Sommige lezers zullen wel de indruk hebben dat er geen enkel blad in Vlaanderen is dat zoveel aandacht besteedt aan allerlei facetten van de opera, dan de rode vaan. « Dat is vreemd » zullen de lezers dan allicht zeggen, « want opera is toch een uiting van burgerlijke cultuur, wezensvreemd voor de arbeidersklasse ». « Dat is normaal », zal men vanuit een bepaalde hoek daarop repliceren, « want ook in de landen van het reëel bestaande socialisme wordt de opera hoog in aanzien gehouden. » « Dat is vreemd, » zeggen de tegenstanders dan weer, « want het is een heel dure kunstvorm die in deze crisistijd veel geld opslorpt dat veel beter zou kunnen worden aangewend in de sociale sector ». « Dat is normaal » willen de voorstanders toch het laatste woord hebben, « want de opera is een arbeidsintensieve werkaangelegenheid en hier investeren betekent juist dat men tal van arbeidsplaatsen in stand houdt ».

Hoe dan ook, in Antwerpen — op het terras van het stemmige etablissement « De Pelgrim » meer bepaald — plaatsten we een aantal individuen rond de tafel die allen op hun eigen wijze op de een of andere manier geïnteresseerd zijn in dit cultuurfenomeen. En dat waren : Jacqueline Dulac, operazangeres; Roger De Vocht, operarecensent voor « Vooruit », « De Dulle Draak » en « Voor Allen »; Palmyre Timmermans en Guillaume Maijeur, recensenten voor de rv van de « Opera voor Vlaanderen » (Antwerpen) en de Muntschouwburg (Brussel); en van de kant van de redactie Ronny De Schepper als recensent van de OVV (Gent) en Jan Mestdagh, leider van de cultuurrubriek en geïnteresseerd bezoeker van de opera-instellingen van Brussel en Gent.

OOG VOOR EIGEN PUBLIEK
Roger De Vocht maakt ook deel uit van de commissie ad hoc die werd opgericht om de Opera voor Vlaanderen, hét zorgenkind bij uitstek, weer gezond te maken. Aan hem dus de eerste vraag: waarom deze commissie ?
Roger De Vocht : Wel, heel eenvoudig. Die is er gekomen omdat het zo gewoon niet verder kon. Het ministerie van cultuur van de Vlaamse gemeenschap heeft dan die commissie ingesteld om het probleem te bekijken, aangezien men het niet eens was met de huidige gang van zaken. Men vond dat het te veel kostte en dat er niets uit de bus kwam. Binnen de kortst mogelijke tijd moest deze commissie voor de pinnen komen met een voorstel. Op het moment van dit gesprek zijn wij nog altijd aan het vergaderen, maar zonder uit de biecht te klappen kan ik nu al stellen dat de huidige vorm van de Opera voor Vlaanderen de goedkoopste is van allemaal. Er was een alternatief voorstel van Poma om een Operastichting te maken die twaalf werken naar voren zou brengen en die zouden dan worden gekocht door Gent en Antwerpen. Maar dat is een procedure die veel duurder blijkt uit te vallen. Dat wil natuurlijk nog niet zeggen dat de OVV niet anders moet worden aangepakt dan zoals het nu gaat. Het is goedkoop, akkoord, men brengt producties die voldoen, maar het is een totaal verkeerd beleid. En het grootste nadeel — dit is mijn stokpaardje — dat is dat men het publiek over het hoofd ziet en dat men iemand aan het hoofd heeft die Van Impe heet en die van opera niets afweet. Hij geeft dat trouwens zelf toe. Het is in feite een toneelman, met als pseudoniem Luc Vilsen, zodat hij zich steeds moet laten bijstaan. Hij kent de opera’s niet, hij kent de zangers niet, hij is dus volledig aangewezen op zijn entourage. Hij heeft ook een totaal verkeerde visie. In Gent is hij begonnen met alle mensen die naar de opera gingen buiten te kuisen. Dat ging erg vlot. De premières werden tweehonderd frank duurder, publiciteit maakte hij pas achteraf, nà de première dus, maar in Gent is het de gewoonte dat als de première slaagt, álle vertoningen slagen. Mensen komen af op een première en vertellen dat voort. Nu echter redeneren zij door die opslag in een tijd van inflatie : laten we naar de tweede vertoning gaan. Dan blijft er echter maar één meer over, zodat er geen tijd meer rest om publiciteit te maken. Gevolg : een halve zaal. Neen, we moeten het publiek opnieuw bij de opera betrekken. Daarom moet je ook niet in Antwerpen met een Verdi beginnen en in Gent met een Wagner, want Gent houdt niet van Wagner. Antwerpen daarentegen is een Wagner-stad bij uitstek. Ik ga niet zeggen dat men daar niet van Verdi of het verisme houdt, maar het ligt er toch totaal anders. In « Knack » heeft gestaan dat er in de commissie is gezegd dat men op de eerste plaats Van Impe een gouden handdruk zou moeten geven en dat is inderdaad het probleem. Het is echter niet gemakkelijk om die man buiten te krijgen, want die heeft zijn contract en op die manier heeft hij zijn programma’s reeds samengesteld tot in 1985.
