Met een herdenkingsconcert van Willaert, Schütz en Bach door les Goûts Réunis werd op 15 april te Kortrijk het 27ste Festival van Vlaanderen uit de startblokken geschoten (*). « Het luisterrijkste van alle Festivals van Vlaanderen ! » zo jubelt afgevaardigd bestuurder Jan Briers en we zijn geneigd hem bij te treden, ook al wekken de massa’s geld die dat « luisterrijke » moeten waar maken bij ons eerder wrevel op dan jubel.
Iedereen weet nu immers stilaan wel dat omwille van (of met als voorwendsel) de economische crisis de regering drastisch snoeit in de cultuurbegroting van ons land, die relatief al de kleinste was van gans Europa. De liberale minister Poma verschuilt zich hier dan ook doorgaans achter om van de gelegenheid gebruik te maken het liberale winstprincipe ook in de cultuursector te introduceren : de organisaties moeten zelf maar op zoek gaan naar sponsors ! « Flanders’ Planology » noemt Poma dat.
Briers pikt hierop gretig in. Met fierheid deelt hij mee dat de privé-sponsoring is toegenomen tot 25 % van de begroting. En meteen verzoekt hij de pers ook wat « welwillender » te staan tegen deze vorm van cultuurbeheer. Hij schrikt er zelfs niet voor terug zijn bedoelingen te expliciteren : in hun verslag zouden de heren en dames recensenten wel eens de naam van de sponsor, « partner » noemt Briers hem, mogen vernoemen !
Een voor de hand liggende vraag van de aanwezige journalisten op de persconferentie aan de heer Briers was dan ook of er geen gevaar bestond dat deze sponsors geen eisen zouden gaan stellen wat de programmatie betrof.
« Welnee, » wuifde Briers de impliciete kritiek weg, « ook al zitten bedrijven die voor meer dan honderdduizend frank sponsoren automatisch in de bestuursraad, dan nog mogen ze geen inspraak hebben in de programmatie. Trouwens, » zo ging hij verder, « de mensen die door de firma’s naar die raden worden afgevaardigd vallen best mee, die kennen veel van muziek. Ze doen zelfs suggesties… ». Zo’n suggestie kan b.v. geweest zijn om naast het Europese jaar van de muziek (waarover later meer) als tweede krachtlijn « Gates to the States » naar voren te schuiven. In hetzelfde euforisch elan kondigde Poma, de man, die kleine theatergezelschappen tot de bedelstaf of in de armen van ITT (of niet soms, Stanzi ?) drijft, met fierheid aan dat « de Vlaamse executieve, op mijn voorstel, heeft beslist de steun van het Festival van Vlaanderen jaarlijks te verstevigen ».
Bij dit alles houden enkel de BRT en de lokale besturen het hoofd koel. Deze laatsten, het mes op de keel gezet door de centrale regering, verlenen enkel « logistieke steun ». Terwijl onze nationale omroep, ook al gepluimd als een kip voor het slachten, haar bijdrage heeft gehalveerd. Zorgde vorig jaar de radio nog voor tien miljoen en de televisie voor zes miljoen, dan zal men het dit jaar enkel met acht miljoen van de radio moeten stellen.
Anderzijds zou naar het schijnt de publieke belangstelling (en dus ook de inkomsten van die kant) steeds groeiende zijn (vroeg reserveren is dus aangeraden), vooral bij de jeugd. Alweer kwam daarop een voor de hand liggende vraag : wat wordt er dan in dit Internationale Jaar van de Jeugd specifiek voor deze leeftijdscategorie gedaan ? Het antwoord was ontroerend in z’n simpliciteit : niets. Briers verwees hen naar de dans- en jazzfestivals (waarbij een confrater opmerkte dat je deze laatste niet meer binnenkomt zonder een plus-drie¬pas op zak ; het soort jazzfestivals dat het FVV overkoepelt dan). Briers wist blijkbaar zelfs niet dat de afdeling Limburg wél een speciale activiteit plant t.g.v. dit Jongerenjaar, nl. de creatie op 7 juni van een pianoconcerto van de jeugdige Tongerse componist Piet Swerts. Maar popmuziek, daar heeft men op het Flageyplein nog nooit van gehoord blijkbaar. We hebben ze dan ook prompt onze reeks daarover toegezonden om zich bij te scholen.
