1985 werd door de UNESCO uitgeroepen tot internationaal jaar van de jeugd. Een reden voor heel wat organisaties om hun jeugdzonden over te doen. Is er in de stripwereld (om maar die te noemen) nog geen enkele terugval van het avonturenverhaal te merken — integendeel, zelfs de « volwassen » strip lijkt er steeds meer door aangestoken — dan ziet het er op de planken naar uit dat de « incrowd » van het kindertheater (dus de toonaangevende gezelschappen en dito recensenten) resoluut de weg naar het abstracte theater heeft ingeslagen. Hier volgt het kindertheater dus de volwassen broer. De vraag is alleen maar of ook de kinderen volgen. Wij hebben daar zo onze twijfels over.
VUURROOD OF BLEEKSCHEET?
Zo is de (in de pers) meest bejubelde voorstelling ongetwijfeld « Vuurrood » van het Nederlandse theater Sirkel (bovenstaande foto). Vormgever Frans Malschaert (Spier) bouwt — uitgedaagd door tegenspeelster Anandi Teeuw (Spot) — een adembenemende toren van vijftien grote witte blokken met in het midden onderaan een rode. Spot die op de voorgrond van het toneel hetzelfde heeft gedaan met kleinere blokken (knap scènebeeld, dat wel), doet heel haar bouwwerk instorten door die rode eruit te verwijderen. De spanning is dan ook te snijden als ook Spier zijn blok er tracht onderuit te halen. Omdat het geheel mathematisch precies in elkaar zit, blijft de levensgevaarlijke constructie overeind, maar uiteraard dienen de kinderen na de voorstelling van de scène te worden gehouden of de gevolgen zijn niet te overzien…
Spanning dus, inderdaad, en die slaat ook over op de jonge toeschouwers, zoals de propagandisten van dit soort visuele theater (want meer gebeurt er echt niet en dat gedurende anderhalf uur !) fier opmerken. Eilaas, zij dolen. Zij verwarren namelijk theatrale spanning met gewone, natuurlijke angst. In plaats van vuurrood te worden van opwinding, zitten de kinderen er eerder bleek van schrik bij. Een ander belangrijk verschil is ook dat theatrale spanning steeds een ontlading krijgt (of zou moeten krijgen, zeker bij kinderen), denken we maar aan de “Held” die uiteindelijk, ondanks alle gevaren, toch zegeviert (Indiana Jones b.v.). Angst kent die ontlading niet en zorgt dus voor frustraties. Ik zou dus zeggen : volwassenen die van dit soort theater houden, gaan wellicht verrukt naar buiten komen (en kuchend, want ook hier wordt er weer overdreven met rook gewerkt), maar voor kinderen zou ik ze haast durven afraden… !
DOL & DOM
Niet toevallig betreft het hier een Nederlands theater, want het is duidelijk dat de abstracte wind uit het noorden waait. Dat is b.v. ook te merken in de evolutie van het Speeltheater, dat weliswaar sinds mensenheugenis in Gent is gevestigd, maar waarvan spelleidster Eva Bal toch nooit haar Nederlandse afkomst heeft kunnen verloochenen. Vice versa is het ook wellicht daarom dat dit theater steeds goed aangeschreven heeft gestaan in Nederland, zodat het b.v. geregeld in aanmerking kwam voor « eindwerken » of « stages » van leerlingen van boven de Moerdijk.
Zo zorgden een tweetal jaren geleden de Nederlander Loek Sijbers met de Belg Frans van der Aa (nu bij KVS) voor een prettige verrassing met « De malle-manne-mannetjes », een kleuterstuk, een genre dat ietwat nieuw was in onze contreien. Achteraf zou blijken dat het vooral van der Aa was die z’n stempel had gedrukt op deze productie. Toen die dan ook dit jaar het initiatief nam om met drie pas afgestudeerde meisjes (waaronder twee Hollandse, namelijk Ineke Nijssen en Jeanne Pennings, naast Nadien Vanvossem) opnieuw een dergelijke productie op te zetten onder de doorzichtige titel « De dolle-domme-dametjes », dan waren de verwachtingen terecht hooggespannen.