Ronny De Schepper : Het is niet aan mij om Van Impe te verdedigen — als het nu nog Lucien was — maar je zegt : Van Impe is een theaterman, hij heeft geen opera-opleiding gehad. Nochtans plaatst men tegenover hem steeds little boy wonder Gerard Mortier van de Muntschouwburg die… een jurist is !
Roger De Vocht : De figuur Mortier is iets helemaal anders. Hij heeft rechten gestudeerd, inderdaad, maar van jongsaf aan is hij zoals ik met zijn ouders naar de opera in Gent gegaan. Via de Vrienden van de Lyrische Kunst is hij dan voorzitter geworden van Jeugdopera Gent. Hij kent dus de problematiek door en door. Bovendien heeft hij dan het geluk gehad overal artistiek adviseur of leider van de artistieke programmatie te mogen gaan spelen. Intendant, geen directeur ! En zo heeft hij veel kunnen leren en hij is overal gekend. Hij weet dus waar hij zijn zangers moet halen en hij weet ook wat het huidige publiek wenst. Ik doe er dan ook mijn hoed voor af dat hij nu de hele buitenlandse pers mee heeft en dat zelfs de buitenlandse televisiestations zijn opvoeringen komen capteren. Maar op de eerste plaats heeft hij oog voor zijn eigen publiek, terwijl men met hetzelfde geld en dezelfde mogelijkheden van de Opera voor Vlaanderen een opera met buitenland heeft gemaakt. Als we zien wat er in onze conservatoria en onze muziekacademies zit aan stemmenmateriaal…
EEN KANS VOOR EIGEN MENSEN
Guillaume Maijeur : Maar dat hebben wij in Antwerpen allemaal al eens meegemaakt, hé. Vroeger moest daar in het Nederlands worden gezongen. Dat hield dus in dat a priori mensen van hier in aanmerking kwamen. Alras bleek echter dat er b.v. geen tenor te vinden was. Uit die ervaring hebben we dus wel geleerd dat onze eigen mensen niet toereikend zijn.
Roger De Vocht : Ja, maar met die vertalingen daarmee zat men wel goed fout, want zo moest men een beroep doen op onze mensen ook op momenten dat ze dat eigenlijk niet aankonden. Ik zeg dus niet dat een operagezelschap uitsluitend uit mensen van hier moet bestaan, maar ze moeten wel bij tijd en wijle de kans krijgen.
Jan Mestdagh : Lang geleden, zo rond ’70-’71 hebben we met de rv nog een dergelijke ronde-tafel gehouden en daarop kwam herhaaldelijk de klacht naar voren dat het onze mensen eigenlijk aan een voldoende opleiding ontbrak. Operazanger is immers toch een specifiek beroep, niet te vergelijken met een concertzanger of zo ?
Jacqueline Dulac : Zeker niet ! Maar de eerste vraag moet zijn hebben ze die opleiding in het buitenland dan wél ? Voor een groot deel heb ik immers daar de stiel geleerd, akkoord, maar leren zingen, dat heb ik hier gedaan, aan de academie van Gentbrugge. Later ben ik naar Duitsland gegaan, natuurlijk, daar is niks op tegen. Maar ze moeten onze eigen mensen een kans geven. Een serieuze kans dan. Want nu gebeurt het dikwijls dat ze iemand nemen en dan zeggen ze : zie je wel, ze kunnen het niet aan, waarvan ze zeker waren dat die het niet zou aankunnen. Maar zij die wél iets kunnen, die in ’t buitenland iets presteren, die krijgen in Vlaanderen de kans niet.
