Morgen zal het al twintig jaar geleden zijn dat Johan Anthierens is overleden (foto Jo Clauwaert). Onderstaand artikel “De nieuwe Anthierens is verschenen” uit De Rode Vaan nr.20 van 1986 is onvolledig. Dat maakt dus ook dat de ondertekening ontbreekt en ik geen idee heb wie het mag hebben geschreven.

Het uitgeven van pamfletten is in België zeer ongebruikelijk geworden. Als literaire vorm is het fenomeen zo goed als uitgestorven. Rond 1968 kwam er nog wel eens schotschrift van enige omvang en allure vanuit Nederland overgewaaid, al dan niet van Provo-signatuur, maar sedertdien is het heel stil geworden. Aan onderwerpen ontbreekt het nochtans niet : is er in dit Lage Land bij de zee niet bijna te veel stof voor satire op niveau ? Vele mensen denken, dat een pamflet zoiets is dat men bij stakingsposten uitdeelt. De oorspronkelijke betekenis van het pamflet, als polemisch doch fraai, literair geschrift is in de verdrukking geraakt, omdat bijna iedereen zijn gal in dag- en weekbladen en andere periodieken spuwt. Johan Anthierens begon als dwarsschrijver in De Periscoop aan een journalistieke tocht vol zijdelingse en frontale botsingen, kwam even tot rust bij Bonne Soirée van de voormalige Dupuis-groep, maar maakte menig blad onveilig voor de burgerman en -vrouw met het spijkerharde geloof in de muurvaste moraal : Humo, De Post, De Nieuwe, Knack, De Volkskrant… Hij kon zich even uitleven in een eigen satirisch weekblad, de inmiddels verscheiden Zwijger. Sinds vele maanden ben ik de Volkskrant-verslaving ontwend, dus lees ik het puntgave Nederlands van deze oude maat al in tijden niet meer. Vreugde dus, bij het zien, vooral het lezen van het pamflettaire geschrift « Het Belgische Domdenken », dat zopas bij Kritak is verschenen…
Het is geen makkelijke klus uit deze condensatie van trefzekere journalistieke, zeg maar literaire, volzinnen enkele parels te puren. De overvloed bemoeilijkt de keuze. In dit boek wordt de lezer het effect van het Johan-Anthierens-imago bespaard, dat leidt tot een opstapeling van spitsvondigheden (omdat de schrijver zich verplicht voelt zijn typische stijlkenmerk, het woordspel, de veredelde contaminatie, in elke zin aan te wenden). De lezer krijgt ondanks de gebalde stijl toch meer rust tussen de hoogstandjes in. Deze versobering verhoogt de slagkracht, die in dergelijke polemische geschriften van zo groot belang is.
“HET” BELG
Anthierens voert de Belg op als een figuur om bij te zetten in een toonkast na behandeling door een taxidermist (de vulling zou in niet geringe mate bestaan uit paapse ingrediënten). Meteen gaat hij dan verder in op de kolonisering van de geesten door de rooms-katholieke kerk in « Una settimana particolare » — voor de filmliefhebbers is de hint duidelijk — een serie bedenkingen bij het pauselijk bezoek aan België. Over het monddood maken van Leonardo Boff (inmiddels is zijn bevrijdingstheologie in ontmande vorm door de Curie aanvaard) zegt hij : « Jezus kon stommen laten spreken, de paus presteert het omgekeerde. Hij is de trefzekere spookrijder van de vrije meningsuiting ». Anthierens bloemleest ook uit kranten van die dagen om zijn betoog te stofferen en dat leidt tot een geleidelijke analyse van het « domdenken », van slaafsheid en van arrogantie, welke in een ongezonde mengeling woekeren in de geest van conservatieve columnisten. De grazige weiden van het katholieke wingewest hebben de hereboer van Rome een aardige oogst opgeleverd; elk pausbezoek spekt de Vaticaanse financiën.
Bij Johan Anthierens heet dat : « Het blijft schatten naar de taille van het Roomse gouden kalf; er is nauwelijks iets bekend van de geldsluizen die de verschillende Vaticaanse instituten manipuleren, maar elke waarnemer stuit op een netwerk van fortuinlijke aderen in de rots van Sint-Pieter. Bij de huidige vertegenwoordiger van het hiernamaals zou ik geen tweedehands pausmobiel kopen, vooral niet met in het achterhoofd de actieve Vaticaanse Banco Ambrosiano waar de maffia safe zit. »
