Twintig jaar geleden congresseerden de Rederijkerskamers uit Vlaanderen en Nederland in de Gentse Minardschouwburg. Hieronder een uittreksel uit de brochure die voor die gelegenheid werd uitgegeven.
Na de sfeervolle boottocht op de Leie van vorig jaar, waarbij we een stukje natuurgebied ten zuiden van Gent konden ontdekken, is het dit jaar terug aan de kuip van het oude Gent om op zaterdag 20 mei en op zondag 21 mei e.k., alle rederijkers uit Noord en Zuid welkom te heten.
Dit zullen opnieuw dagen worden waarbij we enerzijds gelegenheid zullen krijgen onze kennis betreffende de aloude rederijkerij te verruimen en om er ons anderzijds van te gewissen hoe u en wij de rederijkerij in deze computergestuurde tijd beleven en trachten voort te zetten, en natuurlijk, hoe kan het ook anders, een weekend om te verbroederen en te verzusteren. Kortom om feest te vieren.
Dat Gent terug als gaststad mag fungeren is zeker geen toeval. Gent is immers de geboortestad van keizer Karel, waar hij op 24 februari 1500 het levenslicht zag. Maar van alle West-Europese steden heeft Gent wel de meest contradictorische relatie met Karel de Vijfde. In 1540 heeft hij immers zijn eigengereide, rebelse geboortestad alle privilegies ontnomen en zijn ‘stadsgenoten’ met de strop om de hals voor zich doen buigen.
Uit o. a. de studie “Keizer tussen stropdragers” van Johan Decavele blijkt welke rol de rederijkerskamers in de Nederlandstalige gewesten van de keizer en o.a. in Gent hebben gespeeld. Het Verbond van de Rederijkerskamers Vlaanderen-Nederland heeft daarom de organisatie van het Internationaal Congres op 20 en 21 mei 2000 toevertrouwd aan het Comité van de Gentse Rederijkerskamers, in het kader van het jubileumprogramma ‘Keizer Karel 1500-2000’.
Op de academische zitting zondag 21 mei in het Gentse stadhuis wordt een unieke facsimile-uitgave gepresenteerd van de beroemde “Referynen int vroede, int sotte, int amoureuze”, die in 1539 in Gent werden gedrukt, als resultaat van een grote dichtwedstrijd waaraan 19 kamers deelnamen.
Rederijkerskamers waren niet alleen dichtgenootschappen; zij waren en zijn ook onze oudste toneelamateurverenigingen. In hun milieu is Karel de Vijfde na eeuwen herboren. Vooral in de 19de eeuw werd de ‘populaire’ Keizer het centrale personage in tal van zangen blijspelen, in 1841 werd te Gent door ‘Broedermin en Taelyver’ “Keizer Karel en de Berchemse boer” van Hippoliet Van Peene opgevoerd. Van Peene, auteur-acteur-regisseur, dichter ook van “De Vlaemsche Leeuw”, werd de bezieler van de in 1847 gebouwde Minardschouwburg, de eerste Vlaamse schouwburg in België.
De congressisten worden dan ook uitgenodigd in de thans gerenoveerde schouwburg op de tornooi voorstellingen van de Taalunieprijs op 20 mei en de voorstelling van Van Peenes vrolijk spel op 21 mei.
Het congres 2000 wordt een congres ‘int vroede’ en ‘int sotte’ in een historisch boeiende keizerstad.
In 1424 werd de eerste Rederijkerskamer van de Heilige Geest gesticht in Brussel door Jan Van Hulst.
– van en voor de burgerij (didactisch)
– prins, deken, factor (geen persoonlijke roem), nar, gezellen
– toga, doodschuld, zondagsmis, tableaux vivants
– refreinen met stok, prinse en een heuse competitie
– vormcultus: retrograde, carnatioen, acrosticon, ABC-gedicht, scaecberden, ketendicht
1.Toneel
Het is met het ontstaan van de rederijkerskamers dat er ook eerste gespecialiseerde schouwburgen komen. Zo ook in Gent, waar in 1448 “De Fonteine” wordt opgericht, de oudste rederijkerskamer van Gent, kort daarop gevolgd door “Marien Theeren”, de Loofblomme, Iverige Jonckheit en Broedermin en Taelyver. In het Schepenhuis hadden de achtbare heren schepenen toen immers een ontspanningszaal ingericht die ze de naam “Comediante Caemere” meegaven. Na verloop van tijd mochten ook andere burgers (maar dan toch “burgers”) van het spektakel komen genieten.
De rederijkerskamer “Jhesus met der Balsemblomme”, waarvan Lucas de Heere later deel zal uitmaken, werd gesticht op 20 maart 1492 en niet door de eerste de beste, maar door Filips de Schone himself. Dat gebeurde in de hoofdstad van zijn hertogdom Bourgondië, Mechelen. Rederijkerskamers waren immers verzamelplaatsen van de lokale intelligentia en “dus” ook vaak broedplaatsen van verzet. Daarom stelde Schone Filip een “soevereine” kamer samen, die de andere eens een beetje in de gaten moest houden (vandaar misschien de kenspreuk “Doorziet den grond”).
2.Refreinen
Strofen van gelijke lengte en met zelfde rijmschema, besloten met refrein dat het thema aangeeft. B.v. Anna Bijns. In 1539 werden in Gent de “Referynen int vroede, int sotte, int amoureuze” gedrukt.
3.Liederen
Giovanni Giacomo Gastoldi schreef in Venetië in 1594 “Balletti, per cantare, sonare & ballare”. Ze werden reeds in 1628 in Amsterdam in het Nederlands vertaald. Dat gebeurde echter op een “stichtelijke” wijze, zodat in 1641 in Antwerpen (!) een wat realistischer vertaling verscheen. Daaruit leren we b.v. dat “danck en wyn te gaer, Doen alle droefhyedt vluchten”. En hoe gebeurt dat dan wel? “Jae, voeght daer by, in ‘t groen, Een wel ghesnaerde luyt, Ghy Nymphen uwe Harp’, Ghy Herders uwe fluyt; Gh’en hoorde noynt in ‘t wout, Soo lieffelijcke vreuchden.”
4.Een paar namen
Anthonis de Roovere (1430-1482): “Van der mollenfeeste” (dodendans)
Matthijs De Castelein (1485-1550): “Const van Rhetoriken” (poëtica, 1548)
In 1560 verbood de Roomse kerk de rederijkerskamers omwille van hun rol in de hervorming.