Palmyre Timmermans : Maar mevrouw, als u b.v. het volledige programma van het vorige seizoen overloopt, welke Belgen zou u dan daarin zetten ?
Jacqueline Dulac : Veel hoor, heel veel.
Palmyre Timmermans : Wie dan ?
Roger De Vocht : Er zijn er zeer veel. Ik kan ze gerust noteren.
Palmyre Timmermans : Ik denk dat wij dan de klok terugzetten.
Jacqueline Dulac : Dat heeft niets te zien met de klok terugzetten. Want we willen niet dat er géén buitenlanders meer zouden komen, hé, dat is het niet. Maar nu zijn het uitsluitend buitenlanders.
Roger De Vocht : Ik geloof dat er een princiepsvraag te stellen is en dat is de volgende : wat eist men van een Opera voor Vlaanderen ? België is een klein land. Als er dus één zaal is die op wereldniveau iets presteert, dan is het Brussel. Daar mogen we al onze taalperikelen voor opzij zetten. Luik presteert immers ook niet zoals Brussel. Maar wat zien we ? Dat in Luik de monteringen gebeuren met eigen mensen. Dus als men dat ginds kan, dan kan men dat hier ook. Een tweede grote zaak : men moet niet altijd die grote opera brengen. Er zijn duizenden werken, die kunnen gebracht worden met twee, drie, vier mensen. We hebben dat gezien met dat fijne Pergolesi¬programma. En dat was toch ook met iemand van ons ? (Herman Bekaert, red.)
Guillaume Maijeur
: Dat is dan toch een bewijs dat er wél vertoningen zijn met eigen mensen ? Chris De Moor, Janine Lambrechts, Katarina Moeren, dat zijn toch allemaal mensen die eerste-plans hebben vertolkt die in hun mogelijkheden liggen ?
Roger De Vocht : Goed, maar ze zijn nog talloze anderen en vooral aan onze jongeren moet men een kans geven.
Palmyre Timmermans : Maar dan komen we terug op de vraag : vindt u dat de conservatoria een opera-opleiding geven, van een dergelijke kwaliteit dat de mensen die ze afleveren in staat zijn een gedegen opera-uitvoering te geven ?
Jacqueline Dulac : Niet voldoende, daarover ben ik het met u eens.
Roger De Vocht : Dat heeft allemaal te maken, net zoals in onze globale onderwijspolitiek, met het feit dat het allemaal politieke benoemingen zijn, dat men bijgevolg niet de juiste krachten op de juiste plaats zet, dat men op voorhand weet dat bepaalde elementen in muziekacademies zeer goed zijn — en wij hebben daar voorbeelden van — naar een conservatorium gaan en daar primo kapot gemaakt worden en secundo gedegouteerd worden om nog verder te doen. Maar ik keer terug op mijn primordiaal uitgangspunt : als we één prestige-scène kunnen houden in België (Brussel, dus), chapeau, maar laat de andere twee theaters derwijze spelen dat men er werken brengt die de operaliefhebber « vormen ». En dat met eigen mensen. Want al het geld dat men aan die vreemdelingen geeft is toch ons geld dat naar het buitenland gaat, terwijl wij met zoveel werkloze zangers zitten. Geef die jongeren een kans ! Men doet het wel in Frankrijk en in Duitsland.
Palmyre Timmermans : Maar daar ligt de situatie toch helemaal anders ? Daar ligt het niveau van de opleiding toch veel hoger ?
Jacqueline Dulac : Maar ik ben in Duitsland gewéést ! Ik heb daar privaatonderwijs gevolgd, geen « Hochschule ». In Duitsland kunt ge echter nog gedeeltelijk de stiel leren in een theater zelf, en dat is eigenlijk nodig, want het is niet van die twee, drie fragmentjes op een jaar dat je de stiel leert. Je moet leren in een vast gezelschap te werken en niet met telkens vreemde mensen, waarmee je pas twee, drie dagen op voorhand contact krijgt.