Wie gedacht had, dat antiklerikalisme — zoals dit afstotingsverschijnsel van opgedrongen, vreemde elementen in gezonde lichamen genoemd wordt — uit de tijd was, begaat een schromelijke vergissing. Want waarmee anders de arrogantie te keer gaan, die onder meer tijdens het pausbezoek zo overduidelijk aan het licht kwam ? Het machtsvertoon, waarmee dergelijke visites gepaard gaan, is maar één van de facetten van de arrogantie van de macht, gebaseerd op de goedgelovigheid van te veel burgers. De paus, die in Nicaragua meehoont met Ronald Reagan maar meteen priesters verbiedt aan politiek te doen, dreigt Brezjnjev schriftelijk zich « aan het hoofd van de Polen te stellen, als de Russen Polen zouden binnenvallen » en laat geen kans onbenut om de Zwarte Madonna van Chestockowa als boegbeeld te gebruiken voor het kapersschip van het Westerse kapitalisme, dat bij Gdansk voor anker is gegaan. Wie ontkent dat het katholicisme in Polen een militant, politiek wapen is, moet wel ziende blind en horende doof zijn. Dichter bij huis doet het altijd goed, dat we er nog eens aan herinnerd worden, dat de inlijving bij de R.K. Kerk geen democratisch gebeuren is maar het watermerken van onmondigen, die later maar moeten zien hoe ze dat stempel kunnen wegbranden, een lang niet voor iedereen vanzelfsprekend en makkelijk proces…
HYPOCRISIE
In « Miet en Manschappij » klaagt Anthierens de hypocrisie aan van de CVP-feministes : « Het gaat goed met het boudoir-feminisme. De rest zal Miet een biet wezen, haar schaapjes staan droog. Op de Martens VI-familiefoto schurkt zij zich behaaglijk tegen de colberts aan van boomlange ministers om haar heen. Vrouw en Maatschappij worden wéér een legislatuur lang aan het lijntje gehouden, Man en Mietschappij hebben hun objectief bereikt ».
De makke merrie van de Belgische democratie wordt duchtig geroskamd in het hoofdstuk, « De Jan Bardi¬democratie — Over de corpulentie van de Belgische geest ». « Voor bochel geboren en als voetnoot gewiegd, leert de Belg verlegen gedrag en valse bescheidenheid als nationale deugden te omhelzen ». In deze zin is eigenlijk het hoofdstuk samengevat : de middelmatigheid, het gesjoemel met alles en nog wat. de lijdzaamheid der Belgen worden in alle geledingen van de natie te kijk gezet. Eén van de motto’s boven dit kapittel is van Heinrich Heine : « Die Freiheit stirbt zentimetersweise » (of : de vrijheid sterft per centimeter). Een treffender uitdrukking van wat ons aan het overkomen is, kan nauwelijks geformuleerd worden. Door de besparingsmaatregelen van de regering wordt onze vrijheid direct, materieel aangetast. De sluipende vrijheidsbeperking, de adders onder het blauwe en gele gras, hebben ons al gebeten; de verdoving is al ingetreden en de pijn is voor na het ontwaken. In die categorie van verknechting zitten de onderwijsbeperkingen, de commercialisering van de media, de maatregelen voor « law and order » (incluis abortuswetgeving en het telefoonluistervinken), de kanalisering van onze cultuur, de propaganda-aanval van de R.K.Kerk in onze gewesten met de « herkerstening » als motief waarbij veel ideeëngoed weer met de gewijde gouden lepeltjes als rijstpap des Heren wordt gevoerd.
TELEVISIE
Tot daar dat artikel dat zeker niet van mij is. Zelf bracht ik Anthierens vaak ter sprake in mijn televisierubriekje in De Voorpost. Zo b.v. naar aanleiding van de 25ste verjaardag van de Vlaamse televisie. Johan Anthierens schreef vijf jaar eerder in Film en Televisie immers een gelegenheidsstuk naar aanleiding van twintig jaar Vlaamse televisie.
Twintig plus vijf is vijfentwintig, precies! Vijfentwintig dozijn rode rozen voor de mevrouw op de tweede rij! In 1978 werd deze gebeurtenis inderdaad herdacht of gevierd (dat hangt van de interpretatie af) en het leek me dus interessant om na te gaan of de kritiek die Anthierens maakt na twintig jaar, vijf jaar nadien nog steeds opgaat.
De kritiek van Johan kwam neer op deze drie punten:
— de BRT is verkocht aan de politieke machthebbers;
— het peil van de ontspanningsprogramma’s is ontstellend laag;
