De Nederlandse schilder, acteur en regisseur Jeroen Krabbé viert morgen zijn 75ste verjaardag. In 1994 heb ik hem geïnterviewd in een Brussels luxehotel n.a.v. de première van “Farinelli”, waarin hij de rol vertolkte van Georg Friedrich Haendel. Het werd (voor mij althans) een boeiend gesprek. Ik hoop dat ik erin geslaagd ben de intensiteit ervan ook over te brengen in mijn verslag…

Ik ga mijn twee vakken combineren: de visuele schilder en de acteur,” aldus Jeroen Krabbé op het einde van dat gesprek (waarom eens niet met het einde beginnen? ’t is eens iets anders). Hij had toen net de rechten gekocht van “Twee koffers vol”, het tweede boek van de Nederlands-Belgische schrijfster Carl Friedman, dat net als haar eersteling “Tralievader” (reeds verfilmd door Danniel Danniel) over het joodse trauma handelt. Als “Left luggage” zou de film nadien behoorlijk goed onthaald worden. In 2001 volgde nog “The Discovery Of Heaven”, de verfilming van het boek van Harry Mulisch, en daar is het voorlopig bij gebleven.
“Left Luggage” is een verhaal dat zich in de jaren zeventig in Antwerpen afspeelt met als hoofdpersonage een joods meisje (Gaia) op zoek naar haar “roots”. De koffers uit de titel zijn door de vader immers tijdens de oorlog ergens in Antwerpen begraven. Hij is ernaar op zoek, terwijl zijn echtgenote (ook een joodse) liever wil dat hij het verleden “begraven” laat. Oorspronkelijk zag het ernaar uit dat Krabbé de film in het Nederlands zou draaien (vandaar dat ik hem onmiddellijk Elise de Vliegher aanraadde, de “tweede” Anne Frank bij het Ballet van Vlaanderen), maar Krabbé hoopte met zijn relaties in Hollywood een internationale productie te kunnen opstarten. “Dan kun je uit een breed scala van acteurs kiezen. Ik wil trouwens acteurs en actrices die ook vrienden van me zijn. Ik kan de film draaien voor ongeveer 80 miljoen frank, maar als ik mijn zin wil doen, moet ik op zoek naar 120 miljoen.”
En blijkbaar heeft hij die gevonden, want in 1997 is hij “Left luggage” beginnen draaien met in de hoofdrol Laura Fraser (“Small faces”) als Chaja. Hijzelf vertolkt de rol van de vader. De rol van de moeder wordt gespeeld door… Isabella Rosselini. De ouders van het meisje worden vertolkt door Maximilian Schell en Marianne Sägebrecht. Dit internationale aspect lokte in de lage landen wel kritiek uit. Niet omwille van een misplaatst chauvinisme (het Nederlandse Filmfonds maakte wel bezwaren, maar Krabbé veegde die van tafel met een internationale “exposure” te beloven), maar juist omwille van de film zelf: men tracht het chassidische milieu zo realistisch mogelijk voor te stellen, maar deze Antwerpenaars praten wel Engels! Krabbé is het daar uiteraard niet mee eens: “Wat is er Franser dan Dangerous liaisons? En toch wordt daarin Engels gesproken!”
De samenwerking tussen Laura Fraser en Jeroen Krabbé liep overigens niet altijd even vlot als Jeroen wel wilde doen geloven. Als volgeling van “the method” sprak hij haar immers aan met Chaja, wat Fraser de gordijnen injoeg: “Ik ben een actrice, ik ben Chaja niet,” placht ze te zeggen.
Met “Left Luggage” maakte Jeroen Krabbé een opmerkelijk regiedebuut. De film werd o.a. bekroond met Der Blaue Engel voor de Beste Europese Film op het Filmfestival van Berlijn in 1998.