Roger De Vocht : Wat haalt Mortier naar Brussel ? Toch ook geen grote namen meer, hé ? Maar allemaal mensen die hij voor een grote productie maanden samenbindt om samen te spelen en samen iets te brengen. En zo komt hij tot een homogeen geheel en heeft hij geen grote stemmen nodig. Die kun je toch niet meer krijgen.
Palmyre Timmermans : Maar ik ben er toch van overtuigd dat de mensen die Mortier gebruikt een grotere background hebben dan die welke hier uit het conservatorium komen en waarvan u wil dat ze in de Opera voor Vlaanderen zouden optreden.
Jan Mestdagh : Op dit moment is het toch vooral de zogenaamde Engelse school die furore maakt?
Jacqueline Dulac : Ja, dat is gemakkelijk, hé. Als ge een studiebeurs meekrijgt dan kunt ge overal voor niks gaan zingen.
Jan Mestdagh : Dan komen we terecht bij de cultuurpolitiek van een bepaald land…
Jacqueline Dulac : Precies ! Wij kunnen dat niet. Wij moeten zingen om ons brood te verdienen. ‘k Heb dat ooit een keer als antwoord gegeven aan een journalist die mij aanviel. Ik krijg bij de bakker ook geen brood door eens te zingen. Maar dat aanvaarden ze niet, maar ze aanvaarden wél dat de Amerikanen hier ons werk komen afnemen. Want die zingen voor niks, die krijgen immers een studiebeurs mee.
Roger De Vocht : Waar het vooral op aankomt, dat is : we moeten opnieuw het volk naar de opera krijgen. We hebben in die commissie ad hoc uitgerekend dat de opera zichzelf kan bedruipen. Maar dan moet je de administratie totaal herzien en er niet meer mensen inzetten dan noodzakelijk. Tegenwoordig speelt men b.v. vaak met een eenheidsdecor, wat maakt dat de machinisten bijna niets meer te doen hebben. Nu, ik heb er niets tegen dat die mensen daar maar staan, maar ze zitten meer te kaarten dan wat anders. Je moet al haast een diploma in het kaarten hebben om in de opera te mogen werken !
EEN EIGEN GEZELSCHAP
Jan Mestdagh : Dringt er zich ook geen specialisatie op van de opera van Brussel, van Wallonië en van Vlaanderen ?
Roger De Vocht : Inderdaad. En in Wallonië doet men dat reeds door het Franse repertorium opnieuw aan te boren. En wie « L’enfant et les sortilèges » gezien heeft, zal moeten toegeven dat die opvoering àf was.
Palmyre Timmermans : Maar komt dat ook niet omdat zij veel kunnen uitwisselen met Frankrijk ? Met Aix-en-Provence b.v. ?
Roger De Vocht : Als je spreekt over uitwisselen : welk decor hebben zij genomen voor « Cavalleria Rusticana » en « Paljas » ? Dat van de OVV ! Zij gaan dus op zoek naar waar er iets goeds zit. Maar dat komt omdat Raymond Rossius, de man die aan het hoofd staat, een commerçant is. Hij houdt er zelfs miljoenen aan over ! En dat met eigen mensen, zelfs met Vlamingen die dáár de kans krijgen, die ze hier niet krijgen. En ook past hij het repertorium aan aan de smaak van het publiek en zo brengt hij het terug naar de opera, terwijl men het elders afstoot.
Guillaume Maijeur : Dat is dan wel een specifiek probleem voor Gent, want in Antwerpen is er meer belangstelling dan vroeger. Ik denk dat dit te maken heeft met het feit dat het in Gent een vreselijk oud publiek is. Vroeger ben ik vaak naar Gent geweest omdat men er vertoningen speelde die niet in Antwerpen kwamen en dan stelde ik vast dat zeventig à tachtig procent van het publiek bestond uit mensen die ouder waren dan zestig, zo niet nog ouder. En ik denk dat het die generatie is die plots is weggebleven uit Gent na die polemiek rond Martelli (de laatste directeur voor de oprichting van de OVV, red.), waarbij ze met pamfletten het hoofd op hol werden gebracht.
