Voorbij flitsende telefoonpalen in de raamomlijsting. Door het bewasemde venster het ijskoude winterlandschap. Op het glas met de vingertop getekend een hartje. Of simpelweg een rechte lijn. De stikkenswarme coupé. Weggezakt in het kussen. Doezelend. Regen. Druppels die kronkelend, aarzelend, schokkend hun weg zoeken – daar aan de andere kant. Onbereikbaar. Toch nabij. Meerijdend. Onvermoeibaar.

De velden. Groene weiden. Korenhalmen. Maïs. Koeien. Nog meer dieren. Lente. Zomer. Bevreemdend weg uit de stad. Avontuur. Kilometers. Wielen dokkeren. Uit de stad. Een vlucht. De zee. Opgewonden kinderen. Speelgoed tussen de banken. Proviand. Forenzen. Spitsuur. Kaarters. Krantenlezers. Tijdschriften. Een boek soms ook. Praten. Voetbal. Politiek. Televisie. Avond. Duister alom. De reflectie in het raam. Vage gestalten. Ondoordringbare gezichten. Mysterie. Het perron. Instappen. Het slaan der deuren. Fluitsignaal. Langzaam in beweging. Steeds sneller. De overkoepeling uit. Huizen verdwijnen. Achtertuinen. Mensenlevens achterlaten. Onbekenden. Duizenden. Een duivenhok. Wasgoed aan een lijn. Speelgoed – kruiwagen omvergeworpen. Slapende hond. Vrouw in keukenraam. Veldweg. Telefoonpalen glijden achteruit voorbij in de raamomlijsting, traag. Sneller. Steeds sneller.
Treinen, ze hebben mij mijn ganse leven gefascineerd. Het begon reeds toen we ieder jaar met nieuwjaar, en bij andere feestelijke gelegenheden, naar de heimat van mijn vader reden waar zijn familie gehuisvest was. Iets waarover ik reeds schreef. Met de trein gratis in 1ste klas (tickets van de RTT) over de toen wankele brug van Temse. Die reusachtige stoomlocomotief, dat monster… zo beschouwde ik het niet. Prachtig was het. Zwart glimmend, die damp, de niet te omschrijven geur. De hoogte van de wagon zodat men mij diende op te tillen. De knoerharde klappen waarmee de deuren gesloten werden. De ruw-zachte bekleding van de bank. Dat was de trein in vol ornaat. Al reden we soms in wat ‘het busje’ genoemd werd. Een treintje dat bestond uit slechts één wagon waar meteen vooraan en achteraan besturing voorzien was, heel compact dus. Het kon op een enkelspoor zodoende probleemloos terug rijden zonder complicaties: de bestuurder ging simpelweg aan de andere kant zitten.
Ook hoe mijn liefde bestendigd werd heb ik reeds zijdelings elders verhaald. Dat was toen ik een elektrische modeltrein kreeg. Märklin. Met drie wagons. En lichten! Prachtig in de verduisterde kamer waar ik hem mocht uitstallen. Met een simpele druk op de knop waarmee je de snelheid bepaalde, reed hij achteruit. Wat een genot. Daar hoorden uiteraard enkele attributen bij, een overweg, en huisjes. Modelbouw Faller. Onhandige kleine Harry kon die niet in elkaar husselen – iets minder onhandige papa Harry ter hulp. Een kerkje, een Zwitsers chalet, een boerderij, een woonhuis… het landschap(je) kreeg vorm; en leven dankzij menselijke figuurtjes rond woningen en trein. Met eenvoudige middelen, karton en materiaal uit een blokkendoos creëerde ik viaducten en tunnels; heel primitief maar een wondere wereld in mijn kinderogen. Gecompleteerd met miniatuur autootjes op de onbestaande wegen. Eens werd dat alles deels vernield door een wild om zich heen schoppend leeftijdgenootje, dochter van een collega van moeder. Rotverwend, maar zo’n trein bezat zij niet. Gelukkig bleven de essentiële stukken gespaard.
‘Modelspoor’. Tijdschrift. Modelspoormagazine. Bladzijden en bladzijden. Treinen. Locomotieven. Wagons. Landschappen. Huizen. Figuren. Miniatuur. Magie. Bladeren. Pagina’s omslaan. Wegdromen. Verwijlen naast de spoorbaan. Op perrons. Stationnetjes. Mensen stappen in. Uit. Bewegingloos – Verstard. Goederentrein. Kolenlading. Een overweg. Laden. Bladeren. Diorama’s. Nieuwe werelden. Roerloos rijdend. Bevroren voortsnellend. Over sporen. Wissels. Over viaducten. In tunnels. Een spoorbrug. Mensen als poppen. Straten. Huizen. Gevels. Een restaurant. Café. Bioscoop. Affiche aan een muur. Troosteloos. Ogen sluiten. Het blad omslaan. Diorama. Alles beweegt. Magie. Een trein rijdt. Poppen als mensen. Bewegen. Overweg met signaal. Auto’s. Verstarring. Kunstgras. Artificiële bomen. Plastieken rotsen. Karton. Bedrog. Betovering.
