De Engelse gitarist Jeff Beck is eergisteren overleden aan een hersenvliesontsteking. Hoewel hij minder commerciële successen kende, was hij een van de invloedrijkste gitaristen uit de rockwereld. In totaal bracht Beck, solo en met bands, 18 studioalbums uit. Zijn laatste album bracht de gitarist samen uit met acteur Johnny Depp, met wie hij vorig jaar nog toerde. (VRTNWS)

Toen Eric Clapton in 1965 The Yardbirds verruilde voor John Mayall’s Bluesbreakers (omdat The Yardbirds met “For your love” hun bluesinvloeden verraadden in zijn ogen), kwam Beck hem vervangen. Hij speelde tot dan toe in de band The Tridents, die het niet verder had gebracht dan enkele demo’s. Beck maakte bij The Yardbirds grote indruk met zijn voor die tijd vooruitstrevende geluidseffecten als distortion en feedback, die goed te horen zijn op de Yardbirds-hits Heart full of Soul (1965) en Shapes of Things (1966).
Beck bleef maar 18 maanden deel uitmaken van The Yardbirds. Hij verliet de band tijdens een Amerikaanse tournee eind 1966. Begin 1967 formeerde hij zijn eigen Jeff Beck Group met bassist Ron Wood (uit The Birds), drummer Ainsley Dunbar (uit John Mayall’s Bluesbreakers) en zanger Rod Stewart (uit Steampacket). Voordat de eerste single was opgenomen was Dunbar al vervangen door Micky Waller.
Producer Mickie Most wilde van Beck een popidool maken en liet hem leadzingen op de eerste twee ‘commerciële’ singles. Jeff Beck haatte ze en wou ze Rod Stewart laten zingen (die ze overigens ook haatte), maar Most ging dwars liggen. Toch is Stewart wel te horen in de backing vocals voor de eerste, Hi ho silver lining, dat een bescheiden hit werd (*). De B-kant was een bewerking van de Bolero van Ravel onder de titel Beck’s Bolero met Keith Moon op drums en bijdragen van Yardbirds-“maatje” (**) Jimmy Page. De tweede single, Tallyman (geschreven door Graham Gouldman), deed niet veel, maar op de B-kant was het indrukwekkende stemgeluid van Rod Stewart te horen. Hoewel het nummer de titel Rock my plimsoul kreeg en werd toegeschreven aan ‘Jeffrey Rod’ (Beck en Stewart) was het niet meer dan een bewerking van het bluesnummer Rock me baby, vooral bekend van B.B.King. Er kwam nog een derde single uit, het instrumentale Love is blue. Op de B-kant, I’ve been drinking, liet Stewart nogmaals horen een fantastische blueszanger te zijn.
Mickie Most was ook de producer van Donovan en deed voor uitgewerkte solo’s als voor « The Hurdy Gurdy Man » uiteraard een beroep op studiomuzikanten uit zijn “stal”. Net als de bewering dat Donovan op dit nummer werd begeleid door wat later Led Zeppelin zou worden (niet Jimmy Page maar ene Alan Parker speelt de fameuze gitaarsolo, terwijl aan de drums niet John Bonham tekeer gaat, maar wel Clem Cattini; blijft enkel over aan de bas: John Paul Jones) is ook de opvatting dat Jeff Beck de gitarist zou zijn verkeerd. Op hem zou Donovan pas later een beroep doen, maar het resultaat, “Barabajagal”, stond me niet erg aan. Mijn liefde voor Donovan was toen al erg aan het tanen. Toevallig had Eric De Smet, die een paar jaar later zou overlijden, me toen al opnames aan de hand gedaan van The Jeff Beck Group, waarvan de zanger me wel aanstond. Ik wist toen nog niet dat het om Rod Stewart ging…
De eerste elpee van The Jeff Beck Group (“Truth”) was voor meer dan de helft met bluesmateriaal gevuld. Dat hierbij ook twee Willie Dixon-nummers waren, is niet echt verwonderlijk, want als men het in die tijd over blues had, dacht men bijna uitsluitend aan de Chicago-blues van het Chesslabel. Stewart noemt “Truth” een mijlpaal voor hemzelf. Hij bedoelt hiermee dan vooral dat hij vanaf dan een toetssteen had. Hij kon zichzelf op meerdere nummers met een verschillend karakter beluisteren en zich bijschaven waar dat nodig was. Ikzelf zou daarbij nog willen wijzen op het belang van de bezetting voor “Truth”. Buiten Jeff en Rod was dat Ron Wood die als bassist niemand minder dan de oorspronkelijk voorziene Jet Harris (van The Shadows) verving. Ron Wood kwam van de Engelse groep The Birds (niet te verwarren met de Amerikaanse Byrds), die als enige “claim to fame” hebben dat daarin ook Kim Gardner zat (later bij Ashton, Gardner & Dyke). Overigens speelde Gardner hier basgitaar en speelde Ron Wood ritmegitaar, wat hij dus later ook bij The Faces en The Stones opnieuw zal doen.