“The Discovery Of Heaven”, zijn tweede speelfilm als regisseur, is gebaseerd op de bestseller “De ontdekking van de Hemel” van Harry Mulisch. Het scenario is van collega acteur Edwin De Vries die ook instond voor “Left Luggage”. Ook producent Ate de Jong was betrokken bij Krabbés eersteling. Idem voor de muziek die weer van de hand is van Henny Vrienten. Het filmbudget van 12 miljoen dollar werd grotendeels samengebracht door Nederlandse privé‑investeerders.
In de hoofdrollen zien we Stephen Fry, die we o.a. kennen als Oscar Wilde in Brian Gilberts “Wilde” en uit de BBC-televisieserie “Blackadder Goes Forth”. In Groot‑Brittannië staat Fry ook bekend als auteur van bestsellers zoals “The Liar”, “The Hippopotamus”, “The Stars” en “Tennis Balls”. Greg Wise was aan de zijde van Emma Thompson, tevens zijn levenspartner, te zien in “Sense And Sensibility”. Verder speelde hij o.a. mee in “Judas Kiss”. Flora Montgomery was te zien in “When Brendan Met Trudy” en in diverse miniseries op tv. Neil Newbon kennen we o.a. uit de tv‑reeks “The Swiss Family Robinson”. Jeroen Krabbé die we als acteur kennen van films als “Farinelli”, “The Prince Of Tides”, “The Living Daylights” en “Soldaat van Oranje”, speelt zelf de rol van de aartsengel Gabriël.
In de film draait alles rond God die de originele Tien Geboden terug wil. Het is de engelen echter verboden om naar de aarde terug te keren en daar zelf de verloren gewaande Stenen Tafelen op te halen. Vandaar het ingenieuze plan om een mens te creëren die niet alleen voldoende intelligent is om ze te vinden, maar tevens bereid om zijn leven op te offeren en ze naar de hemel te brengen. Als twee bijzondere mannen op aarde elkaar als bij toeval ontmoeten, begint het onbarmhartige plan definitieve vormen aan te nemen.
Jeroen Krabbé, die zelf van joodse afkomst is (“Ik voel me joods, elke keer de joden aangepakt of vervolgd worden. Maar dat wil niet zeggen dat ik niet realistisch genoeg ben om de door Israel gevoerde politiek af te keuren.”), ging op 16 jaar naar de kunstacademie. Een jaar later schakelde hij over op toneel, waarvoor hij afstudeerde in 1965. Een jaar later is hij gehuwd (een huwelijk dat nog steeds standhoudt) en speelt gedurende tien jaar in repertoiregezelschappen, tot hij in het begin van de jaren zeventig samen met Joop van den Ende zijn eigen groep sticht. Ze spelen vooral veel komedies, waardoor hij niet au sérieux wordt genomen.
In 1972 begint zijn filmloopbaan met “The little ark” van James B.Clark, maar daarna keert hij terug naar de kunstacademie om zijn schildersopleiding af te maken. Financiële moeilijkheden drijven hem naar de psychotherapie. Hij heeft ook een kookboek geschreven in deze periode dat hij op zwart zaad zat. Het is trouwens een typisch “Hollands” kookboek (hoe goed eten met weinig geld).
De echte doorbraak komt er in 1979 met “Soldaat van Oranje” van Paul Verhoeven. Dat wordt in 1983 gevolgd door “Spetters” en in 1984 door “De vierde man”, weer tweemaal in een regie van Paul Verhoeven, die hem op een bepaalde dag eens zodanig uitkaffert dat hij naar huis gaat. Toch zijn ze nu nog vrienden.
“Hij is een buitengewoon belangrijke man in mijn leven en in het leven van veel Nederlandse acteurs. Hij heeft niet alleen mezelf maar ook Rutger Hauer en Renée Soutendijk naar Amerika gehaald. Door het internationale succes van zijn films heeft hij voor ons de weg geplaveid.”