Aan de deur van mijn kleerkast hangt een metallieken plaat, een affiche uit vervlogen tijden van de ‘Compagnie Internationale des Wagons-Lits et des Grands Express Européens’. Voldoende om even bij weg te dromen al die informatie. De route, Paris – Vienne – Constantinople. En wil u meerijden? Vertrek in Paris 7h10 staat er vermeld. Dan te Strasbourg 3h35. Stuttgart 6h54 – Munich 11h10 – Vienne 6h52 – Bucarest 7h05 – Constantinople 1h30. De plaatsen waar u desgewenst een plaatsje kan reserveren staan eveneens vermeld, o.m. te Paris, Palace Hotel of het Grand Hotel. Of in Budapest, Grand Hotel Hungaria… De Oriënt Express, wie heeft het boek van Agatha Christie niet gelezen. Gehuiverd. Gezocht naar de moordenaar, de dader. Mrs.Hubbard, Retchett, Countess Andrenyi, Dr.Constantine? Of wie zag niet de film met in de rol van Hercule Poirot Albert Finney (de versie van 1974) of Kenneth Branagh, de recente versie van 2017. De Oriënt Express, een fantasmagorie. Al blikkerend en klettergoud. Sprankelend licht in kristallen glazen. Champagne. Mensen die tête à tête eten in de luxueuze restauratiewagon, bediend door knipmes-bedienden met smettelooswitte jasjes. Wegzinken in zetels. Een salonrijtuig waar nobele heren sigaren roken. Een bediende die het bed prepareert voor de nacht. Ik kan er over dromen, kijkend naar dat zwijgzame, roerloze affiche uit vervlogen tijden. Zelf gebruikte ik slechts één keer een slaaptrein, Brussel – Milaan. Geen overdaad aan luxe. En veel slapen deed ik niet. Maar een avontuur was het wel. De nachtelijke stops, de geluiden op de perrons waren soms niet te identificeren, het bleef een mysterieuze sfeer. Langzaam, rijdend de zon zien opkomen, het daglicht dat overwon, de vermoeidheid in de leden terwijl het dokkeren van de wielen het ritme van je lichaam overgenomen leek te hebben…
Voetpad. Mensen. Links Rechts. Jachtend. Een opening. Gapend. Een muil. Hades. Underground. Escalator. Diep. Beneden. Platform 1; Platform 2. London. Victoria Line. Circle. Bakerloo. Kleuren. Lijnen. Central. Northern. Gladde muren. Graffiti. Holle geluiden. Stemmen. Stappen. Oorverdovende stilte. Wachtend. Mensen. De geur. Helverlicht. Station. Links Rechts. Donkere holte. Verdwijnend in het niets. Opgeslokt. Eeuwig verdwijnen in de buik. Van de stad. Glimmende sporen naar eeuwigheid. Gezoem. Trilling. Opduikend licht. De tunnel. Lampen ogen. Starend. Wagon 1. Wagon 2. Halt houdend. Deuren. Mensen uitbrakend. Individuen. In. In. Snel in. Gesloten. Naambord glijdt voorbij. Duister buiten. Individuen zitten. Staan. Hangen. Staren. Geeuwen. Dromen. Lezen. Station. Kensington. Deuren. Knigthsbridge. Temple. Tottenham Court Road. Putney Bridge. Holloway Road. Bayswater. Finsbury Park. Marylebone. Sloane Square. Uit. Dezelfde muren. Graffiti. Geluiden. Stappen. Stemmen. Mensen. Escalator. Daglicht. Regen. Rain. London. Underground… Trottoir. Des gens. Paris. Le Métro. Escalier roulant. Herkenbare geur. Identieke geluiden. Stemmen. Mensen. Lopen. Hollen. Jachten. Ambtenaren. Werklui. Bedienden. Toeristen. Stukke tegels. Vuil opgehoopt in hoek. Gitarist tegen muur. Bedelaar in hoek. Lawaai. Links. Rechts. Gapende donkerte. Afwachten. Lichten. Trein. Wagon. Nog wagon. Knarsende remmen. Deuren schuiven. Uit. Mensen in. Verveelde gezichten. Geboeide gezichten. Verwachtingsvolle. Nerveuze. Stations. Voorbij. Voorbij. Madeleine. Rue des Boulets. Porte de Charenton. Varenne. Boissière. Pelleport. Eglise de Pantin. Rue du Bac. Porte de la Chapelle. Uitgebraakt worden. De stad. La ville. Paris.
