Filmregisseur Marc Didden viert vandaag zijn zeventigste verjaardag. Ik heb echter nooit een film van hem gerecenseerd. Dan maar teruggegrepen naar een verzamelbundel met popinterviews die hij destijds voor Humo heeft afgenomen…
Hoe zou ’t toch komen dat popjournalisten als voornaamste betrachting hebben om zo vlug mogelijk van die drie eerste letters van hun beroep af te zijn ? Zo werpt Jacky Huys zich vol enthousiasme op partijen i.p.v. op elpee-recensies en zwoegt Peter Cnop zich net als de andere groten der aarde (*) door een stapel strips heen. Omdat ze het als een té beperkt wereldje ervaren ? (Antwoord : ja).
Maar hoe komt het dan dat dit afscheid met zoveel pijn en smart gepaard gaat ? Dat het steeds weer wordt uitgesteld of dat men er naar teruggrijpt ? Dat noemt men dan een haat/liefdeverhouding, zeker ?
Die ambigue houding vind je ook vaak terug bij (verstandige) popartiesten. Niet zozeer ten opzichte van de muziek zelf, maar eerder voor alles wat bij het vak hoort : het publiek, de studio, het optreden, de promotie, de media… En het best wordt dit geuit in een goed interview, waarbij artiest én journalist bereid zijn tot de kern van de zaak door te dringen, waarbij zij m.a.w. respect opbrengen voor elkaars vak.
In de glitterwereld van het popgebeuren liggen goede interviews dan ook niet voor het grijpen. Vaak (meestal?) is de doorsnee popjournalist een verlengstuk van de promotiedienst van een platenfirma en de onafhankelijkheid van het blad waarvoor hij werkt t.o.v. de publiciteit die deze firma’s leveren is dikwijls nog verder te zoeken.
Als een voorbeeld van een goede poging tot integriteit en een uitmuntende vorm van journalistiek mogen onze confraters van Humo gelden. Onder de bekwame leiding van master blaster Guy Mortier himself heeft zich daar in de loop der tijden (!) een deskundig team verzameld, waarvan Marc Didden zeker niet als de geringste kan worden geciteerd.
Na herhaalde pogingen is M.D. er eindelijk in geslaagd de knoop door te hakken (eerder : de navelstreng) en gaat hij zich gedurende alvast één jaar toeleggen op een andere liefde, de film. Niet toevallig wellicht verschijnt als een soort van eresaluut een grafisch zeer verzorgd uitgegeven Humo-special (jammer dat er nogal wat fouten in voorkomen) met een bundeling van Diddens beste interviews. Natuurlijk allemaal reeds eerder in Humo verschenen, zodat er geen wereldschokkende zaken in staan, maar tezamen bieden ze wel een bevredigend overzicht van wat er de laatste vijf jaar in het popwereldje te koop was.
Een veertigtal gesprekken werden weerhouden en over smaken en kleuren nietwaar, maar zelf hebben we het meeste plezier beleefd aan het herlezen van die met Little Richard, John Lydon (ex-Sex Piscols), Marianne Faithfull, Abba en (natuurlijk) Bruce Springsteen.
Wel jammer dat geen enkel interview met Lokale Vedetten de selectie heeft doorstaan. Tenzij (einde ontbreekt)
Referentie
Ronny De Schepper, Respect voor elkaars vak, De Rode Vaan nr.44 van 1981
(*) Knipoog naar collega Jan Mestdagh.