In 1985 volgt “In de schaduw van de overwinning” van Ate de Jong. Datzelfde jaar wordt hij ook naar Hollywood gehaald voor “Turtle diary” van John Irvin. Hij keert in 1986 nog terug voor “Een vlucht regenwulpen” van Ate de Jong naar het boek van Maarten ’t Hart. Langzaam maar zeker is hij toch reeds een Naam geworden in Hollywood zodat we hem dat jaar ook terugvinden in “Jumpin’ Jack Flash” van Penny Marshall en “No mercy” van Richard Pearce. In 1987 is er dan zijn rol in de Bond-film “The Living Daylights” van John Glen, gevolgd in 1988 door “Crossing Delancey” van Joan Micklin Silver, “A world apart” van Chris Menges en “Shadowman” van Pjotr Andrejev. In 1989 is er “Melancholia” van Andi Engel, “Scandal” van Michael Caton-Jones en “The Punisher” van Mark Goldblatt. In 1990 volgde “Till there was you” van John Seale en in 1991 “Prince of tides” van Barbra Streisand, “Kafka” van Steven Soderbergh en “Robin Hood” van John Irvin.
In 1992 volgt “King of the hill” van Steven Soderbergh en in 1993 “The Fugitive” van Andrew Davis. Richard Jordan, who was originally cast as Dr.Nichols, actually filmed some scenes with Harrison Ford before he became ill and had to drop out of the picture. These scenes had to be re-shot with Jeroen Krabbé. If you look closely at Krabbé’s first scene, Ford’s beard looks different because he had to regrow it for the re-shoot. Tijdens het filmen zou Krabbé bevriend raken met Harrison Ford door hun wederzijdse liefde voor de Franse schilder Bonnard.
Krabbé was ook in tal van Amerikaanse TV-series te zien, zoals “Stalin” van Ivan Passer met Joan Plowright en Robert Duvall, “Miami Vice”, “Dynasty” (zijn vriendschap met Joan Collins mondt uit in een reclamespot voor alcoholvrij Bavariabier) en “After the war” (regisseur John Madden). In Nederland draait hij “Oeroeg” naar het boek van Hella Haasse uit 1948. Deze anti-racistische film van Hans Hylkema heeft als decor Indonesië en als thema de vriendschap tussen twee jonge mannen. Hij kreeg nogal wat tegenwind, maar zelf vind ik dat ten onrechte, ook al gaat er technisch (b.v. met het nasynchroniseren) inderdaad wel wat mis. Met verder o.a. Rik Launspach, Josée Ruiter, Yvonne Peninsula, Tom Van Bauwel en François Beukelaers (wegens co-sponsoring Provoost en BRTN). Camera: Walther Van den Ende. De production designer was Roland De Groot, de broer van Boudewijn, en op zoek naar geschikte locaties ontdekte die op Indonesië geheel toevallig het graf van zijn (en dus ook Boudewijns) moeder.
Daarna volgden haast gelijktijdig twee muziekfilms: “Farinelli” (over de beroemde castraat) en “Immortal Beloved” (over Beethoven). Krabbé was noch de castraat, noch Beethoven; hij was respectievelijk Haendel en Schindler. Niet Oscar van de List, maar Anton, de secretaris van Beethoven.
Anatole Litvak draaide destijds een film met de titel “Aimez-vous Brahms?”, daarom is mijn eerste vraag: “Aimez-vous Haendel?”
Jeroen Krabbé: “Het is wel een interessante figuur. Niet echt aardig, vind ik. Eerder een windbuil. Een opgeblazen kikker. En in zekere mate vind ik dat ook van zijn muziek. Die is zeker niet van dezelfde kwaliteit als die van Mozart, Bach of Beethoven. Ik vind het eerder een soort van gelegenheidsmuziek. Dat heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat Händel zo’n verwend componist was, met de koning van Engeland achter zich. Ik heb zijn muziek allemaal gedraaid toen ik bezig was met die rol en op de duur ging ze me zelfs wat vervelen, de meesterwerken natuurlijk uitgezonderd.”
Kende je de muziek van Händel reeds goed voor de rol je werd aangeboden?