Ooit reden we, echtgenote en ik, één keer met de TGV. Naar Disney Paris, in functie van enkele kleinkinderen. We hanteerden hen misschien wel een beetje als alibi. Een luxe om zo zacht weg te zinken in die fauteuils en aan die snelheid niet te merken dat je je voortbeweegt. Het landschap schiet voorbij en je voelt geen trilling. Maar dat is het nu net. Voor mij is reizen vooral iets dat beter langzaam gebeurt. Vooral indien het in de trein kan. Je verovert de afstand. Kilometer na kilometer overwin je. De omgeving verandert traag. De huizen glijden voorbij, de dorpen, de namen van stations, het landschap krijgt een ander aanzien. Dat is onder meer de reden waarom we voor onze buitenlandse reizen, Italië, Spanje, meestal opteerden voor de autobus. Ook wegens de vliegangst van mijn echtgenote maar voor mij bleek dat een positief neveneffect te hebben: de autobus. Zien hoe je uur na uur alles zich zag wijzigen. En de nachtelijke stops. In wegrestaurants. Het half wegdommelen terwijl de wielen zoemen en de lichten van de snelwegen binnendringen in de bus. Half slapend merken dat je een stad rondt. Of door een lange tunnel heen moet. Een berg over. Om tenslotte vermoeid bij dageraad te arriveren, te ontbijten; bij het eerste zonlicht merkte je al hoezeer de andere flora je bekoorde… je was traag in een nieuwe wereld gearriveerd. Reizen… ja liever stapvoets. Geen Hoge Snelheidstrein voor mij. Hoe comfortabel ook.
Mijn kamer. Een plankje. Schapje tegen muur. Met locomotief. Schaalmodel. Locomotief met tender. 81.232. Duits. Info: Gebruik Belgische spoorwegen. 1919. Tot 1964. Dromen. Optillen. In de hand. Zwaar. Kolen tender. Namaak. Loc groen. Stoomfluit. Horen. Scherp luisteren. In de verte. Aandrijfstangen rood. Bumpers zwart. Stuurcabine. Ik krimpend. Kleiner. Steeds. Zie mezelf. Meester over. Paardenkracht. Gillende fluit. De trots. Heer en meester. In beweging. Langzaam. Fier. Bedwingend. De kracht. Trilling. Stampend. Stoom. Damp. Geur. Landschap glijdt voorbij. Wuivende mensen. Groet. Gillende stoomfluit. Koolstof. Heersend. Onder mij de rails. Wegglijdend. Sneller. Sneller. Wissel. Overweg. Wachtenden. Voorbij. Signalen. Voorbij. Verder. Steeds verder. Remmen. Piepend. In mijn hand. Schaalmodel. 81.232. Wegdromen.
Een advertentie leerde mij dat er een tentoonstelling gehouden werd door een plaatselijke hobbyclub, modeltreinbouwers. Dat intrigeerde en interesseerde me wel. Niet de club zelf. Om aan treintjes te gaan werken, landschappen te bouwen, huisjes in elkaar te steken, nee, daaraan zou ik geen avonden of namiddagen spenderen. Bovendien was ik te onhandig om te knutselen en te frutselen. En miste ik enig technisch inzicht om rails, wissels, leidingen aan te brengen, en een en ander adequaat aan te sluiten. Mijn nieuwsgierigheid ging louter uit naar de modelspoorbaan die te zien zou zijn. Een miniatuurlandschap, kleine huizen, rijdende treinen… Een zonnige zondagochtend en ik erheen. Wauw. Er werden tweedehands treintjes verkocht (met bijna gesloten ogen er voorbij, de verleiding was groot en ik kon er tenslotte niks mee aanvangen). Er lagen tijdschriften te koop (idem, ik bezat reeds een stapel, en was eveneens