wervelwind die door het leven van allerlei mannen raast, ook al is ze dan ergens wel verankerd aan Jim, een lid van een of andere betekenisloze popgroep. Al is het niet zo (scenariste Leora Barish dacht oorspronkelijk zelfs aan dertigers), je zou haast zeggen dat deze rol op het (mooie) lijf van het toen nog fonkelnieuwe popidool Madonna was geschreven. Ze heeft anderzijds de rol wél met beide handen aanvaard én omdat ze ook carrière wil maken in de film én omdat deze rol voor haar allicht geen onoverkomelijke moeilijkheid vormde, aangezien hij zozeer op het personage kleefde dat zij in haar videoclips reed ten toon had gespreid.
Maar goed, laten we dit soort beschouwingen voor later houden en verder gaan met het verhaal. Susan is immers niet het hoofdpersonage. Dat is wel ene Roberta (gespeeld door Rosanna Arquette), de jonge echtgenote van een succesrijk zakenman, rijk en materiaal verwend, maar tegelijk “bedrogen” (voor z’n standing moet haar man er immers een minnares op nahouden) en vooral vreselijk verveeld. Tussen het nagels lakken en het wimpers verven door droomt ze dan ook weg bij het lezen van contactadvertenties. Zo volgt zij reeds lang de “avonturen” van Susan, want de enige manier waarop Susan en Jim een beetje met elkaar in contact kunnen blijven zijn de advertenties die Jim plaats met telkens de hoofding “Desperately seeking Susan” en daaronder plaats en uur van afspraak.
Roberta besluit op een bepaald moment de twee tortelduiven eens te gaan bespioneren, maar aangezien Susan ongewild in een diefstal van Egyptische sieraden is betrokken geraakt, loopt een en ander verkeerd af en wordt Roberta voor Susan aanzien. Daar ze door een klap op het hoofd aan geheugenverlies lijdt, begint ze na verloop van tijd ook te geloven dat ze Susan is, ook al staat ze dan verbaasd over haar eigen “exploten”. Kortom, dit is de aanloop tot een schitterende “comedy of errors”, waarvoor ene William Shakespeare ook reeds zo goed het recept kende. En zoals alle comedies loopt uiteraard alles goed af.
NIGHTCLUBS
Vandaar dat ik “La nuit porte jarretelles” (De zwoele nacht)” van Virginie Thevenet zeker geen comedie zou noemen, ook al vindt zijzelf van wel. Ook hier gaat het om een jonge vrouw (Jezabel, gespeeld door Jezabel Carpi) die zich verveelt, maar het gekke is dat het Parijse milieu waarin ze zich beweegt, eerder dat is waar je in New York Susan zou situeren. Meer zelfs, op het einde zal blijken dat Frédéric, de PDG (président-directeur-général) waarmee ze af en toe optrekt voor haar toch meer betekent dan enkel maar een avontuurtje. Ondertussen tracht ze de verveling te verdrijven met de erg jonge Ariel (Ariel Genet). Het lijkt er echter eerder op dat ze daarmee eigenlijk de verveling in levende lijve in huis heeft gehaald. Al is Genet net als Madonna van plan van in de filmwereld door te stoten (hij heeft er zijn studies in de rechten voor opgeofferd), toch was dit ook voor hem de eerste kennismaking met het medium. Thevenet had hem immers geselecteerd uit haar persoonlijke kennissenkring op basis van het feit dat hij “zo goed kon doen of alles hem onberoerd liet”. Nou reken maar!
Als Jezabel dan ook vaststelt dat hij als minnaar niks voorstelt, probeert ze er achter te komen wat hem precies zou opwinden. Als blijkt dat het dragen van pikante lingerie en alles wat daarbij hoort toch op een goedkeurend gemompel kan rekenen (wat voor zijn doen reeds een hele prestatie is!), neemt zij hem mee op een soort toeristische wandeling door het nachtelijke Parijs. We gaan van de ene nightclub naar de andere sexshop, van de stripteaseuses op Montmartre naar de travesties in het Bois de Boulogne. Maar noch voor Ariel, noch voor Jezabel kan dit meer bieden dan een tijdelijke “kick”. Als Ariel dan op de koop toe ook nog van zijn geld beroofd wordt, stuurt Jezabel hem ’s morgens wandelen met wat haar nog aan zakgeld rest, terwijl ze zelf wenend achterblijft op de stoep van Frédéric. Zeg nou zelf: een comedie is toch wat anders!
Nochtans schrijft Thevenet zelf: “Ik wou een ludieke film maken over sex en over hedendaagse gedragingen. Ik wou op een vrije manier over seks praten, niet pornografisch ook niet klinisch of intellectueel”. En praten inderdaad, daar gaat het om (al verloochent Virginie haar plastische opleiding niet door een zeer grote aandacht voor het kleurrijke decor van neonlichten en de dito aankleding – of moet ik met een voorspelbare woordspeling “uitkleding” zeggen?) en misschien daarom dat de film mij minder is bevallen. Het hippe taaltje van de jonge Fransen ligt mij immers hoegenaamd niet. Ik kan het ook niet helpen maar bij woorden als “intello” (intellectueel), “cato” (katholiek) of “travello” (travestie) begin ik te steigeren. Terecht gaan mijn haren rechtop staan bij deze taalverloedering, al moet ik er eerlijkheidshalve wel aan toevoegen dat ik tegelijk gecharmeerd word door het taalgebruik in de moderne Amerikaanse comedies zoals “Desperately seeking Susan” of “Beverly Hills cop”, al heb je daar ongetwijfeld evenzeer met taalverarming te maken. Alhoewel. De komische afstandelijkheid waarmee vooral de zwarten het Amerikaans relativeren kan misschien toch eerder als een verrijking worden beschouwd.