“Helemaal niet. Zoals iedereen kende ik wel de ‘Water music’ of de ‘Fireworks’, maar verder wist ik b.v. helemaal niks van zijn leven af. Ik ben trouwens niet zo geïnteresseerd in het leven van componisten, mijn interesse gaat veel meer uit naar het leven van schilders. Maar ja, toen ik die rol kreeg aangeboden, ging ik naar een muziekwinkel in Amsterdam. Ik zei niet dat ik Händel ging spelen, want dat vind ik zo eng, maar ik zei wel dat ik alle muziek van Händel op CD wilde en of ze soms ook een boek over hem hadden. En toen raadden ze me het boek van Christopher Hogwood aan.”
Goed advies. Ik neem aan dat ze u dan ook de uitvoeringen door Hogwood hebben meegegeven?
“Dat weet ik niet eens meer. Het waren er verschillende, denk ik. Ik draaide ze terwijl ik schilderde.”
Als je schildert, speelt er dan altijd muziek?
“Heel vaak. Klassieke muziek, jawel, meestal barok omdat ik dat zo heerlijk vind: Vivaldi, Corelli. Ontzettend vrolijke muziek. Dat maakt veel los. Mozart is ook een favoriet van me en verder eigenlijk alles van Bach. Dat is een componist die me nooit gaat vervelen. Ook niet als je van te voren weet wat er nu gaat komen. Wat ik dus wel heel erg bij Händel had. Dat is gebruiksmuziek. Voor zover ik dat mag zeggen als leek. Meteen daarna zat ik volop in Beethoven wegens ‘Immortal beloved’ en die muziek vind ik dan weer fantastisch. Een groot deel daarvan heeft-ie zelf nooit horen uitvoeren. Dat is dus wel heel raar. Die is dus ook nooit gecorrigeerd door hem. Ik kan me voorstellen dat Mozart iets maakte en bij het horen dan vond dat hij er iets moest aan toevoegen of dat het sneller of trager moest, weet ik veel. Wat ik overigens een kenmerk vind van het genie. Neem nu een Picasso. Of je dat nou mooi vindt of niet, het is gewoon geniaal. Omdat hij zichzelf steeds weer veranderde, verbeterde. Maar Beethoven heeft nooit die mogelijkheid gehad, waardoor je iets hoort dat puur van De Schepper komt.”
Graag gedaan hoor. Jammer dat u zelf niet Beethoven speelt. Was daar oorspronkelijk niet Anthony Hopkins voor voorzien?
“Het is hem aangeboden. Het is mij ook gevraagd, maar uiteindelijk is het Gary Oldman geworden en die geeft een adembenemende vertolking weg. Ikzelf speel zijn secretaris Anton Schindler, de man die jarenlang zijn rechterhand was, een tweederangscomponist die wel zo verstandig was dat hij zijn mediocriteit inzag en zijn leven dan maar in het teken plaatste van de grote Beethoven. Ik moet zeggen: bij Beethoven was het net andersom dan bij Händel. Eigenlijk hield ik helemaal niet van zijn muziek. Wij zijn allemaal opgegroeid met zo’n bombastische uitvoeringen.”
Von Karajan.
“Ja. Maar eigenlijk zitten we nu op het muziek-technische terrein en daar heb ik te weinig verstand van. Ik weet wel of ik iets mooi vind natuurlijk. En ik vind het wel interessant om een symfonie in de versie van twee of drie dirigenten naast elkaar te leggen. Dan hoor je zo ontzettend verschillende dingen! En heel bijzondere pianisten, daar heb ik ook iets mee. Maar Beethoven ben ik door deze film enorm gaan waarderen. Dat is het leuke van dit vak de ene dag doe je dit en de andere doe je weer helemaal iets anders.”
Toch wordt u vaak getypecast en dan nog met name als “de slechte”. Zelfs hier in “Farinelli” toch ook weer?