Verder vinden we Mick Waller terug op drums, John Paul Jones, de latere bassist van Led Zeppelin, die ook al bas had gespeeld op “Good morning little schoolgirl”, speelde orgel en Nicky Hopkins (van The Cyril Davies’ Allstars) zat aan de piano. Hopkins, Stewart en Beck in één groep, men zou het nu nauwelijks voor mogelijk achten en zo was het toen ook, al hadden Hopkins en Stewart nog niet de faam die ze nu hebben. Vooral van belang was daarenboven de in het oog springende vriendschap tussen Wood en Stewart.
Toen de Jeff Beck Group op tournee was in de Verenigde Staten in 1969 ontstond er ruzie nog voor ze aan het geplande optreden op Woodstock toe waren. Dat kwam o.m. omdat de Amerikaanse manager Rod Stewart op de schouder klopte en zei: “Goed gezongen, Jeff, en dat gitaristje dat je daar hebt, dat is ook niet slecht.” Toch was Jeff Becks woede vooral tegen Ron Wood gericht, die hij samen met Mick Waller ontsloeg. Stewart was op dat moment al zo bevriend met Wood dat hij mee opstapte. Bovendien bleek de Australische bassist die Wood moest vervangen zo slecht dat voor het volgende album (“Beck-Ola”) toch weer een beroep moest gedaan worden op Ron (drummer werd Tony Newman van Sounds Incorporated). Natuurlijk was de sfeer danig verpest en de elpee is dan ook zo goed als waardeloos.
Ook bassist Dave Ambrose (o.a. in The Brian Auger Trinity) en drummer Rod Coombes (later o.a. in Stealers Wheel en The Strawbs) waren ooit lid van The Jeff Beck Group. Omdat het succes uitbleef, ging de groep in 1969 uit elkaar. Net toen Jeff Beck een nieuwe band wilde oprichten met Stewart en de ritmesectie van de Amerikaanse band Vanilla Fudge, kreeg hij een ernstig ongeluk dat hem bijna twee jaar uit de roulatie hield.
Toch denkt Rod Stewart onder dergelijke omstandigheden nog altijd niet aan een solo-trip. Hij stapt uiteindelijk zelfs pas uit The Jeff Beck Group als Ron Wood overstapt naar het groepje dat verweesd achterbleef toen Steve Marriott uit The Small Faces was gestapt. Ja, er werd veel gestapt in die tijd!
Becks geschiedenis daarna is er een van vallen en opstaan. De ene formatie volgde de andere op, en Beck zocht meer en meer de kant van de jazzrock en fusion op. In 1972 speelde hij mee op de elpee Talking Book van Stevie Wonder, waarvan Beck later Superstition zou coveren met Beck, Bogert & Appice (de band die hij in 1969 had willen oprichten met Stewart, die inmiddels succes had met zijn solo-lp’s en met de band The Faces). Op de elpee “Infatuation” van Rod Stewart speelt Jeff Beck wél mee en als Rod op diens elpee “People get ready” gaat inzingen lijkt de ruzie van vijftien jaar eerder bijgelegd. Als hij echter ook met Jeff Beck op tournee wil gaan, komt er opnieuw herrie van. “We have a love/hate relationship,” zal Rod later samenvatten. Eind jaren zeventig speelde Beck veelvuldig met grootheden als Jan Hammer en Stanley Clarke.

Ronny De Schepper

(*) “Zou hij dat ooit wel live gespeeld hebben?” vraag ik me ergens op deze blog af en, wel ja, volgens Rod Stewart in diens autobiografie wél, maar altijd met veel relativerende clownerie erbij.
(**) In werkelijkheid was de concurrentie met Page de reden waarom Beck uit The Yardbirds was gestapt.

Een gedachte over “Jeff Beck (1944-2023)

  1. Jeff Beck is voornamelijk de laatste paar jaar bezig met het opbouwen van zijn carriere, geheel in zijn eigen tempo.
    Beck passeerde de laatste jaren een drietal keer in België. Peer en de AB. Recent nog in de maand mei..
    In juni wordt zijn nieuwste CD verwacht.

    Geliked door 1 persoon

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.