HET BELANG VAN PROPER ONDERGOED TE DRAGEN
En daarmee zijn we dan al meteen aan het vergelijken geslagen. Want, geef toe, het is toch wel frappant. Is het voor Virginie Thevenet haar eerste film tout court (nadat ze zelf reeds van haar veertien jaar als actrice aan het werk was, onder andere in het charmante “Les Zozos” van Pascal Thomas), dan is het voor Susan Seidelman haar eerste Hollywood-film na de onafhankelijk geproduceerde “Smithereens”, die als eerste Amerikaanse onafhankelijke film voor de competitie in Cannes in aanmerking kwam. We mogen dus zeggen dat we hier twee jonge vrouwen begroeten die ons ongetwijfeld iets te vertellen hebben dat ànders is, na de reeks van “vrouwenfilms” die sedert de tweede helft van de jaren zeventig voor hen de weg hebben vrijgemaakt.
En inderdaad, dat “gecrispeerde” feminisme, een soort van extremisme dat noodzakelijk is om een idee ingang te doen vinden, hebben deze vrouwen achter zich gelaten. Meer zelfs, in bepaalde kringen spreekt men van een restauratiebeweging, van een terugkeren naar het beklemtonen van de “vrouwelijkheid” (denk maar aan de titel “La nuit porte jarretelles” en ook aan het feit dat Madonna haar titel als lingerie-queen alle eer aan doet) om meer te behagen aan manlief. Ik denk dat dit laatste zeker ergens juist is, maar dat dit niet volstaat om van een restauratiebeweging te spreken. Als jonge vrouwen als Thevenet, Seidelman, Carpi of Madonna wijzen op het belang van het dragen van proper ondergoed, dan is dat vooral omdat ze er zichzelf goed bij voelen. En dat ze daarmee tevens de belangstelling van het andere (maar ook het eigen) geslacht opwekken is meegenomen, maar het betekent zeker niet dat ze opnieuw de slaaf worden van de man die dan op zijn beurt dit “ideaalbeeld” is opgedrongen door de publiciteit en de media (zoals de analyse in de jaren zeventig luidde).
Toegegeven, de eindscène van “La nuit porte jarretelles” is dubbelzinnig (Jezabel die geborgenheid zoekt bij Frédéric), maar daarvóór is zij het toch anderhalf uur lang geweest die de teugels in handen heeft genomen (soms “letterlijk”…). En de Roberta uit “Desperately seeking Susan” is nog een beter voorbeeld. Zij kiest immers zeer zelfbewust “een derde weg” tussen het huismoedertje dat ze eigenlijk was en de wilde “Susan” die ze een tijdlang heeft gedacht dat ze was. Een kniesoor die vindt dat dit “nieuwe feminisme” wordt afgezwakt door het feit dat ze uiteindelijk toch opnieuw in de armen van een man belandt, namelijk Dez, een vriend van Jim, die zich echter net als de “nieuwe” Roberta nooit volledig aan de rock’n rollstijl van Susan (of van Jezabel als je wil) had willen onderwerpen. Want de ene onderwerping door de andere vervangen, dàt is pas restauratie!
Toch blijven vrouwen binnen het verplichte Hollywood-kader (huwelijk als slot) aanvaardbare films maken: Nora Ephron (die het verhaal van haar huwelijk met Watergate-journalist Carl Bernstein vertelde in “Heartburn”, dat door Mike Nichols saai werd verfilmd in 1987 met Meryl Streep en Jack Nicholson in de hoofdrollen), Susan Seidelman en vooral Amy Heckerling. Deze laatste is zo cynisch als ze groot is en gelooft helemaal niet in de moraal die ze de toeschouwer verplicht moet oplepelen. Dat kan je tussen de lijnen door ook merken in scènes zoals de surfende spermatozoïden, waarmee “Look who’s talking” begint.
Martha Coolidge heeft dan weer in Hollywood gedebuteerd in de jaren tachtig met teenage comedies zoals “Valley Girl” en “Real genius”, waarvan ze zei: “Het is niet het soort films waar ik zou gaan naar kijken als ik ze niet zelf gemaakt had.” Ze had tot dan toe dan ook feministische documentaires gedraaid. In de clichématige komedies kwamen toch al een paar “subversieve” knipoogjes voor zoals de stem van God die masturbatie verbiedt, het neoliberalisme van de machtsgeile professor, de consumptiemaatschappij (een popcorn-overstroming als finale) en referenties aan “Star wars” en “Dr.Strangelove”. Ze mocht wel met meester-cameraman Vilmos Zsigmond werken.
Referentie
Ronny De Schepper, Het belang van proper ondergoed te dragen, De Rode Vaan nr.32 van 1985.