Overigens kan men ook vragen stellen bij die « uitverkochte » concerten. Dikwijls is het zo dat een « partner » deze namelijk opkoopt voor personeelsleden of zakenrelaties, waardoor vele plaatsten zelfs onbezet blijven. Of dát soms wordt verstaan onder « democratisering » wou een confrater weten ? Maar ook hij doolde — volgens Briers. Die lege plaatsen zijn te wijten aan het abonnementen-systeem, waarbij kapitaalkrachtige mensen liever een abonnement nemen om zeker te zijn van hun plaatsen op bepaalde prestigieuze concerten en de andere links laten liggen. Alweer gaf Briers ons op die manier eigenlijk gelijk : om het prestige, daar is het ‘m om te doen.
Jan Briers heeft het jaar van de muziek dus niet ongemerkt laten voorbijgaan. Met de hulp van ontelbare sponsors is hij erin geslaagd een monsterprogramma uit te werken dat van april tot november het muziekleven in Vlaanderen beheerst heeft. Centraal stonden « De Prinsen van de Muziek » met Adriaan Willaert, die 500 jaar geleden geboren werd en stichter was van de Venetiaanse school, de twee Gabrieli’s, Monteverdi, Schütz en natuurlijk Bach en Händel die hun 300ste verjaardag vieren. Circa 150 concerten werden aan deze « Prinsen » gewijd : dat is goed voor het Guinness Book of Records.
Jan Briers gaat er prat op dat geen enkel Festival ter wereld hem dit nadoet. Daarbij vergeet hij blijkbaar dat de duur van het Festival uit de hand begint te lopen. Intrinsiek is daar niets verkeerd aan, maar dan moet men wel de naam « Festival » veranderen in « speeljaar ».
Door de barokmuziek in een fel licht te stellen, bleven uiteraard de andere genres in de schaduw : opera in scenische vorm blijft beperkt tot de producties van de Munt en de « grote » orkesten kan men op de vingers van één hand tellen.
Aangezien barok troef was, hebben wij de keuze van onze concerten hierop afgesteld en niemand verdient dan méér de titel « Prins van de Muziek » dan de in 1685 te Halle geboren G.F. Haendel wiens vocale werken de laatste jaren een echte revival kennen. Niet zomaar een tiental « toppers » die links en rechts hun ronde doen, maar werkelijk een heropvoering van het ganse oeuvre (zonder moeite maakten wij reeds met een 40-tal kennis). Men kan gerust stellen dat Haendel momenteel de componist is waarvan het grootste aantal verschillende opera’s en oratoria (die nu ook scenisch opgevoerd worden !) op het internationale repertoire staan.
Daar droeg het Festival van Vlaanderen nu zijn steentje toe bij. In Genk was dit met de Johannespassion, een jeugdwerk uit 1704, in Brugge het oratorium Athaliah uit 1733 en de Vespers voor O.L.V. van de Berg Karmel, in feite een compilatie van kleinere losse religieuze werken. In Gent-Brussel het oratorium Theodora (1749) en The Messiah (1741) en in Antwerpen tenslotte het Queen Carolyne funeral Anthem, een gelegenheidswerk uit 1737.
De festivaldirectie heeft deze concerten met een rijk solistenteam bedeeld, overwegend Engelsen (Mark Tucker, Penelope Walmsley-Clark, Lynne Dawson, James Bowman, Paul Elliott, Michael George, Gillian Fisher, Elisabeth Priday, Paul Esswood, Lynda Russell), maar ook verdienstelijke Fransen (Isabelle Poulenard, Dominique Visse) en zangers van bij ons (Greta de Reyghere, Guy de Mey, Jeanine Lambrechts). Duitsers vinden niet zo gemakkelijk de stijl (Beatrice Niehoff).
Orkesten van topkwaliteit zoals het Concentus Musicus Wien, La Grande Ecurie de la Chambre du Roy, Les Gouts Réunis, The Academy of Ancient Music London, European Baroque Orchestra onder leiding van Nicolas Harnoncourt, Jean-Claude Malgoire, Edward Higginbottom, Ton Koopman en Florian Heyerick werden aangetrokken. Een heel palmares waarvan vooral de dynamische leiding van Harnoncourt en Malgoire ons zullen bijblijven.