— er wordt onverantwoordelijk gesold met onze kinderen.
Na vijf jaar staan deze drie pilaren nog steeds stevig overeind. Het eerste mochten we nog onlangs bij de verkiezingen meemaken. Hoe sterker de partij, hoe meer zendtijd (een nogal scheve interpretatie van het woord democratie; voor hetzelfde geld zou men kunnen stellen dat juist de kleintjes meer aan bod zouden moeten kunnen komen). Ook de verdeling van de zendtijd was in die zin. Men begon met de KPB (de kleinste die in het parlement vertegenwoordigd was; nu zijn er twee kleinere bijgekomen: de RAD en het Vlaams Blok) en men eindigde met de CVP, vlak voor de verkiezingen. Ook al die ministers die nog gauw een « regeringsmededeling » moesten komen doen vooraleer de kiesstrijd officieel begon, hebben we aangeklaagd. En er werden een aantal programma’s afgevoerd gedurende die periode, waarin politici voorkwamen, « om niemand te bevoordelen », maar Leo Tindemans mocht wél in Noord-Zuid. Enzovoort.
Wat de ontspanningsprogramma’s betreft, wil ik gewoon even verwijzen naar Dolle Dinsdag... Anderzijds moeten we hier wel vaststellen dat Anthierens nostalgisch over Schipper naast Mathilde spreekt, maar dat we nu toch iemand als Jan Matterne hebben die naast zijn heerlijke Beschuldigde sta op ook voor De Collega’s zorgt. Met ups and downs, akkoord, maar we staan hier toch dicht bij de populariteit van de Schipper. En kwalitatief staat het wellicht hoger, want we hebben nogal eens de neiging het verleden te vergulden.
Tenslotte: « nonkel » Bob is weliswaar van het scherm verdwenen, maar die is gewoon omhoog gevallen. Hij trekt nog steeds aan de touwtjes en daar kunnen de respectievelijke snorren van Marijn De Valck en kolonel Paesschiersens niets aan veranderen. En met de oermoeder Tante Terry zitten we nog steeds opgescheept. Over haar schrijft Johan: « Zij duwt bij wijze van spreken de kinderen opzij die zich tussen haar en de camera durven op te stellen. » en « Terry Van Ginderen is een vrouw zonder enig raffinement, met een belangstelling die mijlenver af staat van wat de kinderwereld beroert. »
En Agnes Goyvaerts doet het nóg beter in Vooruit van 29 april 1977: « Tante Terry begon met een lied over kleppers. Ze had enkele bang kijkende kleutertjes twee zo’n latten tussen de vingers gestopt en die mochten dan in close-up tonen hoe ze er niet mee overweg konden. ‘k Ben zo blij dat ik ze hé-éb, galmde de Tante met een stem waarmee ze op Antwerpen-kermis zeker een prijs in de crochetwedstrijd zou weggekaapt hebben. De kindertjes gingen er verpletterd van uitzien. Prima gezongen, juichte ze, maar gij zijt precies bij de Chinees met stokjes aan ’t eten, tegen een meisje dat verwoede pogingen deed om toch die rot-kleppers te gebruiken. »
Zowel Johan als Agnes verwijzen dan als Lichtend Voorbeeld naar de Stratenmaker op zee-show, die echter niet meer bestaat sinds de stratenmaker wereldkampioen wielrennen is geworden, maar dezelfde mensen maken nu het programma De Film van Ome Willem, waarover we reeds in alle toonaarden de loftrompet hebben gestoken. Maar Tante Terry kijkt daar blijkbaar niet naar. Ter gelegenheid van Sinterklaas moesten we het beleven dat ze een verhaaltje vertelde waaruit bleek dat Zwarte Piet (net als alle kleurlingen wellicht) een verschrikkelijk domme vent is die hoofdpijn krijgt van nadenken (en dan toch nog stommiteiten doet) en daarom liever hele dagen in de spiegel kijkt. Om de uitzending af te ronden, werd dan nog eens die kleppersplaat opgezet. Nu was het echter een ander lied: terwijl Tante Terry haar mond open en dicht deed (het was immers playback), mochten de « kleutertjes » drie minuten lang hun armen ronddraaien, wat de wielen van een kar moest verbeelden. Dit kan niet langer. Dit mens moet dringend met brugpensioen. Blijkbaar heeft ook de BRT dit eindelijk beseft: de uitzending van vanavond (5 januari 1979) wordt gepresenteerd door Nancy Cornelis. We zijn optimist, want slechter kan toch niet, maar of het goed wordt…?”