“Maar in de Beethovenfilm speel ik een hele aardige, buitengewoon sympathieke man! Maar om Händel zo te spelen, dat vond ik niet erg, want dat is ook de indruk die ik van hem overhou. Ik had hem anders misschien best sympathieker kunnen maken, maar ik vind hem niet sympathiek. Ik vind hem niet aardig. En zeker niet toen ik ook wat teleurgesteld was van die muziek. Een maand lang heb ik hem elke dag gedraaid en dat gaat je op een gegeven moment zo de keel uithangen! Ik dacht soms: dat heb ik al eens een keer gehoord, maar dan haalde ik er de plaat bij en dat was helemaal niet zo. Hij viel dus gewoon in herhaling. Terwijl ik iets van Bach wel veertig keer kan draaien en dan heb ik nog niet alles gehoord wat er te horen valt. Dat durf ik bijna niet hardop zeggen want elke Händel-liefhebber zal me nu wel verketteren. Maar naast een paar prachtige uitzonderingen vind ik er vooral ongelooflijk veel muzak bij.”
En dat is het gekke, want dat is wat Händel in de film juist aan de broer van Farinelli verwijt.
“Ja, die composities van Riccardo Broschi die ken ik helemààl niet. Dat zal nog wel een slag minder zijn, neem ik aan. Maar daarom vond ik het juist zo’n interessante film. Omdat hij dingen in vraag stelt. Ik zei ook eerst van Händel: wat prachtige muziek, zeg. Maar nu vraag ik me af: is dat wel allemaal zo mooi? Is dat wel allemaal zo interessant?”
U heeft wel iets met muziek want u was b.v. ook reeds een vioolvirtuoos in “Prince of tides”.
“Het grootste compliment was dat de grote violist Pinchas Zukerman na de film tegen regisseur Barbra Streisand heeft gezegd: nou dat is knap dat u een acteur heeft gevonden die viool kon spelen. Terwijl dat helemaal niet zo was!”
Nu was het makkelijker want aan het orgel komen alleen de handen in beeld en dan kan Christophe Rousset dat vlug eens even doen.
“Nou, ik heb toch orgel en clavecimbel moeten leren spelen hoor. Je kan niet helemaal zo maar wat doen, dat is natuurlijk onzin. Daar heb ik dus wel wat tijd aan besteed, al was het inderdaad niet te vergelijken met een viool waarbij je handen naast je gezicht zijn. Een blaasinstrument zou ik b.v. ook verschrikkelijk moeilijk vinden. Maar tegelijk vind ik dat zo leuk aan een rol, die extra moeilijkheidsgraad.”
Ja, en zo is er bij elke film wel iets. We hebben het nu vooral over muziek, maar ik neem aan dat u ook karate hebt moeten leren b.v.
“Ik heb moeten leren vechten, zeker.”
Is dat dan zoals fietsen? Ik bedoel: één keer geleerd, verleer je het niet meer?
“Wel dat heb ik nu kunnen uittesten, want ook in de Beethovenfilm moet ik even viool spelen. Nou, even, het gaat zowaar over een stuk van Beethoven! Ik zeg dus tegen de regisseur (de Engelsman Bernard Rose): dat gaat niet. Toch wel, zegt hij, je hebt dat zo goed gedaan, dat mag geen probleem zijn. Nu, we draaiden in Tsjechië, dus ik kreeg daar een Tsjechische lerares, een heel strenge vrouw, maar ik bleek het inderdaad tamelijk snel onder de knie te krijgen omdat ik het al een keer had gedaan. En wat nu dat vechten betreft, uiteraard kon ik dat wel een beetje, ook al ben ik niet zo’n fysiek acteur, er zijn mensen die dat veel beter kunnen. Harrison Ford b.v., die heeft me voor ‘The fugitive’ dan ook heel erg rustig, stap voor stap uitgelegd wat het meeste effect heeft op film.”
Men vergelijkt het altijd met een choreografie.
“Dat is ook zo. Het duurt ook altijd heel erg lang om zoiets op te nemen. Ze wordt helemaal uitgeschreven en dan komt er ook nog een stuntman bij om het je voor te doen. Men begint dus heel erg langzaam en dan versnelt men steeds. Het resultaat zag er heel goed uit en daarom ben ik er nu voor een volgende keer veel minder bang voor. Dat komt wel in orde.”
