De Zwitserse Tourwinnaar Ferdi Kübler (links op bovenstaande foto samen met Louison Bobet) werd precies honderd jaar geleden geboren.

22 ferdi küblerTerwijl Italië verscheurd was tussen Bartali en Coppi, moesten de Zwitsers ook kiezen tussen Ferdi Kübler en Hugo Koblet. Het grote verschil was dat er geen politiek schisma mee gepaard ging, ook al had Hugo Koblet hetzelfde mondaine karakter als Fausto Coppi (en Jacques Anquetil, by the way). Ferdi Kübler was echter hoegenaamd geen pater zoals Gino Bartali. Zijn bijnaam was niet voor niets “de fietsende gek”. En alhoewel dat niet echt vleiend was (het sloeg vooral op zijn manier van koersen), is dat toch nog leuker dan “de neus”. Kübler zelf zal wel “de Arend van Adliswil” verkiezen, maar eigenlijk is er maar één echte arend, nietwaar, en die is van Toledo, niet van Adliswil…
Wat wél overeenkwam, was het leeftijdsverschil. Toch is Koblet veel vroeger gestorven (Kübler is op dit moment nog altijd de langst levende Tourwinnaar). In de Gazet van Antwerpen van 2 juli 2003 haalt Kübler enkele herinneringen op aan zijn concurrent: “Hugo had slechts twee passies: de fiets en vrouwen. En hij was uitstekend in beide disciplines (schatert). Maar die tweede passie nekte hem. Zijn vrouw liet zich van hem scheiden en Hugo werd stuurloos. We zullen nooit met zekerheid weten of hij zelfmoord pleegde met zijn wagen, maar ik geloof het wel. 6 november 1964: ik vergeet de datum nooit. Vier dagen later was hij dood. Ik wilde een laatste groet aan hem brengen, maar zijn artsen raadden mij dat af. Zo zwaar was hij toegetakeld.”
De rivaliteit ging terug – zoals zo vaak – op het debuut van de jongste van de twee. De oudste zal dan vertellen dat hij hem aan een contract heeft geholpen maar stank voor dank kreeg. Dat is inderdaad ook het verhaal van Bartali en Coppi, maar ook bijvoorbeeld van Rik Van Looy en Eddy Merckx. Maar in dit geval hier, kennen we natuurlijk enkel de versie van Kübler, aangezien Koblet het niet meer kan navertellen. Kübler blijkt vaak met zijn ploegmaten overhoop te hebben gelegen (behalve dan met de latere kunstschilder Emilio Croci Torti) en in mijn ogen is dat een mes dat langs twee kanten snijdt. Maar goed, in de GVA vertelt hij over de Tour van 1954 het volgende: “Ik kon mijn ploegmaats wel vermoorden. Niemand wilde mij bijstaan. Zelfs Hugo Koblet niet, die ik aan een contract had geholpen. Als ze dat wél hadden gedaan, had ik net als Merckx en die paar anderen de Tour vier of vijf keer kunnen winnen. Een Franse journalist schreef ooit dat ik en Eddy Merckx de compleetste renners van de wielergeschiedenis zijn. Wie ben ik om die man tegen te spreken?”
Terwijl er naast Kübler en Koblet nog tal van andere belangrijke Zwitserse renners waren, zoals Fritz Schaer en Carlo Clerici, ging het nadien vlug bergaf. Nog steeds Ferdi Kübler in de Gazet van Antwerpen: “Rolf Graf was het grootste talent. Een prima klimmer en tijdrijder, die met zijn geluk speelde. Hij leefde te weinig voor zijn sport en stelde zich tevreden met een handvol kleine successen. Toni Rominger stamt uit een vergiftigde tijd en vergeet ik liever. Idem voor Alex Zülle en Oscar Camenzind.”
Over Rominger een anonieme dokter tegen Hans Vandeweghe in diens boek “Wie gelooft die renners nog?”: “In 1995 gingen we naar de Ronde van Italië en daar reed Mapei iedereen naar huis. (Rominger won toen en reed inderdaad voor het Mapei van Patrick Lefevere, RDS) We wonnen geen enkele prijs, want wie reden zonder epo. Dat was vervelend en het werkte demotiverend. We reden die Giro als voorbereiding op een goede Tour, maar we konden absoluut niet mee. Dat jaar besloten we dat we epo ook buiten de Tour zouden gebruiken.” (p.333)
12 Ferdi-Kübler-Mont-Ventoux-Tour-de-France-1955Maar ook Kübler was niet onbesproken op dat vlak. In 1955 was het de derde maal dat de Tour een bezoek bracht aan de fameuze Mont Ventoux. Van bij de aanvang ging Ferdi Kübler er stevig tegenaan. Medevluchter Raphaël Géminiani trachtte hem nog te waarschuwen: “Pas op, Ferdi, die Ventoux is geen col als een ander!” riep hij zijn kompaan toe. De Zwitser haalde echter de schouders op en repliceerde: “Ferdi is ook geen coureur als een ander!”
Om zijn woorden kracht bij te zetten, ging Kübler harder op de pedalen staan. Luttele kilometers verder ontmoette hij echter al de man met de hamer. De Zwitser kreeg nauwelijks nog de pedalen rond, gaf over, sloeg tegen de grond, krabbelde overeind en haalde bij mirakel alsnog de finish in Avignon, weliswaar met twintig minuten achterstand op ritwinnaar Louison Bobet. Hij had zo diep in zijn krachtenarsenaal getast dat hij daags nadien niet meer startte.
Vooral de heftigheid waarmee Kübler, doorgaans de vriendelijkheid zelve, te keer ging, deed menigeen de wenkbrauwen fronsen. Was er doping in het spel? Sommige commentatoren brachten een ander voorval in herinnering. Nadat hij in 1950 zijn eindoverwinning in de Tour op de voorlaatste dag verankerde met winst in een 98 kilometer lange tijdrit, was er immers ook al een incident geweest. Kübler, een renner die normaal gezien zijn public relations voortreffelijk verzorgde, was ondanks zijn overwinning niet aanspreekbaar. Hij sloeg en schopte naar iedereen die hem benaderde, zodat waarnemers zich afvroegen of het spul nog niet was uitgewerkt?

Referentie

Ronny De Schepper, “Ferdi is ook geen coureur als een ander!” Dagelijks iets degelijks 24 juli 2014

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.