Roger De Vocht : Er is in Gent inderdaad een groep die vasthoudt aan tradities…
Ronny De Schepper : De Vrienden van de Lyrische Kunst ?
Roger De Vocht : Ik ga d’r geen naam opzetten, maar het is een groep mensen die denkt dat alles wat van buiten komt slecht is, laat dat daarbuiten, dat is een visie en die heeft men vroeger ook in Antwerpen teruggevonden ten tijde van de ouwe Lamot.
Jan Mestdagh : Er is zopas gesproken over de financiering, maar hoe staat het daar nu mee ? Er zijn enerzijds de steden Antwerpen en Gent die moeten bijdragen, er is natuurlijk ook de Vlaamse regering, maar zijn er geen andere financieringsmogelijkheden ? Ik herinner mij dat men ooit geopperd had dat b.v. ook de BRT zou tussenkomen.
Roger De Vocht : Gent en Antwerpen betalen elk negentig miljoen en ook de respectievelijke provincies zouden een deel moeten bijdragen, maar de provincie Oost-Vlaanderen betaalt niets. Dat is ook een visie natuurlijk. In het huidige bestel zijn we met de commissie ad hoc zo ver gekomen dat de stad Gent en de stad Antwerpen nooit méér zouden moeten betalen als er een ander beleid zou worden gevoerd qua personeel, qua het inzetten van eigen mensen en zo meer en dat men zelfs door het opdrijven van vertoningen terug de mensen naar de opera zou krijgen. Als je nu immers ’s zondags zin hebt om naar de opera te gaan, dan moet je dikwijls tot de bevinding komen dat er niet gespeeld wordt. Nochtans zijn er werken genoeg.
Jacqueline Dulac : Maar dan moeten ze een repertoire-theater hebben, een eigen gezelschap.
Roger De Vocht : Precies. En dat is het wat er zich bij Mortier afspeelt.
Jan Mestdagh : Akkoord, maar zo wordt opnieuw de coördinatie tussen Antwerpen en Gent ter discussie gesteld. Er is dan immers niet enkel een gezelschap van zangers, maar ook het koor, het orkest, eventueel het ballet…
Jacqueline Dulac : Maar er zijn ook werken zonder ballet en zonder koor !
Guillaume Maijeur : En er zijn werken waar de twee koren samen in zouden moeten optreden !
Jacqueline Dulac : Er is geen samenwerking, dat is het !
Roger De Vocht : Ja, maar dat is een kwestie van beleid, hé.
Jacqueline Dulac : Ik heb in ’t buitenland gewerkt en ik kan u verzekeren wat werken is : ik zat in drie producties terzelfdertijd, ik liep van de ene in de andere, zodat ik me op de duur soms moest afvragen wat moet ik nu eigenlijk vertellen.
Guillaume Maijeur : Maar dat is dan een echt repertoiretheater, dat is bij ons niet mogelijk.
Jacqueline Dulac : Dat is wél mogelijk.
Jan Mestdagh : Ja maar, wat is dat eigenlijk, die directie ? Is dat zo’n chapeau boven Antwerpen en Gent ? Puur in functie van zichzelf ? Is het wel echt de schuld van de directie of is het eerder de schuld van de twee steden die door hun chauvinisme niet willen samenwerken ?
Roger De Vocht : Het is zuiver de schuld van de directie. Het is de directeur die de stukken kiest via zijn entourage. Pas op ! Hij máákt reizen om zijn mensen te leren kennen, hij kómt zijn verplichtingen na, maar als ge het niet kent en als ge geen werken kent, dan gaat ge niet veranderen.
Ronny De Schepper : Ik ga hier op de duur nog als advocaat van Van Impe doorgaan en dat is wel mijn allerlaatste wens, maar als er nu één productie was dit jaar die Van Impe met alle mogelijke middelen er wou door krijgen dan was het « Andrea Chenier », volgens mij toch de beste productie die er te zien was, en toch ook die waarbij men zelfs aan aflassen van voorstellingen heeft gedacht omdat er niet genoeg volk naartoe kwam. De Vox Populi mag toch ook niet dwingend worden als je dat dan ziet !
Roger De Vocht : Neen, maar pas op, als de Vox Populi het maar weet als de première van « Chenier » al achter de rug is, dan moet je me een ander antwoord geven.