“Farinelli” wordt heel vaak vergeleken met “Amadeus”. In dat opzicht zou men kunnen stellen dat Riccardo Broschi zich verhoudt tot Händel zoals Salieri t.o.v. Mozart…
“Dat is zo, ja. Wat ik er zelf ook mag van vinden, Händel was natuurlijk een vakman met af en toe een grote bevlogenheid en genialiteit. Af en toe. Hij is veel te vroeg op z’n lauweren gaan rusten. Hij is veel te vroeg beroemd geworden. Terwijl Mozart z’n hele leven niets anders heeft gedaan dan gevochten om aandacht te krijgen. Maar in de Beethovenfilm heb ik dan weer een beetje de Salieri-rol, al was het maar omdat ik de verteller ben, wat Salieri ook is in ‘Amadeus’. Beethoven die werd helemààl niet geaccepteerd. Hij schreef immers bijna atonale muziek. En dat terwijl hij bijna vlak na Händel kwam. Als je je dus realiseert wat die man schreef, dat maakt die film nu juist zo interessant.”
Dat heb ik nog heel recent meegemaakt: bij een uitvoering door Anner Bijlsma en Stanley Hoogland verlieten mensen boos de zaal! En de inrichter (Paul Dujardin) fier als een gieter natuurlijk, want dààr ging het ‘m juist om. Beethoven schreef geen geruststellende muziek, maar wilde integendeel juist shockeren.
“Dat is precies wat ik Händel verwijt. Dat is muziek waarbij ik wel kan inslapen.”
Eén van onze grootste Händel-vertolkers is Sigiswald Kuijken. Ik heb ook aan hem ooit eens de vraag gesteld wat hij eigenlijk vond van “Farinelli”?
Sigiswald Kuijken:
“Eén van onze fluitisten heeft meegespeeld en heeft me gezegd: ga er niet naartoe. Ik was dat trouwens ook niet van plan. Net zoals ik ook niet naar Tous les matins du monde ben geweest. Maar wél naar Amadeus. Verscheidene keren zelfs. Een schitterende film, maar dan juist omdat hij geen muzikaal-historische pretenties heeft.”
Maar terug naar Jeroen Krabbé: Vóór u ben ik bij Sylvia Kristel geweest en hierna zou normaal Hugo Claus moeten volgen: allebei mensen die ook met schilderkunst bezig zijn, maar u bent er ongetwijfeld het meest professioneel mee bezig?
“Het is mijn vak, ja. Het betekent minimaal vijftig procent van mijn leven, maar dat kan soms wel gaan tot honderd procent. Ik zeg soms films af omdat ik wil schilderen. Steeds meer zelfs. Alleen voor Woody Allen laat ik onmiddellijk alles vallen. Want het gaat ook zo verschrikkelijk goed. Mijn eerste tentoonstelling in Engeland was een geweldig succes en niet omdat ze me kenden als acteur. Nee, in dat circuit was ik gewoon een nieuwkomer. En toch werd dat een heel event. En nu volgend jaar is er weer zo’n tentoonstelling. Ik hoop dat het weer zo’n succes wordt. Nu ja, ik kan er sowieso goed van leven. Ik denk steeds vaker: ik ben een schilder die acteert en niet omgekeerd. Ik ben trouwens grootgebracht als schilder. Mijn vader was schilder, mijn grootvader was schilder, nu is ook één van mijn zoons schilder (Jasper, een andere zoon Martijn werkt nu op zijn beurt bij de televisie en Jakob zit nog op school). Dat is dus al vier generaties!”
En dan nu terug naar ons uitgangspunt: het debuut van Jeroen Krabbé als filmregisseur.
