Morgen viert Pol Goossen, beter bekend als Frank Bomans uit “Thuis”, zijn zeventigste verjaardag…
In Humo van 21/4/1998 verdedigde hij nog het bestaansrecht van soaps, ook al omdat ze niet zo duur zijn. Hij had immers wel bedenkingen bij dure reeksen als “Kongo”, die als prestigieus worden verkocht, maar in feite gewoon exotische soaps zijn. Maar “de acteurs hebben zich naar verluidt goed geamuseerd in Afrika”. Want dat is ook zoiets: die zogenaamde werkdruk: “Tijdens een lange hete zomer in de jaren zeventig had ik een vakantiebaantje in een Coca Cola-fabriek: daar stond ik ‘s nachts aan de lopende band. Dàt was werken.”
Tenslotte wil Goossen zelfs dat men soaps zou onderwijzen in de toneelscholen, echter “zónder Shakespeare of Molière links te laten liggen. Al was het maar omdat de kans groot is dat veel van die studenten in hun latere leven met soap geconfronteerd zullen worden.”
Maar wat moet je ze dan aanleren in dergelijke lessen, vraagt interviewer Rudy Vandendaele zich af? “Ik heb in Thuis al tal van beroepsacteurs de revue zien passeren die wel op commando kunnen lachen en bleiten, maar dikwijls niet geloofwaardig. (…) Misschien zijn die acteurs gewoon van zes weken aan een rol te repeteren, maar nu moeten ze, à la carte, desnoods tien gemoedstoestanden per draaidag kunnen neerzetten. Ik denk dat je iemand kunt voorbereiden op het snellere werk, dat je de instant-emotie kunt trainen.”
En zeggen dat Pol Goossen destijds voor het eerst in De Rode Vaan opdook in een stuk van Tone Brulin, namelijk als “de sublieme figuur van het mannetje-in-zwart” in “De Dirigent”, een stuk van het NVT-Ankerruitheater, waarbij hij van recensent Piet Loose “een pluim” kreeg voor zijn acteerprestatie: “Pol Goossen vertolkte zijn diverse rollen uitstekend, zij het dat de humor me wel af en toe te gezocht leek om in het stuk toch een beetje vaart te brengen.”
Ikzelf zag hem aan het werk in ‘De wedloop door de woestijn’, “iets van Brecht waarin ik bij De Nieuwe Scène heb meegespeeld,” aldus Pol in datzelfde Humo-interview. “Dat was de enige keer dat ik ooit met een rol heb geworsteld: ik begreep ‘m niet, ik wist niet wat voor functie ik had en de theorie van de regisseur kon mij daar niet bij helpen. Dat stuk was gemaakt om de mensen politiek gezien iets bij te brengen, maar ze sliépen, jongen.”
Die “jongen” is dus echter zoals gezegd Rudy Vandendaele en die is ook niet van gisteren. Daarom stelt deze de vraag: “Denk je dat je de mensen nog iets kùnt bijbrengen met een toneelstuk?”
Goossen: “Neen, want daarvoor zijn ze veel te veel met zichzelf bezig – ze zijn van nature egoïstisch en ze prefereren comfortabele oogkleppen boven een brede kijk, die veel gevaarlijker, veel verontrustender is. De meeste mensen denken niet veel na. Niet dat dat nieuw is, hoor, want domheid zal wel van alle tijden zijn, maar in ieder geval zie ik nu overconsumptie: iets waar in de jaren zestig, zeventig nog veel verzet tegen bestond, is nu totaal geaccepteerd, een manier van doen als een andere. En de mensen die vroeger de capaciteiten hadden om na te denken, hadden daar toen ook de tijd voor, maar het jachtige leven eist z’n tol. Of anders krijgt de jacht op succes absolute voorrang. Succes is in mijn vak wel meegenomen, het is ontegensprekelijk iets aangenaams, maar het is voor mij nooit een doel op zichzelf geweest. (…) Ik heb in geen enkele andere werkkring zoveel nitwitten ontmoet als in het theater. Hun grootste capaciteit is: de mensen wijsmaken dat ze iets goed kunnen, terwijl ze het helemaal niet kunnen. Het eigenaardige is dat een groot percentage van het publiek niet kritisch voor hen is. Als je datzelfde publiek in een restaurant een slecht bereide maaltijd zou voorzetten, dan gooien ze die meteen naar je kop, maar slechte acteurs of slechte scenaristen laten ze hun gang gaan. Men ziét het niet. Men ziet het zelfs nauwelijks binnen ons vak.”
En nog eentje om af te ronden: “Vroeger moest je er vooral voor zorgen dat je als acteur niet in Frituur Terminus werd betrapt, tot Jan Decleir ging meespelen; toen werd het ineens kunst. En werden Gaston Berghmans de proporties van een Shakespeare-acteur toegedicht.”