Guillaume Maijeur : Nounou, een echte operaliefhebber die weet het tóch, hoor.
Jan Mestdagh : Mag ik toch nog even iets citeren uit wat Van Impe zegt in « De Standaard » ? Dat gaat zo : « De achillespees van de OVV is en blijft de coördinatie tussen de twee huizen en mijn bedoelingen op dat gebied zijn een tijdje doorkruist door de politieke controverse die rond de OVV heeft geheerst en die mij in een onzekere positie heeft gesteld qua structuur. »
Roger De Vocht
: ’t Zit ‘em hier : wat Rossius misschien te veel heeft, dat heeft Van Impe te weinig, dat is de liefde om z’n volk erbij te betrekken. Ge moet er rekening mee houden dat de OVV niet op de betalende man moet vallen. Cultuur, akkoord, men moet daarin investeren, maar het gaat toch niet op dat het allemaal van de mensen moet komen via subsidies. Men moet voor volle zalen kunnen spelen, dat is ook veel aangenamer. Als ge nu willens nillens ondervindt dat door de prijzen te verhogen voor een première de mensen wegblijven, dan doet ge dat niet meer, zo simpel is dat.
Ronny De Schepper : We moeten toch opletten dat we geen valse problematiek aansnijden. Het is inderdaad waar dat op dit moment de inbreng van het publiek slechts zes procent van de werkingskosten van de opera bedraagt, maar kenners beweren dat subsidies minimaal kunnen worden teruggebracht op zeventig procent, dus dat publiek en sponsoring voor maximaal dertig procent kunnen instaan voor de globale kosten. Het blijft dus sowieso zeventig procent van de gemeenschap.
Roger De Vocht : Neenee, het kan nog meer teruggeschroefd worden, maar dan moet men tot een andere politiek komen, een ander beleid, b.v. inzake public relations. Men mag de mensen niet afstoten. Tenslotte brengt Mortier ook ieder jaar een Verdi én in goede voorwaarden.
Palmyre Timmermans : Ja maar Mortier betaalt met z’n in-komsten van het publiek enkele zijn onkosten, voor zijn werkingskosten krijgt hij vijfhonderd miljoen. Waarom kan dat dan niet voor de OVV ?
Roger De Vocht : Dat kán, maar het is een andere vorm die dient te worden aangepast.
Guillaume Maijeur : Toch ben ik ervan overtuigd dat indien ge morgen Mortier in Antwerpen of Gent zet, hij niet kan doen wat hij in Brussel doet.
Roger De Vocht : Dat zou ik niet durven zeggen. Er is trouwens een voorstel geweest van Poma om Mortier niet alleen Brussel te laten bespelen maar ook Gent en Antwerpen. Dat ging echter niet omdat Brussel een nationale opera is, terwijl de OVV tot de Vlaamse gemeenschap behoort. Laat hem dus ginder, maar stel in de OVV een man zoals Rossius en die zal er wél iets van maken, die zal de mensen wel terug naar de opera brengen. Want wat zien wij nu ? Wij gaan geregeld in het buitenland naar opera’s kijken en wie komen wij daar tegen ? Vlaamse operaliefhebbers die vinden dat ze in Gent niet aan hun trekken kunnen komen. Kijk naar Luik, daar speelt men telkens voor volle zalen.
Guillaume Maijeur : Niet akkoord, van zodra men er een modern werk durft geven, zit de zaal ook maar halfvol.
Jacqueline Dulac : Dat ze die moderne werken in Brussel geven.
Guillaume Majeur : Het moet een klassiek repertoire zijn en dan komen die oude vrouwtjes er maar op af.
Roger De Vocht : Niet akkoord.
Palmyre Timmermans : Hoe dan ook, tegen de Munt kan men in Gent en Antwerpen niet op.
Roger De Vocht : Natuurlijk niet, maar let op, ge zit daar met al die mensen van de Europese Gemeenschap en zo en die kopen voorstellingen uit enz.
Palmyre Timmermans : Maar via de televisie kunnen de mensen deze vertoningen toch meemaken en op andere zenders ook voorstellingen uit het buitenland, is het dan niet normaal dat ze aan de OVV ook dergelijke hoge eisen gaan stellen ? En indien die eisen door eigen mensen niet worden ingelost, dat men dan blij is een beroep te kunnen doen op buitenlanders ?
