Het is morgen al vijf jaar geleden dat Cynthia Powell, de eerste vrouw van John Lennon, op 75-jarige leeftijd aan kanker is overleden. Dat werd toen door hun zoon Julian Lennon aangekondigd op zijn website.
Cynthia en John leerden elkaar kennen op het einde van de jaren ’50, toen ze allebei op de kunstacademie zaten in Liverpool. Ze trouwden in 1962, net voor de grote doorbraak van The Beatles, en kregen onmiddellijk een zoon, Julian. Tijdens die hectische Beatles-jaren werden Cynthia en Julian lange tijd opzettelijk buiten beeld gehouden, zodat de meeste Beatles-fans niet eens wisten dat John Lennon getrouwd was.
Dat zowel het huwelijk als het bestaan van Julian zo lang mogelijk geheim gehouden werd, gebeurde met de instemming van de pers en dat bleef zo tot op 10 oktober 1963. Maar toen was de sneeuwbal al aan het rollen en was er geen houden meer aan. De hele wereld (jonger dan 25) lag aan de voeten van The Beatles. Er speelden zich hysterische taferelen af. Na elk optreden wachtten er steevast een aantal zieken en invaliden om door hen te worden aangeraakt in de hoop op genezing. Het was John Lennon die toen zei: “We zijn beroemder dan Jezus Christus.” Maar hij was het ook die er als eerste angstcomplexen aan overhield. Angst om op straat te worden neergeschoten bijvoorbeeld…
Cynthia schrijft in haar boek “A twist of Lennon”: “Individuele vrijheid was een weelde uit het verleden geworden. De onvermijdelijke stap (…) was een stap in de richting van de drugs en de daaruit volgende vrijheden van de geest.”
Reeds bij het begin van Beatlemania schreef een journalist van The Sunday Telegraph: “that the group would break up because eventually they would all get married and the chance of four random women liking one another or even being able to get on with one another will be small indeed.” (Davies, p.219) En hij kreeg gelijk…
Zoals John Lennon zich muzikaal reeds van Paul McCartney was beginnen te verwijderen, zo begonnen op persoonlijk vlak de moeilijkheden met Cynthia zich op te stapelen. Hunter Davies schrijft over het koppel, vlak vóór het moment dat Yoko Ono ten tonele verscheen (“de gillende Japanse dwerg” dixit Rik Zaal van NRC-Handelsblad): “They are very happy, though she still says that but for her becoming pregnant they would probably never have married. John agrees. (…) ‘His love was for the Beatles. Without the baby he would just have gone off with the Beatles for ever. (…) I do find I suggest something and he ignores it at the time, or says it’s wrong. Then a few weeks later Ringo suggests the same thing and he’s all for it. (…) They seem to need you less than you need them,’ she said.” (p.322-323)
Een opvallend nummer i.v.m. zijn relatie is “Getting better” op “Sgt.Pepper’s”. Alhoewel het eigenlijk een compositie van Paul McCartney is, levert John Lennon met zijn cynisme een eigenzinnige bijdrage. “I was just sitting there doing ‘Getting better all the time’ and John just said in his laconic way, ‘It couldn’t get no worse,’ and I thought, Oh, brilliant! This is exactly why I love writing with John…” (Paul) In dezelfde zin kan men het tweede couplet interpreteren, naar eigen zeggen aangedragen door Lennon. Daarin wordt immers verwezen naar mishandeling en huiselijk geweld (“I used to be cruel to my woman, I beat her and kept her apart from the things that she loved…”)...
Zoals algemeen bekend had John Yoko voor het eerst ontmoet op 8 november 1966 tijdens een voorbezichtiging van haar tentoonstelling “Unfinished Paintings and Objects” in de Londense Indica Art Gallery, maar het is pas op 1 mei 1968 dat ze echt bij hem zou intrekken. Dat gebeurt terwijl Cynthia in Griekenland zit, samen met Julian en… Donovan!
Toen Cynthia op 22 augustus 1968 thuis kwam, trof zij daar dus Yoko Ono in al haar glorie aan en Cynthia startte de echtscheidingsprocedure op.
Overigens zou Lennon méér betaald hebben aan Yoko’s man Tony Cox opdat die van haar zou scheiden, dan hijzelf aan Cynthia heeft betaald. Of zoals Jan Leyers het formuleert: “Wat ik nu zeg, meen ik: had Mark Chapman 60 centimeter opzij gemikt, dan was hij nu mijn held geweest. Na Yoko was niets nog hetzelfde: de vriendschap binnen de Beatles was kapot en Lennon ging ook vervélen. Hoor ik hem ‘oh Yoko I love you’ zingen, dan denk ik: ik ben blij voor u, maar verveel mij niet. Toen ik onlangs de autobiografie van Cynthia Lennon las, dacht ik: het was toch wel een foute klootzak. Hoe kan de man die nummers als ‘All you need is love’ geschreven heeft, zijn zoontje maanden op een telefoontje laten wachten?”
Ronny De Schepper
(met dank aan Raymond Thielens)