In 1985 werd de vierhonderdste verjaardag van de val van Antwerpen “gevierd”. Alhoewel, dat is niet het juiste woord natuurlijk, want de brain drain die uit Vlaanderen naar Nederland vloeide, omdat hier te lande de inquisitie het had gehaald op de reformatie, was allerminst iets om blij over te zijn.
Bovendien zorgde het ook voor de splitsing tussen Vlaanderen en Nederland, iets wat vele flaminganten tot vorige eeuw toe hebben betreurd. Ondertussen hebben de media (met name de komst van VTM, die de Nederlandse zenders uit de Vlaamse huiskamers bande) er evenwel voor gezorgd dat deze kloof nooit meer zal te dichten zijn. Maar goed, de verjaardag hebben wij in De Rode Vaan zeker niet onopgemerkt voorbij laten gaan. Ikzelf ging Cor Kennis van de Protestantse Omroep interviewen over het calvinisme, terwijl medewerker Piet Loose een gesprek had met auteur Jan Christiaens die n.a.v. deze verjaardag een stuk had geschreven voor de KNS. Daarnaast had ik ook nog een gesprek “aan het lijntje” met ex-Rode Vaan-redacteur Maarten Thys…
Maarten Thys mag dan al « gepensioneerd » zijn zoals dat heet, het journalistenbloed (of is het inkt ?) kruipt waar het niet gaan kan. De val van Antwerpen heeft ook hem als rasechte Sinjoor niet onberoerd gelaten en het resultaat daarvan is een eenakter met de nogal weidse titel « Triomf en ontgoocheling op 16 mei 1585 ». Het stuk wordt op 17 augustus in het kader van de herdenkingsplechtigheden opgevoerd door de rederijkerskamer « De Violieren » aangevuld met leden van het « Noordtheater » en in een regie van Frans Van de Velde. Wij aarzelden niet om tekst en uitleg te vragen.
— Wat gebeurde er eigenlijk op 16 mei ? Antwerpen is toch pas op 17 augustus gevallen ?
M.T. : In de nacht van 15 op 16 mei is er een verschrikkelijke slag geleverd en die slag is beslissend geweest voor het verdere verloop van de strijd. Daarna was het alleen nog maar afwachten hoe lang Alexander Farnese, Hertog van Parma, nog zou wachten om de stad in te nemen.
— De eenakter brengt per definitie een eerder intimistisch soort theater. Ik neem aan dat we ons dus niet moeten verwachten aan een technicolor-spektakel op breed scherm. Hoe breng je een en ander dan voor het voetlicht ?
M.T. : Ja, dat doe ik uiteraard via een toch niet zó kleine waaier personages. Daar heb je om te beginnen een rederijker en zijn dochter, die zowel bij het begin als bij het einde van het stuk een leuke samenspraak op rijm houden. Naast die twee heb ik ook nog een koopman bedacht, die natuurlijk een beetje de nuchtere vent is in het gezelschap. We zien verder dan nog een soldaat opkomen, met een klaroenblazer. Maar wat ik wel de beste vondst vind, is dat ik jonker Jan Van der Noot in mijn stuk heb gebracht, de eerste Renaissance-dichter in de Nederlanden, waarover Vermeylen ooit nog eens een lang artikel heeft geschreven. Dus, ik laat die op een zeker moment opdagen met twee dames, die net als hij afkomstig zijn uit de hogere standen. En de mannen die daar staan, eenvoudige mensen als ze zijn, denken dat het een paar hoertjes zijn, meisjes uit de Venusbuurt. Maar dat klopt natuurlijk helemáál niet, het blijken integendeel dochters van een rijke Duitse koopman. Verder maken dan nog hun opwachting Marnix van Sint-Aldegonde, de burgemeester van Antwerpen, de Zeeuwse vlootvoogd graaf van Hohenlohe en de leden van de stadsraad, die denken dat de strijd tegen Parma gewonnen is en al flink aan het feesten zijn. Maar uit die feestroes worden ze op een gegeven ogenblik gewekt door een officier, die hen komt vertellen dat alles helemaal anders verlopen is dan ze dachten. En dat is dan wel een beetje de schuld van de Antwerpenaars zelf, zoals uit het verdere relaas ook blijkt.
— Je stuk strekt dus niet alleen tot vermaak maar ook tot lering van je tijd- en stadsgenoten ?
M.T. : Nou, ik wil echt niet gaan moraliseren. Maar iedereen begrijpt toch wel dat er grove fouten gemaakt zijn, zowel door Marnix als door de burgers zelf. Zo hebben bijvoorbeeld de beenhouwers en de koekenbakkers verhinderd dat in de herfst van ’84 de dijken werden doorgestoken. Had men dit wel gedaan, dan hadden de Zeeuwse en Hollandse schepen kunnen doorvaren naar Antwerpen en dan had Parma de stad wellicht nimmer kunnen innemen. Met haar soldaten en haar schutterijen beschikte Antwerpen immers niet alleen over een geweldige economische maar ook over een aanzienlijke militaire macht. Willem van Oranje, die in 1584, dus het jaar tevoren, vermoord werd, zag in Antwerpen een welhaast oninneembare vesting. Maar de dingen konden blijkbaar verkeren, en dit is ook nu nog het geval.
« Triomf en ontgoocheling op 16 mei 1585 » wordt op 17 augustus opgevoerd in de Stadsfeestzaal te Antwerpen in het kader van een herdenkingsplechtigheid die om 16 u aanvangt. De toegangsprijs bedraagt 200 fr. Dezelfde avond om pakweg 19 uur wordt het stuk echter een tweede maal opgevoerd voor het stadhuis en gaat het er veel minder academisch en heel wat democratischer aan toe.
Verder is Maarten Thys ook zo goed als klaar met wat hij een autobiografisch getinte « ontwikkelingsroman » noemt, maar waarover hij voor het ogenblik erg discreet blijft. Ook de lippen van ondergetekende blijven dus verzegeld.
Referentie
Ronny De Schepper, “Calvinisme heeft ook gezorgd voor bewustmaking” (Cor Kennis), De Rode Vaan nr.33 van 1985
Piet Loose, “Een nacht die eeuwen zal duren” (Jan Christiaens), De Rode Vaan nr.33 van 1985
Jan Draad, Maarten Thys aan het lijntje, De Rode Vaan nr.33 van 1985