WETEN WAT MEN KAN
Roger De Vocht : Het is een spel van geven en nemen. Als iemand het voor het verisme heeft, geef hem dan geen Wagner of geef hem geen Vlaams repertorium. Men mag niet zeggen dat Gent geen Wagner-publiek heeft, men heeft dat daar wel, maar geef het hen dan niet zoals men het nu geeft.
Palmyre Timmermans : Akkoord als je zegt ieder z’n specialiteit. Maar hoe ga je dat financieel goedkoop houden ?
Roger De Vocht : Met een eigen groep en met eigen mensen. Met één orkest voor Antwerpen en één voor Gent. Want dáár zit de kost niet in, hoor, de kost zit in de administratie en het technisch personeel. Maar wel met één beleid. En dan niet zo’n halfslachtig dubbel beleid zoals we daar nu meer zitten. Op die manier zouden we ook onze conservatoria beter kunnen inschakelen, want we moeten ook aan onze arbeidsmarkt denken. Als men nu ziet wat er al moet gebeuren om in een koor te mogen zingen ! … En daar kan men nochtans óók de stiel leren, want alle goede zangers komen uit een koor. En toch zijn onze koren constant onderbevolkt en bestaan ze over het algemeen uit oudere mensen, terwijl onze jongeren cabaretjes moeten gaan zingen hier en daar.
Ronny De Schepper : Niet enkel het koor veroudert, ook b.v. de mindere kwaliteit van de blazerssectie in het orkest wordt aan ouderdomsverschijnselen toegeschreven. En hier komen we voor een blad als de rv toch wel op een delicaat terrein, want enerzijds roepen wij net als iedereen om kwaliteitsverbetering maar anderzijds is het zo dat de vakbonden precies ontslagen omwille van kwalitatief mindere prestaties, b.v. wegens veroudering, tegenhouden. Vanuit menselijk oogpunt is dit natuurlijk volledig te begrijpen, maar hoe gaan we dan ooit naar een betere kwaliteit komen? Tenslotte is ook de opera net zoals het toneel een « risicodragend » beroep zoals Walter Tillemans dat in het interview dat we met hem hadden stelt.
Roger De Vocht : De vakbonden moeten er zijn om de werkvoorwaarden te verdedigen, dat spreekt natuurlijk voor zich, maar ik geloof dat opera en dat kunst in het algemeen, zodanig veeleisend is dat je moeilijk de minderwaardigheid kunt verdedigen maar dat je iedereen op de plaats moet stellen die hij aankan. Je moet een buffo bariton geen Verdi bariton laten zingen.
Jacqueline Dulac : Vier keer heb ik reeds de kans gehad om Constanze te zingen in « Die Entführung aus dem Serail » van Mozart, maar telkens heb ik dat geweigerd omdat ik dat niet aankan.
Roger De Vocht : Men moet inderdaad weten wat men kan. Vandaar dat het soms al eens misgaat. Neem nu dat incident in Gent met die koorzangers. Dat waren zangers die niet geslaagd waren in hun examen in september. Dan kregen ze echter toch nog de kans om zich wat bij te schaven en bovendien werd het programma onder druk van de vakbond volledig herwerkt, maar toch slaagden ze in december nóg niet. Dan is het natuurlijk een verkeerde politiek om die mensen te gaan verdedigen die daar in feite niet zouden mogen zitten. De positie van mensen verdedigen die daar wél terecht zitten, dat is de rol van de vakbond. Dat men niet met twee maten en twee gewichten mag meten. Geen twintigduizend frank betalen aan een Belgische zanger en voor dezelfde rol tachtigduizend aan een buitenlander.
Jacqueline Dulac : Toch vind ik het niet verantwoord dat de examens om iemand aan te werven voor het koor van de OVV zwaarder zijn dan die voor het koor van de Munt. Anderzijds heb ik aan den lijve wel ondervonden dat bepaalde syndikale eisen remmend kunnen werken op producties met name bij het technische personeel. Omdat die niet mogen overwerken moeten we soms met twee, drie verschillende ploegen werken die van elkaar niets afweten, zoals waar iets juist moet staan e.d.
