Het is vandaag 215 jaar geleden dat de Nederlandse auteur Betje Wolff is gestorven, negen dagen voor haar vriendin en co-auteur Aagje Deken, met wie ze de briefroman “Sara Burgerhart” heeft geschreven, wat beschouwd wordt als de eerste roman in de Nederlandse literatuurgeschiedenis.
Betje Bekker werd geboren in een gegoede calvinistische familie. Ze had een onstuimig karakter en vrijzinnige ideeën. Haar moeder had ze al jong verloren en haar vader was haar opvoeder.
Ze trouwde op 18 november 1759 met de 52-jarige dominee en weduwnaar Adriaan Wolff uit de Beemster. Zijn enige dochter uit zijn eerste huwelijk ging meteen het huis uit. Het nieuwe echtpaar bleef kinderloos.
In 1763 debuteerde zij met de bundel Bespiegelingen over het genoegen. In 1777, na de dood van haar echtgenoot, ging Wolff samenwonen met Aagje Deken en begonnen zij gezamenlijk te publiceren. In 1778 verhuisden Wolff en Deken naar De Rijp, Rechtestraat 36 en later naar Rechtestraat 40, waar een gevelsteen geplaatst is met de tekst “Hier woonden Elisabeth Wolff-Bekker en Agatha Deken in 1780-1781′. Na het krijgen van een erfenis in 1782 door Aagje Deken vestigden ze zich in Beverwijk aan de Peperstraat 17. Ze werkten daar in het tuinhuis ‘Lommerlust’ aan hun boeken. Hun grootste successen waren de briefromans De Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart (1782) en Historie van den heer Willem Leevend (1784-1785).
Het verhaal van “Sara Burgerhart” beschrijft de belevenissen van een jong meisje (mogelijkerwijs geïnspireerd op Betje Wolff zelf) dat het huis van haar schijnheilige tante, Zuzanna Hofland, verlaat en dreigt in handen te vallen van een schurk. Sara komt bijtijds tot bezinning en trouwt met de eerzame Hendrik Edeling. In het boek streeft Sara ernaar een zo goed mogelijke burger te zijn. Daarnaast staat het zelfstandig denken van de mens centraal, wat in het algemeen kenmerkend is voor het denken in de tijd van de Verlichting.
Het verhaal bestaat in totaal uit 175 brieven — waarvan er 44 van Sara zelf zijn en 35 aan Sara gericht — geschreven door 24 personen, die allemaal een naam hebben die een toespeling bevat op hun karakter (bijvoorbeeld Burgerhart, haar toekomstige en voorbeeldige echtgenoot Hendrik Edeling, de onsympathieke mejuffrouw Slimpslamp, Charlotte Rien du Tout en Sara’s goedaardige voogd Blankaart).
De twee schrijfsters hebben in de tweede druk van het boek zelf een proloog en een epiloog toegevoegd, waarin zij het lezerspubliek — in het bijzonder jonge meisjes — aansporen om zich goed te gedragen en lering te trekken uit het verhaal; het haken naar vermaak en avontuur wordt afgekeurd, huwelijk en tolerantie worden geprezen. Hoewel het boek zich kritisch toont over de “fynen”, de overdreven vroom-christelijken uit die tijd, gaat er een sterk moraliserende boodschap uit van het verhaal. Ook dit is typisch voor het denken van de Verlichting.
Vanwege hun patriottische sympathieën verhuisden Wolff en Deken in 1788 naar Trévoux bij Lyon in het departement Ain (regio Auvergne-Rhône-Alpes). In 1789 verscheen Wandelingen door Bourgogne. Tussen 1793 en 1796 schreven ze aan Historie van Mejuffrouw Cornelia Wildschut, of De gevolgen van de opvoeding, een roman in 6 delen. Door financiële nood moesten zij in 1797 terugkeren naar Holland, waar ze in Den Haag gingen wonen. Wolff stierf in Den Haag op 66-jarige leeftijd. Enkele dagen na haar overlijden stierf ook Deken. Beide vrouwen liggen begraven op de begraafplaats Ter Navolging in Scheveningen. (Wikipedia)