Het is al vijf jaar geleden dat soulzanger Percy Sledge is overleden. In 1987 besprak ik een “Greatest Hits”-elpee van hem onder de titel “Wie de jeans past, trekke ze aan” en die titel moest je in relatie zien tot een recensie van de opera “La Cenerentola” van Gioacchino Rossini. Ja, mijn verbeelding ging soms wel eens met mij aan de haal. Daarom moet ik vooraleer over te gaan tot de bespreking van Percy Sledge ook eerst even die opera terug oproepen…
De Opera voor Vlaanderen wilde van Rossini’s « La Cenerentola» (« Assepoester ») iets speciaals maken. Er was nog eens een niet-traditionele regie (van Albert-André Lheureux) én men wou ermee doelgericht naar een kinderpubliek toe werken. Men faalde op de twee vlakken en het samengaan van deze twee factoren was daar zelfs wellicht niet eens vreemd aan.
Lheureux’ regieopvatting dat het leven een kansspel is, waarbij iedereen het grote lot wel eens kan winnen (Assepoester die haar prins aan de haak slaat — of is het eigenlijk niet omgekeerd, vraagt Lheureux zich terecht af, aangezien zij de prins laat staan voor de dienaar en slechts op het einde zal blijken dat beiden stuivertje hadden gewisseld), kwam uiteindelijk slechts tot uiting in het weliswaar mooie, maar toch overdreven sobere decor. Voor de rest was het een heel statische uitvoering (van pure armoede aan decorstukken konden de zangers alleen maar af en toe eens op een stoel staan), zodat we eigenlijk van een gekostumeerde concertuitvoering konden spreken. Vandaar misschien dat de nadruk eerder kwam te liggen op dirigent Edmond Saveniers, die overigens alle lof verdient voor zijn accurate leiding, evenals het attent spelend orkest dat reeds bij de ouverture op een uitzonderlijke bijval kon rekenen.
Bij de vertolkers had de Amerikaanse Rita Noel in de titelrol weliswaar een zekere aanlooptijd nodig, maar in het slotrondo bereikte ze toch een grote hoogte. Marceline Keirsbulck als haar boze stiefzuster Tisbe paarde een passende gelaatsuitdrukking aan een verzorgde vertolking en stemplaatsing. De verrassing kwam echter van de eveneens Amerikaanse Suzanne Calabro als de andere « tang » Clorinda. Vocaal misschien minder op punt, acteerde zij met een brio dat we bij al de anderen misten (aangezien de regisseur hen daartoe blijkbaar niet had aangezet), behalve dan bij de Hongaarse basbariton Jozsef Gregor als de vader Don Magnifico (bij Rossini is er van geen stiefmoeder sprake), die evenwel zijn lak aan de regie zodanig ten toon spreidde dat hij aan overacting ging doen.
De Griekse tenor Soto Papulkas als prins Don Ramiro had goede, maar ook veel zwakke momenten en voor Louis Landuyt (de dienaar) en Dirk Van Croonenborch (Alidoro) lag de lat duidelijk te hoog. Voeg daarbij nog een onpersoonlijk houterig koor en u zal zelf wel concluderen dat men een opera die als enig aanknopingspunt voor het jeugdige publiek de sprookjesthematiek had maar die dan in een regie wordt opgevoerd die deze thematiek juist helemaal uitvlakt, niet als eerste kennismaking aan schoolkinderen op een vrije zondagmiddag zou mogen worden voorgeschoteld. Ook al verzekerden dokter X, notaris Y en advocaat Z ons dat het voor hun kinderen niet te hoog gegrepen was…
PERCY… PERCY… ALLEZ, U KENT HEM WEL
U heeft het al gemerkt dat Rossini zich niet helemaal aan het originele sprookjes-scenario houdt. Bij hem worden er dan na het bal ook geen schoentjes gepast, maar armbanden vergeleken. Duidelijk een stilering, want een schoen verliezen had in een maatschappij waar door de lange rokken het enkel-fetisjisme nog hoogtij vierde een veel erotischer implicatie. Het zou er ongeveer op neerkomen als zou de prins er nu op uittrekken met een jeansbroek die in zijn kamer is achtergebleven…
Misschien een beetje ver gezocht, maar het feit dat « When a man loves a woman » van Percy Sledge nu reeds de derde oude kraker op rij is die via een jeans-publiciteit opnieuw een hit wordt (na « I heard it through the grapevine » van Marvin Gaye en « Wonderful world » van Sam Cooke) zal daar wel voor iets tussen zitten. Was en is « When a man… » immers geen klassieke slow op de bals waar voor moderne Assepoesters het schoentje vaak begint te knellen ? Het is dan ook een uitstekend idee van de beroemde soul-platenfirma Atlantic om in de reeks « The Ultimate Collection » inderdaad werkelijk een « ultieme » bloemlezing te brengen van het werk van Percy… Percy… allé, u kent hem wel…
Toegegeven, de kritiek (die we in de jaren zestig reeds hadden) dat alle hits van na « When a man… » er in feite doorslagjes van zijn (« Cover me », « Warm and tender love », « Take time to know her », « My special prayer »…) wordt op die manier natuurlijk wel kracht bijgezet. Meer zelfs, uit het enige up-tempo nummer « Baby help me » van Bobby Womack blijkt ook dat Sledge niet van hetzelfde kaliber is als genoemde Cooke of Gaye en ook niet van zijn stalgenoten Otis Redding of Wilson Pickett. Daar staat dan echter weer tegenover dat zijn versie van Presley’s « Love me tender » of van « Come softly to me » van The Fleetwoods bewijst dat hij wel een meester is in zijn genre, dat van de « trage slepers »…
Referentie
Ronny De Schepper, Wie de jeans past, trekke ze aan, De Rode Vaan nr.17 van 1987