4 gedachtes over “Johan Anthierens (1937-2000)

  1. Over Anthierens, die ik persoonlijk gekend heb in zijn en mijn De Zwijger-jaren (1982-1984), doen verschillende mythes de ronde. Over zijn linksheid bijvoorbeeld. Ik trek die in twijfel, maar dan niet omwille van het feit dat hij altijd hoffelijk en gedistingeerd was (twee eigenschappen die men zelden met links associeert) – hij droeg meestal een drieledige maatpak, net zoals zijn toenmalige en tevens wijlen Knack-collega Johan Struye. Maar op papier en in tv-programma’s was hij niet zelden scherp, zelfs cassant en vilein. Daar kunnen onder meer Vader Abraham en de inmiddels ook overleden actrice Ivonne Lex over meespreken. Maar het typeert Anthierens dat hij niet te beroerd was om zich nadien te verontschuldigen bij de onderwerpen van zijn sierlijke maar soms in vitriool gedoopte pen. Dat deed hij bijvoorbeeld met Ivonne Lex.

    In mijn ogen was Johan hooguit een sociaal, ietwat links, liberaal. Hoewel hij zich zelf eerder een ‘anarchist’, als libertair omschreef. Hij schreef trouwens niet voor niets, weliswaar als ghostwiter, teksten voor de toenmalige PVV en haar comming man, ‘da joenk’, Guy Verhofstad. Iets wat ook de destijdse hoofdredacteur van Knack, de legendarische Frans – Sus – Verleyen heeft gedaan.

    Iemand die het Cubaanse regime van Castro min of meer gelijkstelde met de Chileense dictatuur van Pinochet, wat Anthierens ooit deed in het weekblad Markant, kan me bovendien bezwaarlijk als links beschouwen.

    De Schepper maakt in zijn blogpost geen melding van het feit dat Anthierens meewerkte aan het weekblad Markant, maar dat deed hij eerder wél – zie bit.ly/2U8Nl1c). Meer zelfs: in zijn artikel over Markant weet hij te vertellen dat Anthierens zelfs verzocht is geweest om hoofdredacteur van het magazine.

    Dat vermeende progressieve imago heeft Anthierens wellicht vooral te danken aan het feit dat hij in de herfst van zijn loopbaan, noodgedwongen, een paar boekjes publiceerde bij de progressieve uitgeverij Kritak en nadien bij diens opvolger Van Halewijck alsmede bij de radicaal-linkse en toen en vandaag nog steeds aan de PVDA gelieerde uitgeverij EPO.

    Dat had echter veel zo niet alles te maken met het feit dat Anthierens na het De Zwijger débâcle woestijnjaren kende, een periode in zijn loopbaan waar er toen en nu ook nog een génânt stilzwijgen over heerst.