Helaas heeft van der Aa (wellicht in beslag genomen door z’n werk bij de KVS) deze drie dametjes te veel de vrije hand gelaten zodat het inderdaad een nogal domme en dolle bedoening is geworden. Geen rechtlijnig verhaal, dus aanleunend tegen het abstracte theater (en, jawel, de « muziekberg » waarmee deze ruziemakende saxofoonspeelsters worden geconfronteerd is het beste uit heel deze productie, waarbij de muziek wordt geleverd door Mark Malyster), maar zonder de fascinatie die van het geometrische spel van Sirkel uitgaat. De bitsige dialogen zijn echter ook hier wel aanwezig, maar precies die maken dat wij nogmaals weinig enthousiast zijn om kinderen daar op af te sturen.
WAAROM? DAAROM!
Die bitsigheid wordt vooral geïncarneerd door Jeanne Pennings (als Constance) en we waren dan ook erg « verbaasd » dat Laurette Muylaert bij Stekelbees eveneens met een dergelijk personage uitpakte. Zij speelt « de opdracht » in het spannende avonturenverhaal « Maandag is het dinsdag », waarbij de show vooral wordt gestolen door « professor » Jan De Bruyne, maar waarbij ook Wim De Wulf als H.P. (hoofdpersonage) en de muzikale tweeling Jef Lefève en Marnix Vernieuwe (als een soort Janssen en Janssens) aangenaam verrassen.
Na « Vriend in m’n soep » (waarvan de « soundtrack » overigens op een soort van mini-lp is verschenen) heeft Stekelbees dus opnieuw (en bewust) de weg van het abstracte naar het avontuur ingeslagen. En wat voor een avontuur ! De belevenissen van H.P. in het land van de « Daarommers », waar geen vragen mogen worden gesteld en de antwoorden in het diepste geheim worden vergaard, zijn zo spannend als… als… als een stripverhaal !
Is Stekelbees nu terug van weggeweest ? Nog niet helemaal. « Maandag is het dinsdag » is een kaderverhaal en het kader (dat o.m. moet dienen om de onzinnige titel te verklaren) zou eigenlijk beter verlaten worden. Daardoor komt immers het verhaal nogal traag op gang en is ook het slot een beetje een anti-climax. Daarnaast zou ook de muziek nog wat aan tempo moeten winnen, al kunnen we erin komen dat de acteurs geen echte « zangers » zijn…
NIET RELEVANT
Zo ook het theatercollectief « Spelende Mens », dat onlangs van start ging met een productie in het kader van dit jeugdjaar. Dit collectief bestaat uit een twintigtal jonge enthousiaste mensen die reeds twee producties achter de rug hebben en zich aandienen als een alternatief jeugdtheater. Het zijn jongeren zonder theateropleiding, die de nodige ervaring opdoen met begeleiding van professionele theatermensen. Ze brengen vooral themagericht theater. Het collectief geniet via het cultureel front van de subsidie die door het ministerie van cultuur voor het internationaal jeugdjaar werd uitgetrokken.
De titel “Fuck the system not me !” zegt op zichzelf veel over wat leeft onder hedendaagse jongeren.
Johnny is 15 en ziet het thuis niet meer zitten. Vader werkt aan de dok en is voortdurend stomdronken. Moeder is een wat labiele vrouw. Hij verlaat het huis en pikt in een woedende bui de zuurverdiende spaarcenten mee. Na wat omzwervingen wordt hij in een dancing door de politie opgepakt. Hij wordt valselijk beschuldigd van vandalenstreken aan een politievoertuig en belandt uiteindelijk in een instelling. Na die ervaring wordt het pas echt moeilijk om, eens achttien, zich opnieuw te integreren in de samenleving.
Het stuk behandelt eerder gevolgen dan oorzaken. Het is relevant voor de jeugdtehuizenproblematiek zoals die rond b.v. « Vrij en Vrolijk » erg actueel was begin jaren zeventig. Met uitzondering van de outfit van Johnny, nadat hij de ouder1ijke woonst vaarwel heeft gezegd, zijn er geen raakpunten te vinden met de levens- en denkwereld van jongeren zoals ze zich vandaag manifesteren. Alhoewel de geschetste thuissituatie zeker voorkomt bij een steeds meer verarmde bevolking in oude achterbuurten van de grootstad, komt het me voor dat dit niet relevant is voor het beoogde en te bereiken publiek. Het geheel is luchtig gehouden en zit vol stereotiepe en clichématige toestanden. Waarschijnlijk heb ik afgaande op de titel, het verkeerde stuk bekeken. Ik kon me immers niet van de indruk ontdoen dat men jongeren voor dommer houdt dan ze zijn. De om financiële reden afgelaste medewerking van Women Wave-groep Jezebel had veel goed kunnen maken. De acteurs, Rudi Kimpen als Johnny, Miel Heirbaut en Tanja Luyckx of Els De Mondt voor wie dit een debuut is op de scène en die verschillende rollen voor zich nemen, hebben hun personage behoorlijk goed in de hand.
