Uit de Gazet van Antwerpen van 31 december 2014: “Zaterdag is het dode lichaam van Koen Calliauw gevonden in zijn appartement. De doodsoorzaak is nog onbekend. Rebel Calliauw (72) oogstte vooral bekendheid als oprichter van het Daklozen Actie Comité.”

Koen Calliauw was een eeuwige rebel. “Het conflict is de motor van de vooruitgang”, luidde zijn motto. En hij noemde zichzelf “een beroepsactivist”.
In de jaren zestig behoorde hij tot de kring rond de zangers Ferre Grignard en Wannes Van de Velde, met wie hij in opstand kwam tegen de afbraak van het historisch erfgoed in de stad.
Ludo Loose getuigde over deze periode tegenover Jan Mestdagh in een interview voor De Rode Vaan t.g.v. twintig jaar mei ’68: “In Antwerpen zijn de jaren zestig beduidend vroeger gestart dan pakweg in Leuven. In den beginne was er de VAGA, de Vrije Actie Groep Antwerpen. De leden daarvan cirkelden vooral rond de White Space Gallery en het Gouden Huis. Dit laatste was een associatie van een aantal kunstenaars en enkele progressieven die vonden dat de Antwerpse musea – en dan vooral het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten – maar een dooie boel waren en dat de kunst dringend naar de mensen moest worden gebracht. Zo zijn er toen een aantal initiatieven geweest om bijvoorbeeld in het Koninklijk Museum basketbal-wedstrijden te organiseren of demonstraties van fietsen op rollen. Men wou er een soort open museum van maken. Maar het brengen van kunst naar de dokwerkers bleef een moeilijke zaak en dus ging men naar andere middelen uitkijken. En zo komt het dat men in Antwerpen dan de eerste happenings is gaan organiseren.”
– Want uit Nederland kwam Provo overgewaaid?
Ludo Loose:
In dit verband herinner ik me natuurlijk nog zeer goed Koen Calliauw, die zo’n beetje de animator was van de wekelijkse happenings op de Groenplaats. Ook is het zo, dat in het kader van de strijd voor vrede in Vietnam de Jongcommunisten, waarbij ikzelf aangesloten was, aan een reeks happenings deelnamen, waarmee ze zich heel wat problemen op de hals haalden met de Antwerpse partij-instanties…
– Die keken daar heel wantrouwig tegenaan?
Ludo Loose:
Dat zal wel zijn! Men zag het als een kleinburgerlijk gedoe, waarbij figuren op blote voeten en met een blikken trommel rond het standbeeld van Rubens liepen en daarbij in de waan verkeerden dat ze zodoende het kapitalisme omver konden werpen. Dat was ongeveer de teneur van de opmerkingen die we te horen kregen. Wij jongeren zagen die happenings echter als een zeer geschikt middel om bredere lagen van de publieke opinie te bereiken.
– Ook de politie was niet bepaald geestdriftig over jullie optreden…
Ludo Loose:
Met een dergelijke manier van actie voeren was het repressieapparaat op dat ogenblik helemaal niet vertrouwd en dus reageerde men vaak zeer agressief. Maar daartegenover stond dat die agressiviteit voor een stuk werd opgevangen door het uitgesproken ludieke karakter van deze acties. Zo herinner ik me nog zeer goed een demonstratie vlak na het bombarderen van Hanoi. Bij de happening die als protest hiertegen werd opgezet, werden de pankartes en al het ander materiaal onmiddellijk door de politie in beslag genomen. Nu was het zo, dat het nieuws van het bombardement in grote letters op de frontpagina van Volksgazet stond afgedrukt. En dus gingen wij allemaal een krant kopen en al krantenlezend – maar dan uitsluitend de laatste pagina – zijn wij de straat opgegaan. Tja, toen wist de politie helemaal niet meer wat ze moest aanvangen. Moest ze nu ook onze kranten in beslag nemen? Dat was een groots moment.
– Niet lang daarna stapt Koen Calliauw op zijn beurt naar de Jongcommunisten over en vinden we hem terug als animator van de “Duizend Appeltjes”…
Ludo Loose:
Nog een tijdlang hebben we samen een rol gespeeld binnen de Jongcommunisten, maar dan is het tot een breuk gekomen. De aanleiding voor die breuk werd zowaar gevormd door De Rode Vaan. Dat zat zo. Een hele tijd hadden de Jongcommunisten in De Rode Vaan een jeugdbladzijde gehad, maar op een gegeven ogenblik werd die ons afgepakt. Wij eisen onze bladzijde terug en toen Koen ook nog hoofdredacteur van De Rode Vaan werd, dachten we dat we die inderdaad zouden terugkrijgen. Maar dat bleek dus helemaal niet zo te zijn. Binnen de Jongcommunisten in het Antwerpse heeft dit dan tot een reeks spanningen en breuken geleid en uiteindelijk werd een deel van de jeugd uitgesloten, waaronder uw dienaar. Dat is dan het begin geweest van mijn Kabouterperiode.