    Hij had te veel tegen heilige huisjes geschopt, op lange tenen gestaan en personen geschoffeerd (ook uit de media, waaronder zijn vroegere werkgever: de eigenaars van Roularta/Knack) en geraakte nog moeilijk, haast nergens, aan de bak. Behalve kortstondig in de Nederlandse Volkskrant en De Morgen, maar in die laatste courant werd hij zowat als een lepralijder behandeld – naar verluidt niet in het minst door Yves Desmet die hem, volgens mijn bron, zelfs verbood om nog langer fotocopies te komen maken in het De Morgen-kantoor (Johan had toen een korte tijd een kantoortje in de Brusselse Brogniestraat waar ook De Morgen gevestigd was) – ondanks dat zijn Knack-maatje Gerrit Six er toen eindredacteur was.

    Six haalt in Knack van deze week (zie bit.ly/3b8lh3m) de zwarte jaren van Anthierens aan: “‘Af en toe kwam Johan (bij De Morgen, M.E.) leuren met een stuk. Soms werd dat gepubliceerd, maar zeker niet altijd. Je moest al een goede reden hebben om een artikel van Anthierens te aanvaarden. Op zijn begrafenis op de VUB was iedereen aan het snotteren, maar de laatste jaren hebben velen hem in de steek gelaten. Ik heb me daar ook weleens schuldig over gevoeld.’

    Het is zelfs een beetje verwonderlijk dat hij na De Zwijger bij Kritak en diens opvolger Van Halewyck publiceerde (onder meer ‘Zonder vlagvertoon. Over de weerstand tegen het verzet’, dat in ruime mate ging over de zaak van de wegens collaboratie geëxecuteerde Irma Laplasse, en ‘De IJzertoren. Onze trots en onze schande’). Hij nam het André van Halewyck immers erg kwalijk dat die de stekker uit De Zwijger had getrokken, nochtans een legitieme en zelfs noodzakelijk zakelijke beslissing want de benarde en structureel onoplosbare financiële situatie De Zwijger dreigde eigenaar Kritak mee in de val te sleuren. Meer zelfs: in een interview noemde Anthierend Kritak-baas André van Halewyck een ‘omhooggevallen zoon van een groenteboer’ – ja, soms was Anthierens niet enkel grofgebekt maar bovendien ook een ongeleid projectiel.

    Op bit.ly/2J43KNP commemoreert ex Rode Vaan-redacteur Ronny De Schepper het ‘enfant terrible’ van de Vlaamse pers, omschrijving waaraan Anthierens een grondige hekel had en vond dat iemand van in de veertig bezwaarlijk nog als dusdanig kan omschreven worden.

    Zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Johan_Anthierens voor meer details over leven en werk van de ‘vlerk (in vogelvlucht)’ Johan Anthierens – ‘vlerk in vogelvlucht’ is tevens de titel van een van zijn boekjes, in casu een bundeling van colums.

    Vanavond zal ik nog eens wat bladeren en lezen in de twee turven (van elk meer dan 700 pagina) met teksten van en over Anthierens die postuum bij Van Halewyck verschenen: Ooggetuige (selectie van zijn gelijknamige rubriek in Knack) en Leve mij (andere teksten van zijn hand).

    En me wellicht zijn door Polis opnieuw uitgegeven boek ‘Het Ridderspoor’ aanschaffen. Hopelijk is dat beter dan zijn Brel-boek (want dat was, ondanks dat er lang naar uitgekeken werd, toch een beetje een misser). Raar trouwens dat dit boek over Willem Elsschot/Alphonsus de Ridder door Polis is uitgegeven. Want in 1992 verscheen het bij Kritak. En dat is sinds kort ‘herrezen’ (weliswaar als imprint van Lannoo) en wordt geleid door André van Halewyck.

    Geliked door 1 persoon

    1. Zoals in de inleiding staat: de tekst is niet van mij, alleen weet ik niet van wie hij wel is, vandaar dat ik dat ook niet kon vermelden.

      Like

  2. In alle ernst, aan een karakterschets, die enkel de bedoeling heeft om het studie-onderwerp op een bedenkelijk geijkt ideologisch spectrum te plaatsen, hebben we echt geen behoefte. Leve hij.

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.