« Fuck the system not me ! » in een regie van Joris van den Eynde zal de komende maanden te zien zijn in het ganse Vlaamse land. Men zal zich vooral richten op jeugdhuizen en clubs waar jongeren plegen samen te komen. Ondanks deze wat matte productie dragen we dit « Jongerencollectief » een warm hart toe, want het blijft boeiend om te zien hoe jongeren in Vlaanderen theater als medium gebruiken.
JUNKIEVERDRIET
« Junkieverdriet » is de eerste productie van alweer een nieuwe theatergroep « Het Begrip ». Het stuk is geïnspireerd op leven en werk van de Vlaamse dichter Jotie ’t Hooft die in 1977 op 21-jarige leeftijd stierf aan een overdosis drugs. Zijn gedichten worden door het stuk heen op de achtergrond gebracht en maken er ook wezenlijk deel van uit. Het is tevens het regiedebuut van Hugo Segers, een studiegenoot van Ivo van Hove. die we reeds kennen van de aanrander « Wilde Heren » door Act-Vertikaal.
Als eerste verwezenlijking van dit jonge gezelschap, is dit stuk best aardig. Het is vooral een poëtisch en bijwijlen ontroerend stuk, dat echter te lijden heeft van over-acting van de hoofdfiguur Johan (Dominique van Steerthem). Deze jongeman doet het voorkomen dat hij zo hevig in zijn rol opgaat, dat het overkomt of hij voor een spiegel zijn rol staat in te studeren en vergeet dat hij met andere acteurs op de scène staat. Met uitzondering van Janne Swolfs en Guy van Reusel, respectievelijk moeder en vriend van Johan, is de acteursprestatie trouwens niet om bijster veel over naar huis te schrijven.
Toch vond ik dit debuut van « Het Begrip » een goede start. Al was het maar omwille van de herkenbaarheid van het onderwerp, dat sterk inspeelt op denk- en leefwereld van vele jonge mensen. In die zin is het duidelijk hedendaags theater, gegoten in een behoorlijke regie. Het valt trouwens op dat nogal wat theatermakers vandaag stukken brengen die handelen over de machteloosheid van de enkeling binnen zijn omgeving. Ook Johan houdt door het stuk heen enkel zijn droomwereld over, waaraan hij zich vastklampt, om er zich uiteindelijk mee te vereenzelvigen en de werkelijkheid te verwerpen.
WIE? DIE & DIE!
En zo belanden we tenslotte bij het Gentse amateurgezelschap « Die & Die », dat het poppentheater — in tegenstelling tot Stekelbees — nog is trouw gebleven. Ondanks tal van vondsten, die ons bij wijlen zelfs aan Taptoe doen denken (dit is als compliment bedoeld !), zouden we zelfs kunnen stellen dat « Die & Die » (op een blauwe maandag ooit nog op het rv-feest te gast) tamelijk traditioneel te werk gaat.
« Ik wil groot zijn » vertelt immers het verhaal van Truusje die maar een vuist groot is en dankzij een tovenaar (recht uit een sprookjesboek) haar gevraagde lengte krijgt. Dat is echter niet helemaal naar de zin van haar moeder…
Het zou zonde zijn nog meer te verklappen, want in dit grappige verhaal valt men van de ene verrassing in de andere. Erg ontspannend en erg verkwikkend binnen het toch wel zeer zwaar op de hand wordende wereldje van het kindertheater. Eindelijk nog eens een aanrader zonder voorbehoud !
Referentie
Ronny De Schepper, Kindertheater met de a van avontuur of van abstract?, De Rode Vaan nr.50 van 1984
Piet Loose, Fuck the system not me! De Rode Vaan nr.50 van 1984