“Het boek heb ik laten bewerken door collega-acteur Edwin De Vries, waarmee ik samen ‘In de schaduw van de overwinning’ van Ate de Jong heb gedraaid. Ate wordt trouwens mijn producent. Het oude driemanschap blijft dus samen. Dat vind ik ook noodzakelijk bij een regiedebuut. Dan moet ik me veilig voelen. Ik zou dan nooit kunnen werken met mensen die ik niet kende. Dat zou ik te eng vinden. Het is op zich al een zware onderneming genoeg! En daarom wil ik vrienden om me heen. En met Ate als producent heb ik een regisseur aan mijn zijde die me kan helpen als ik het niet meer weet.”
“Left Luggage” was wel zijn debuut als filmregisseur, maar vroeger heeft hij wel reeds voor het theater geregisseerd…
“Ja. En dat vond ik enig. Maar dit is natuurlijk een ander vak. Al is het natuurlijk niet zo dat het me totaal onbekend is. Ik heb vaak genoeg voor de camera gestaan. Maar nu sta ik dus voor het eerst erachter.”
Dat was toevallig niet “Het dagboek van Anne Frank” dat je hebt geregisseerd?
“Toevallig wel, ja, in 1985. En nu gaat u me vragen of ik de musicalversie al heb gezien. Nee dus, al heb ik begrepen dat ze heel erg goed is. Ikzelf ben er echter tegen dat men daarvan een musical heeft gemaakt. Daar was al sprake van toen ik het stuk regisseerde. Dat vond ik helemaal krankzinnig. Daarvoor is het nog te dichtbij. Ik kan me best voorstellen dat er een musical komt over Jeanne d’Arc, want daar komen bijna geen emoties meer bij kijken. Maar dit ligt nog te vers. Al las ik in alle Nederlandse kranten precies hetzelfde, dat ze het helemaal niet zagen zitten, maar dat het fantastisch is geworden.”
Ikzelf vind dat niet, ik vind integendeel dat u gelijk heeft: men had dat niet mogen doen. Maar laat ik u vooral niet beïnvloeden. Anderzijds doet die betrokkenheid me denken aan uw verklaring dat u nooit een nazibeul zou willen vertolken, omdat veel van uw familieleden in concentratiekampen zijn omgekomen.
“Ik zal u zeggen: toen ik zag dat mijn vriend Ralph Fiennes zo’n rol in ‘Schindler’s list’ zou vertolken – wat hij adembenemend goed doet – toen dacht ik wat zou ik gedaan hebben als Steven Spielberg, die ik ook erg goed ken, me die rol had aangeboden?”
Maar dat deed hij niet. Het verhaal gaat dat dit was omdat u zich te laatdunkend had uitgelaten over “Jurassic Park”?
“Dat vond ik vreselijk. Maar in dit geval zou ik niet weten wat ik zou gedaan hebben. Het is me vroeger wel eens aangeboden om de commandant van Auschwitz te spelen in de Amerikaanse TV-serie ‘The winds of war’, overigens een heel goeie serie, geen flauwe kul. Maar toen heb ik die mensen uitgelegd waarom ik dat niet kon. Zes Amerikanen, de regisseur, de producent, noem maar op. Ze wilden me zo graag hebben. Ten koste van alles. Maar ze gingen ter plekke filmen en ik probeerde ze aan het verstand te brengen dat ik dat niet kon opbrengen. Ik zeg: nee, als ik naar daar ga dan doe ik dat uit eigen beweging, omdat het een meditatieve plek is. Daar wil ik dan niemand bij hebben. Ik kan daar niet als ‘filmster’ naartoe in een lekkere motorhome op die grond waar zoveel miljoen mensen zijn gedood. Maar daar begrepen die Amerikanen helemààl niets van. Die hebben daar emotioneel helemaal niets mee vandoen. Dat hebben ze eventueel wel met Pearl Harbour of Hiroshima en Nagasaki, maar niet met dàt probleem. Of toch heel weinig. En ze begrepen dus niet dat ik dergelijke ‘career move’ niet wilde maken. Dat ik sowieso alleen maar dingen doe die ik graag doe en niet in functie van ‘een carrière’ daar begrepen ze nog veel minder van.”
