Eilaas, bovenstaande gevleugelde woorden zijn niet van mij, maar van de gekende miskende dichter Van Bieskul, die op de “poëziehappening” van Vers in de Sint-Niklase Normaalschool op 12 oktober 1979 achteraan in de zaal alweer miskend zat te wezen (dus dat zat weer snor, zoals de foto uit de beeldbank van de stad Sint-Niklaas – zelfs van veertig jaar later – bewijst). Inderdaad bezorgde het ook mij gekrulde tenen toen de “happening” werd ingezet door drie heren in witte kiel (waarvan één op de fiets) die uit een ijskast een exemplaar van de eerste aflevering van “Vers” haalden onder het motto “Vers houdt het hoofd koel”.
Gelukkig werd er verder geen poging in deze “ludieke” richting ondernomen, althans niet tijdens het eerste deel, want het tweede deel liet ik zonder veel hartepijn over aan een collega, die van bovenaf ook de opdracht had gekregen die avond in poëtische stemming door te brengen.


Ook de “ernstige” poëzie liet het immers afweten. Het zou nochtans een waarheid als een koe moeten zijn dat dichters daarom niet steeds de meest aangewezen personen zijn om hun eigen werk naar voren te brengen. Uitgezonderd Anton van Wilderode dan, niet omdat hij zo’n sonore stem zou hebben, maar omdat hij dat beheerste gevoel dat ook zijn geschreven teksten onderspant zo goed kan weergeven. En omdat zijn dictie althans toch in orde is, iets wat bijvoorbeeld van Walter Cruyssaert niet kan worden gezegd (vooral – zoals de meeste Waaslanders – zijn lange a!).
Armand Van Assche had de zopas geponeerde assumptie ook door, zodat niet hijzelf maar ene Ron Van Namen zijn werk ten gehore bracht. Zonder veel overtuiging evenwel, al blijft Van Assches “wetenschappelijke” poëzie wat ze is, ook al omdat de zegging zoals ze destijds in de foyer van de stadsschouwburg werd gebracht nog in mijn achterhoofd zat.
De twee “Koenen” (Foubert en De Rudder) konden mij evenwel niet bekoren. De eerste zat duidelijk met een zee-trauma, wat onvermijdelijk tot niet zo bijster originele beeldspraak moest leiden om dingen te noemen die in een Bisschoppelijke Normaalschool niet zo maar bij hun naam kunnen worden genoemd. De tweede verraste o.m. met een gedicht voor Jotie T’hooft dat Jotie m.i. echter zelf toch niet zou hebben geapprecieerd, tenzij hij onder de indruk kwam van de haast afgodische verwoording van deze jonge knaap (“aanschijn” e.d.).


Kris Geerts tenslotte zat tussen de “erkenden” (Van Wilderode en Van Assche) en de “debutanten” (waarbij ik ook Cruyssaert reken, ondanks de dia’s van zijn verre reizen, omdat poëzie nu eenmaal méér is dan een opsomming van plaatsnamen, ook al klinken Kandahar e.d. poëtischer dan Steendorp of pakweg Sint-Pauwels) in. Van hem onthou ik vooral zijn dier-elegieën.
Oh ja, dan was er ook nog “poëtische muziek”. Wie dat zou zijn, daar kon je op voorhand reeds donder op zeggen: Vivaldi, Flairck, Pink Floyd, Santana, Mike Oldfield… Hoeft het in zo’n geval verwondering te wekken dat tijdens de pauze plotseling iedereen wakker schoot en zei: “Hé, Raymond van het Groenewoud!” toen “Ethisch Reveil” werd opgelegd?
Over de eerste aflevering van het poëzietijdschrift zelf tenslotte kan ik kort zijn, daar de inhoud ervan veertien dagen geleden reeds werd voorgesteld. Mij trof vooral het gedicht “Uittreding” van Leopold M.Van den Brande omdat dit thema wel in lijkt te zijn bij de dichters van dit “fin de decennium”. Zo ken ik er één die beweert in uitgetreden toestand rond de kerktoren van Torhout te hebben gevolgen om nadien nogal onzacht terug tot bewustzijn te komen na een mislukte landing in café De Reisduif…

Ronny De Schepper

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.