– Maar ook nu waren de Antwerpse Kabouters van een heel ander ras dan hun Amsterdamse soortgenoten?
Ludo Loose:
In Antwerpen zijn de Kabouters onder heel specifieke omstandigheden en in een geheel eigen vorm ontstaan. Op een gegeven ogenblik kwamen enkele mensen waaronder Sieg Van der Kruys en ikzelf tot de constatering dat de jongeren in ons bestel maar heel weinig in de pap te brokken hadden. Ze hadden geen stemrecht en konden dus ook niet verkozen worden – toen zaten we nog met een kiesdrempel van 21 jaar. We wilden daar wat aan doen en wel door een jongerenlijst in te dienen, een lijst dus van mensen die eigenlijk niet verkiesbaar waren. De nieuwe beweging kreeg de naam van “Kurieuze-neuze-mostaardpotten”, aangezien het een beweging was van jonge mensen die overal hun neus wilden insteken. In dezelfde periode kreeg in Amsterdam de Kabouterbeweging rond Roel Van Duyn een bepaalde impact en algauw kwam er ook in Antwerpen zoiets tot stand. Die twee, de jongerenlijst en de prille Kabouters hebben dan samen met de resten van de Vrije Actiegroep Antwerpen een soort van fusie aangegaan, wat dan uiteindelijk geresulteerd heeft in de Kabouterbeweging in Antwerpen. Een verschil met Amsterdam was ook dat de beweging bij ons meer gepolitiseerd en dus ook meer gestructureerd was. In Nederland, waar de anarchistische invloed veel groter was, lag dat helemaal anders. Toen Roel Van Duyn en enkele anderen op de beruchte bijeenkomst in het Vondelpark met de gedachte uitpakten om de beweging toch iets of wat te structureren, betekende dit dan ook zo ongeveer het einde van de Nederlandse Kabouterbeweging.
– Hebben de ludieke acties van de jaren zestig in Antwerpen sporen nagelaten in de verhouding tussen gemeentelijke overheid en de burgers, meer bepaald de jongeren en de kunstenaars?
Ludo Loose:
Ik denk inderdaad dat er in Antwerpen sindsdien een redelijke tolerantie is blijven bestaan. Je kunt bij ons nog steeds heel veel doen op straat, zonder daarbij gehinderd te worden door de bureaukratische mallemolen. Straatzangers, straattoneel en dat soort dingen zijn in ons stadsbeeld een vertrouwd verschijnsel en tot op zekere hoogte worden ze zelfs gestimuleerd. Ook heel wat kunstgalerijtjes spelen in op het circuit van de Antwerpse straatcultuur. De terrascultuur tiert in Antwerpen dan ook welig. Maar natuurlijk is een en ander ook al sterk gecommercialiseerd. Sommige mensen uit de jaren zestig hebben nu hun eigen bruine kroeg of hun praatkroeg en hebben zich zodoende opgewerkt tot kleine middenstanders. En dus zien ze de terrascultuur vooral in functie van hun kassa. Maar dit gezegd zijnde blijft Antwerpen een plezante stad, ondanks de bekende evoluties van de laatste jaren…
In 1994 richtte Calliauw het Daklozen Actie Komité op. De beweging kraakte eerst een pand in de Pachtstraat in het Sint-Andrieskwartier, kreeg vervolgens van de stad een gebouw in de Steenbergstraat in bruikleen en huisde vanaf 2008 ook nog in het Dominicanenklooster in de Kievitwijk. Maar Calliauw kon het nooit vinden met het establishment. “Op school noemden ze mij al een onhandelbaar element”, zei hij. Calliauw ging ook in de politiek. Eerst bij de Beweging voor Sociale Vernieuwing van Patsy Sörensen. Later zetelde hij twee keer als districtsraadslid voor AGALEV maar werd in 2003 uit de partij werd gezet. Hij bleek op dat moment ook op de lijst te staan van Resist, een samenwerking tussen de PVDA en het AEL.
Calliauw was in de voorbije decennia voortdurend aanwezig in Antwerpen. Hij steunde bewegingen zoals het Animal Liberation Front, Trek Uw Plant voor de legalisering van cannabis, Occupy en Basta! voor de emancipatie van illegalen. Zelf leidde hij een zwervend bestaan en leefde hij naar eigen zeggen van een invaliditeitsuitkering, omdat hij manisch-depressief was.

Referenties
Jan Mestdagh, De jaren zestig: stout of choc? De Rode Vaan nr.10 van 3 maart 1988
Lex Molenaar, Rebel Koen Calliauw overleden, De Gazet van Antwerpen van 31 december 2014
Met dank aan Luc Carnier en Dirk Kerstens (foto)

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.