Zo heb je ook reeds een samenwerking met Stallone en Schwarzenegger geweigerd en kort voor ons gesprek weigerde je nog een bod van 33 miljoen fr. voor “Under siege II”.
“Ik ben vrolijk op mijn fiets gesprongen en gelukkig als een kind door Amsterdam beginnen crossen. Beseffend dat ik een vrij mens was en tevens opgelucht en blij dat ik geen veertien dagen lang tegen Steven Seagal moest aankijken. Als ik moet kiezen tussen optreden met een man die ik niet waardeer en zes maanden hardstikke gelukkig zijn in mijn atelier, dan is de keuze vlug gemaakt. Ik bevecht het Hollywood-systeem niet, ik doe er gewoon niet aan mee. Als je eenmaal je ziel verkoopt, is die voorgoed weg. En er komt altijd wel een dag dat je in de spiegel moet kijken.”
En als je je met dat geld een Picasso zou kopen?
“Dan had ik me schuldig gevoeld. Een Picasso hoort thuis in een museum, niet aan mijn muur. Bij Spielberg hangt een Magritte. Ik vind dat hij daardoor de essentie van het werk mist. Het is schokkend of zelfs dégoutant dat kunst iets anders is geworden dan louter kunst. Ooit zag ik de Irissen van Van Gogh met aan weerszijden twee bewakers met stenguns. Kun je je voorstellen?”
Een vraagje dat ik voor het slot heb opgespaard: ik heb gelezen dat u vooral van emotionele films houdt. Dat deed me heel veel plezier, want het is een beetje genant om het te bekennen, maar ik heb zitten huilen bij “Farinelli”. Dat was merkwaardig want het is helemaal geen “tearjerker”. Als ik erover nadenk, kan het enkel maar te wijten zijn aan de problematiek van de relatie tussen die twee broers. Ik héb namelijk geen broer (ook geen zus trouwens) en ik mis dat gevoelen. Er bestaan zelfhulpgroepen voor tweelingen, waarvan er één is gestorven, maar soms heb ik de indruk dat wij, enige kinderen, ook recht hebben op een zelfhulpgroep. Nu, u heeft wél een broer, de schrijver Tim Krabbé…
“Ik heb ook nog een halfbroer Johan. Maar ik zie ze allebei zeer weinig. (Daarmee laat hij het onderwerp rusten, want hij voelt wel dat ik aanstuur op de oorzaak van de ruzie tussen hem en zijn broer, die teruggaat tot hun prilste jeugd; terwijl Tim een populaire gast was, vooral bij de meisjes, was de jongere Jeroen lange tijd “een lelijk eendje”; bovendien koos Tim bij de echtscheiding van hun ouders de kant van de vader, terwijl Jeroen zijn moeder ondersteunde, uitspraken van Tim over Jeroen zoals: “Terwijl de andere jongens op de toneelschool ervan droomden Hamlet te spelen, wilde hij James Bond zijn” zullen er ook wel geen deugd aan hebben gedaan.) Het is in de film echter in zoverre een ontroerend gegeven dat het feit dat ze bij elkaar zijn, gebaseerd is op een grote leugen. Dat is gruwelijk, dat is verschrikkelijk, maar het maakt ze onafscheidelijk, of ze dat nou willen of niet.”
Ik ben ook een grote fan van uw broer, moet ik zeggen, misschien heeft dat te maken met het feit dat ik ook een wielerfan ben.
De renner is een ontzettend mooi boek. Maar zelf hou ik toch nog meer van Hugo Claus. Wat jammer dat hij de Nobelprijs alweer niet heeft gehad. Doe hem vele groeten als je hem ziet.”
Maar daarvoor is het ondertussen dus helaas te laat…

Referenties
Ronny De Schepper, “Ik had Händel sympathieker kunnen maken, maar dat wilde ik niet”, Steps magazine maart 1995
Ronny De Schepper, Jeroen Krabbé debuteert als filmregisseur, Film nr.2 van augustus 1997

2 gedachtes over “Jeroen Krabbé wordt 75…

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.