Roger De Vocht : Een ander probleem, specifiek dan voor Gent, is dat in 1986 de exploitatievergunning voor het operagebouw afloopt. Men staat daar met een zeer mooie zaal, ook akoestisch is het de beste van allemaal, maar de achterbouw is werkelijk riskant aan het worden. Er lag in verband hiermee een voorstel ter tafel van Poma om slechts dertig voorstellingen te spelen in Gent en om met de overige miljoenen de restauratie een aanvang te laten nemen.
Jan Mestdagh : Maar leeft er tegelijk in die mensen hun achterhoofd ergens niet het idee om dan maar meteen die opera te liquideren ?
Roger De Vocht : Dat denk ik niet. Maar toch moet men vermijden dat in Gent de opera zou worden gesloten. Wat men wel zou moeten doen dat is een planning uitwerken om de werken in fasen te laten uitvoeren. Of anders uitwijken naar het NTG. Maar alleszins zou de band tussen uitvoerders en publiek niet mogen verloren gaan. Want mijnheer Maijeur spreekt wel van oude vrouwtjes, maar daar komt Mortier uit, hé, vergeet dat niet.
Guillaume Maijeur : Ik vraag me toch af of hij er nu nog graag zou tussen zitten. Ik van mijn kant ging graag naar Gent, maar ik heb dat altijd beschouwd als een folkloristische aangelegenheid. Het pakske spekskes dat in de rij werd doorgegeven.
Jacqueline Dulac : Ja, maar denk niet dat het elders beter is, hé. In Hamburg heb ik Placido Domingo als jonge tenor ook nog twee, drie keer hoor kraken in « Lohengrin » hoor !
Guillaume Maijeur : Maar Lohengrin, dat verlang ik ook niet van hem, hé.
Jacqueline Dulac : ja, maar dat heb je natuurlijk als je bij een vast ensemble zit, dan moet je ook rollen aanvaarden die je soms niet aankunt.
Ronny De Schepper : Maar hebben jullie daarnet niet precies gepleit voor een vast ensemble als oplossing voor de problemen van de OVV ?
Jacqueline Dulac & Roger De Vocht : Toch zijn we daar voor, inderdaad.
Guillaume Maijeur : Maar dan wel één met b.v. vier tenors, een lichte, een zware enz. Waar ga je die vinden ?
Jacqueline Dulac : Die zijn te vinden.
Ronny De Schepper : Uitsluitend Belgen ? De eerste vraag moet toch steeds zijn : kan je zingen ? En niet : haal je paspoort eens boven ?
Jacqueline Dulac : Volledig akkoord, maar je moet geen buitenlanders nemen als er ook iemand van bij ons is. En daarbij, hier moet een vertoning vervallen als er iemand ziek valt, want ze hebben geen reserves. Dat is in het buitenland zeker niet het geval. Ofwel neemt men dan iemand van het eigen gezelschap of anders schuift men een andere opera in de plaats.
Ronny De Schepper : Zouden we stilaan niet kunnen afronden ?
Palmyre Timmermans : Vooreerst, waar we het blijkbaar allemaal over eens zijn, dat is de specialisatie van het repertoire van Gent en Antwerpen.
Guillaume Maijeur : En bovendien een betere coördinatie tussen de beide gezelschappen dat men b.v. in de ene een opera met een uitgebreide en in de andere met een kleinere bezetting opvoert.
Roger De Vocht : En dat men niet eist dat de OVV dezelfde hoge toppen scheert als de Munt, maar dat men er de poorten openstelt voor de mensen die uit de conservatoria komen, niet om onmiddellijk plankrollen te vervullen, maar om ze op te vangen in het koor en ze dan stilaan op een operacarrière voor te bereiden. En voor later, voor tegen de tijd dat Van Impe moet gaan, moeten we tot een beleid komen van mensen die iets van opera kennen, die de logge administratie uitzuiveren en die opnieuw inspelen op het publiek, via een dichtere periodiciteit van werken, want als men speelt volgens het specifieke repertoire van elke opera zullen er vanzelf meer mensen naartoe komen.

Referentie
Ronny De Schepper, O.V.V.: “Goedkoopste formule, maar verkeerd beleid”, De Rode Vaan nr.37 van 1984

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.