in het bezit van plaatsgebrek). De hemel ging pas echt open in een andere, grote zaal. Daar stond zij dan opgesteld. De spoorbaan. Nauwelijks te geloven. Ik kon de tafel ronden en alles van alle zijden nauwkeurig bekijken. Wat nodig was. Even tellen hoeveel treinen er op een bepaald ogenblik gelijktijdig reden: dertien zo bleek. En stopte ergens één, dan vertrok elders wel een andere. Het duizelde me. En die diverse landschappen. Blijkbaar hadden de vrolijke olijke knutselaars hun persoonlijke vakantiedromen gestalte gegeven. De ene had het voor de zee, de andere voor de eigen tuin, een derde hield het bij de visvijver, en de vierde zag meer heil in een bergtocht waar nog één het bij skiën hield. Prachtig. En zo minutieus afgewerkt. Werken ja, dat was evenmin vergeten. Een laadplaats voor graan, loodsen, ook dat geschiedde automatisch: silo’s werden gevuld, wagons leeggehaald… de goederentreinen reden af en aan. Veewagons zag ik ook. Een rangeerstation met draaiplatform. Een brug over een blinkende stille rivier. Boerderijen. De suggestie van steden, een café, bioscoop, kerk, een schutting met aanpakbiljet. Ergens reed zelfs een tram. Omheen dit alles stonden de hobbyisten, de heersers over al dit fraais, behendig op de noodzakelijke knopjes te drukken. Af en toe riepen ze elkaar een noodzakelijk woord toe, zelden, vermits vrijwel alles gecontroleerd automatisch kon gebeuren. De treinen reden, stopten bij de stations, vertrokken weer, hielden halt bij signalen en gingen opnieuw door, dat alles zonder tussenkomst. Tenzij de knopjesdraaiers dat wensten om het voor zichzelf een beetje spannend te maken. Viaduct op en af, tunnel in, tunnel uit… Dan gebeurde het plots dat er treintje ontspoorde; een mensenhand diende in te grijpen – de wielen op de rails, vertrekken, daar ging hij weer. Heerlijk falen! Terwijl in de miniatuurbergen de kabellift op en neer ging, en het bergtreintje langs rotswanden omhoogklom door het sneeuwlandschap. Men kondigde aan over enkele minuten het licht te zullen doven – in functie van een ander effect. Inderdaad, de modelbaan by night. Stations, straten, huizen verlicht. De fabriek bij sterke lampen in werking. Betoverend. En al die reizigerstreinen met hun binnenverlichting, zich door het landschap slingerend, kronkelend, bergop, bergaf, verdwijnend in tunnels of aan het gezicht onttrokken en opnieuw opduikend… Adembenemend. Wat een ervaring. Maar als voorzien, niks voor mij. Ik zou een veilige afstand bewaren. De kartonnen viaducten, de tunnels van mijn blokkendoos uit mijn jeugd, dat was al ingewikkeld genoeg. Ik mocht mijn kunnen niet overschatten.
Decembermaand. Koud. Huiselijke warmte. Knus. Televisiescherm. Commercial. Coca-Cola. Gefascineerd. Coca-Cola Santa Train. Zilveren machine. Glijdt over scherm. Rode wagons. Zilver – Rood. Stoomfluit op machine – helrood. Wagon. Schildering. Slee met rendieren. In top – vooraan. Lantaarn. Brandend. Feest. Feestelijk. Kerst. Goederenwagon: Season greetings. Commercial. Sfeer. Drinken. Coca Cola. Coke. Treintje glijdt voorbij. Op scherm. Rond kerststal. Op buffetkast. Miniatuurdorp. Kerstdorp. Ook daar. Een opwindtreintje. Tsjoektsjoek. Kerst?
