Het verhaal van de vier heemskinderen, wie kent het niet, ben je geneigd van te zeggen. Nochtans, bij nader toezien is deze sage wel vrij onbekend, vooral als het erop aankomt zich alle details voor de geest te halen. Wellicht ls dit te wijten aan het feit dat de structuur van het verhaal ingewikkelder is dan de ontstaansperiode (de vroegste nog bewaarde Nederlandse literatuur, namelijk de zgn. voorhoofse ridderepiek) zou laten vermoeden. Vandaar ook dat in het onderwijs deze savoereuze geschiedenis meestal moet wijken voor het meer sprookjesachtige « Karel ende Elegast ».
Dat voorhoofse (hoofs betekent zoveel als elegant, hoffelijk) heeft ook voor gevolg dat de sage doorspekt is met wreedheden. Wanneer vijf acteurs o.l.v. Eva Bal deze sage voor toneel hebben bewerkt op aanwijzing o.a. van kinderen uit de Decroly-school in Gent, waar het zgn. Speeltheater van Eva Bal in die tijd onderdak had gevonden, dan zijn deze scènes er niet helemaal uit verdwenen. Sommige werden geritualiseerd (noodzakelijkerwijs bij het gevecht tegen de Moren), de meeste worden tamelijk realistisch uitgebeeld, ook al betreft het een zwaardgevecht tussen vader en zoon en ook al wordt noodgedwongen het licht uitgeknipt wanneer iemand het hoofd wordt afgehakt. Onze kinderen zijn blijkbaar door Spidermen, Goldoraks en andere Hulken zodanig murw geslagen dat zij zich daaraan niet meer storen.
Op die manier kwamen de « positieve » gevoelens die het stuk wil overbrengen zoals samenhorigheid, vindingrijkheid, vriendschap, liefde en trouw minder duidelijk uit de verf. Sommige critici wreven dit ondubbelzinnig de acteurs aan. Ikzelf sta daar meer gereserveerd tegenover. Al ligt de stijl van een Mia Grijp en een Jos van Geel mij minder dan die van Raymond Bossaerts en Frans Van der Aa, toch kan ik begrip opbrengen voor hun occasioneel falen en met name over het karakteriseren van de verschillende types verschil ik grondig van mening met mijn confraters. Die vinden dat dit voor een jeugdig publiek (het stuk richt zich op de leeftijd van 9 tot 12 jaar) genuanceerd moet gebeuren, dat men bepaalde gevoelens afstandelijk moet benaderen en niet dik in de verf zetten. Zonder tot overdrijvingen aan te sporen verzet ik me tegen deze opvatting, temeer daar de acteurs met een minimum aan kostuumwijziging verschillende personages uitbeelden.
Tot slot nog aanstippen dat Chris Dries voor goede, functionele muziek zorgt en dat hij, zij het wat houterig, goed zijn best doet om in het spel zelf mee te draaien. Andreï Iváneanu heeft deze keer voor een scherp, maar efficiënte aankleding gezorgd.
Ronny De Schepper