Een concertuitvoering van Glucks « Orfeo e Euridice » met La Petite Bande o.l.v. Sigiswald Kuijken was niet volledig geslaagd. René Jacobs was zoals steeds stijlvol, maar de Euridice van Sophie Boulin flabberde van de eerste tot de laatste noot en dit terwijl Isabelle Poulenard — die de kleinere partij van Amor waarnam — er een echt juweeltje had kunnen van maken.
De « Paukenmesse » van Haydn en het « Requiem » van Mozart waren de ingrediënten van een concert van het koor & orkest van de Chapelle Royale o.l.v. Philippe Herreweghe. Mede door de goede keuze van de solisten (Christine Barbaux, Catherine Wyn-Rogers, Howard Crook en Niklaus Tuller) was ook dit een geslaagde avond.
Intussen heeft het FVV wel een te duchten concurrent gevonden in de afdeling oude muziek van het Holland Festival. Hier wordt de benaming « Festival » strikt waargenomen, want het is een intense activiteit van amper een goede week, volledig gegroepeerd in historische plaatsen en het Muziekcentrum Vredenburg te Utrecht.
« Reppresentatione di Anima e di Corpo », één van de werken die wedijveren om de titel van de « éérste opera » werd elke dag opgevoerd en ook op TV uitgezonden.
Wij beleefden bijzonder veel genoegen aan een concertante uitvoering van de opera « Xerse » van Francesco Cavalli met onze eigen René Jacobs als dirigent en titelvertolker, Guy de Mey, Judith Nelson, Michael Chance, Isabelle Poulenard e.a. De fonoplaat van deze uitvoering ligt intussen reeds in onze platenwinkels. Een medium waaraan het FVV tot nu toe weinig aandacht geschonken heeft…
Buiten enkele slippertjes die wij graag voor lief nemen, beantwoordden al deze concerten aan het kwaliteitsniveau dat wij vooropgesteld hadden. Wel laat de akoestiek van de kerken vaak te wensen over. Enkel in de Sint-Pieterskerk te Gent (dankzij een houten stelling voor restauratiewerken) waren er minder galmen. En dan de accommodatie… Als je een Messiah in één trek moet doorzitten op een kerkstoel, heeft tenslotte nog slechts je zitvlak de aandacht. Daarom nogmaals, dringend concertzaal gevraagd te Gent !
Tot slot moeten we ook nog aanstippen dat het FVV (terecht) veel aandacht heeft besteed aan onze eigen mensen. Nu is muziek geen waspoeder en daarom zijn we niet onverdeeld gelukkig met de eis van onze autochtone componisten om meer eigen werk uit te voeren, maar wat precies dat uitvoerdersaspect betreft, zitten we toch niet slecht en zijn we natuurlijk altijd te vinden voor het creëren van meer « werkgelegenheid ». Daarom volgen wij b.v. met meer dan gewone belangstelling de evolutie van het Filharmonisch Orkest van Vlaanderen, zoals dat nu geleid wordt door von Karajan-discipel Emil Tchakarov.
Laten we maar meteen eraan toevoegen dat deze jonge Bulgaar een charismatische figuur is die door zijn « acteertalent » moeiteloos het publiek op z’n hand krijgt. Het is een doorzichtige truuk, maar we moeten eerlijk toegeven dat we óók houden van dirigenten die hun bezieling in hun gelaatsuitdrukking en gebaren leggen.
Dat wil daarom echter nog niet zeggen dat het FOV reeds op weg is naar « internationale erkenning », zoals de reclameslogan luidt. Daarvoor zal er immers nog een lange weg dienen te worden afgelegd, ook al appreciëren we de kwaliteitsverbetering die het orkest ondertussen heeft doorgemaakt. Zowel in het Singelconcert in Antwerpen (met o.m. de eerste symfonie van Mahler) als in het Moessorgski-programma in de Gentse opera (in het kader van de dubbelconcerten) moesten we vaststellen dat zowel de blazers als de strijkers niet steeds even briljant waren, maar we zouden in dat geval toch eerder van « schoonheidsfoutjes » gewagen i.p.v. met strenge blik de rode balpen boven te halen.
Referentie
Willy Maijeur en Ronny De Schepper, Festival van Vlaanderen treedt buiten zijn oevers, De Rode Vaan nr.45 van 1985
(*) Bovenstaande foto van Marcel Anckaert, afkomstig uit de beeldbank van de stad Kortrijk, is evenwel een beeld van het Festival van Vlaanderen 1980, want het was weer niet eenvoudig om een passende illustratie te vinden.