“Als kind hield ik van treinen en deze nostalgie ben ik niet meer kwijtgeraakt; jeugdherinneringen… Ik schilder de treinen van mijn jeugdjaren en daarmee die jeugdjaren zelf.” Aan het woord is Paul Delvaux, in gesprek met Jacques Meuris (‘Sept dialogues avec Paul Delvaux’). Uiteraard bewonder ik deze schilder. Om meerdere redenen. Zijn techniek. Zijn verbeeldingskracht. Het fantastische dat uit de meeste van zijn werken spreekt en waardoor ik hem, zonder aarzelen, zelfs tot het Magisch-Realisme laat behoren; maar het is hier niet de plaats om daar dieper op in te gaan. En last but not least: het feit dat hij inderdaad een aantal schilderijen met treinen op zijn actief heeft. Dat begon al met het nog vrij realistische ‘Gezicht op het Leopold-districtsstation’ uit 1922, een donker schilderij waar – onder een nochtans heldere lucht – enkele treinstellen lijken te wachten om gerangeerd te worden. Pas veel later kwamen die jeugdtreinen definitief aan bod. zoals in ‘Nuit de Noël’ uit 1956 waar zich op een nachtelijk perron een meisje bevindt, eenzaam. We zien haar ruggelings, in een bordeaux jurk, dito schoentjes, lang blond haar golvend over de rug staat zij onder de overkoepeling geflankeerd door enkele buxusboompjes in potten. Even verder lokt een openstaande deur naar wat mogelijk de wachtzaal is. Terwijl links een goederenwagon wacht, op… Elektriciteitspalen geven een verre richting aan. Aan de overzijde bevindt zich het eigenlijke stationsgebouw, donkere ramen, slechts licht via een deur, de klok wijst vijf voor één. Boven dit alles de ronde schijf van de volle maan. Een diepblauwe lucht. Een bijna identiek beeld levert ons ‘Solitude’ (1955), het blonde meisje gelijkaardig gekleed, ruggelings ook. Het stationsgebouw is nu meer verlicht, een ander uur ook. Geen planten. En rechts van haar plots twee gebouwen, het eerste in de voorgrond waar licht schijnt via voordeur en raam op de verdieping. Het tweede met duister venster en deurgat. Deze keer staat een kleine goederentrein op het spoor, twee gesloten en twee platte wagons, met locomotief in bedrijf – vertrekkensklaar; het sein staat op veilig. Opmerkelijk: net als in vorig schilderij is het perron van het spoor afgesloten, deels door een schutting, deels door prikkeldraad. Van hieruit is dus geen vertrek mogelijk. Net zoals in ‘Train de nuit’ waar het meisje over een schutting hunkerend naar een tot vertrekken klaarstaande trein staart. De reisdroom dient opgeborgen… Niet zo in ‘La gare forestière’ (1960), de twee meisjes (tweelingzussen?), alweer op de rug gezien, kunnen een trein bereiken. De ene met het bordeauxkleedje, de andere groen. Delvaux verwent ons midden dit bos met drie treinen op vier sporen aan een wit stationnetje. Het geheel overschaduwd door het gebladerte, licht breekt door uit de verte. We zien het achterstel van een trein, machine met tender van een tweede, en van de derde alleen twee reizigerswagons, 3de en 2de klasse. Eén der sporen eindigt hier, een kopspoor.
Ook de tram moet Delvaux gefascineerd hebben. In ‘Le vicinal’ duikt hij op. Een meisje, groene jurk, met hoed, bevindt zich op een steenweg naast het tramspoor waar dit zich splitst. Heeft zij de intentie in te stappen in de tweedelige tram die wacht? Of wacht hij niet op haar, rijdt hij net voorbij. Waarheen? Het spoor loopt ver het schilderij uit, onder de kleine maansikkel en de diepblauwe hemel weg. Gaslantaarns werpen nauwelijks schaduwen de ganse weg ver. Ook als ze niet essentieel waren smokkelde de schilder de treinen soms het canvas binnen. De dromende vrouw van ‘Les ombres’ (1965) heeft geen oog voor de ene goederenwagon die eenzaam op het duin staat, noch voor een tweede dichterbij die de bocht nog moet ronden, of voor de derde vlakbij… allen zonder machine, stomme getuigen. Zij staart naar schaduwen van bladerloze bomen, even verstild als de treinen op hun rails. Niet zo in ‘Le cortège’ (1963), negen halfnaakte jonge vrouwen, elk een olielamp houdend, schrijden ons tegemoet. Over een weg in een hoger gelegen bos. Beneden, waar we o.m. in de verte een kasteel, een huis, een tuin zien, loopt een spoorlijn. Een elektrische lijn deze keer. Met het eerste rijtuig, verlicht, rijdend, signaal op groen. ‘Le pont’, ‘Le tunnel’ Delvaux en zijn kinderdromen…
Het bloed kruipt… Vaak wanneer we haar meest favoriete bezigheid even onderbraken (“Boek opa, boek”) smeekte mijn oudste kleindochter Brechtje die tijdens haar eerste levensjaren veel bij ons verbleef om naar de treinen te gaan kijken. De spoorlijn lag op zo’n 300 meters van ons verwijderd. Hop de buggy in dan maar. Gelukkig is het een drukke lijn: IC-treinen, lokale, goederen… zodat we binnen zo’n drie kwartiers telkens toch een en ander konden bewonderen. En zij zielsgelukkig naar huis kon terugkeren. Naar de boeken. Deze boekliefde is gebleven, de treinen evenwel… afwachten maar.
Treinen. Instappen. Rijden. Landschappen zien voorbij glijden. Waarheen? Doet het er toe. Het doel is onbelangrijk. De beweging. Het geluid van wielen, van mensen in stations, steeds verder. En dromen, steeds weer, dromen.

Johan de Belie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.