Het is vandaag ook 25 jaar geleden dat Jan Cnops is gestorven. Hij was de bibliothecaris van de Vlaamse Blindenbibliotheek en in die hoedanigheid ben ik hem ook gaan interviewen in 1982.

Lezen. Het is voor u die dit tijdschrift in handen heeft zoiets alledaags. U leest de rode vaan, u leest de krant, u slaat er nog eens een encyclopedie op na. En straks leest u voor het slapengaan nog een stukje uit « Turks Fruit », of verkiest u het verzameld werk van Karl Marx als bedlectuur ?
Lezen. We doen het haast allemaal. Zelfs zij die zeggen dat zij niet lezen, zij lezen toch. Zij lezen dan niet de rode vaan, maar Story. En zij vinden « Turks Fruit » vies maar bladeren stiekem in de Kwik. En in plaats van Karl Marx lezen zij doktersromannetjes. Maar lezen doen ze.
Ongeveer zeventig duizend mensen in Vlaanderen lezen echter niet. Niet omdat ze te lui zijn, maar omdat ze gewoon niet kunnen. De blinden natuurlijk. Een voor de hand liggende categorie. Maar er zijn ook slechtzienden en woordblinden en spastici en langdurig zieken. Sommige bejaarden die een gewoon boek niet kunnen hanteren omdat ze « gewoon » de bladen niet kunnen omdraaien. En ook het analfabetisme is in Vlaanderen nog niet helemaal uitgeroeid.
Nochtans hebben ook al deze mensen nood aan informatie, ontplooiing, contact, cultuur, maar ook gewoon nood aan ontspanning, verstrooiing, fantasie. En dat in een open geest. De Vlaamse Blindenbibliotheek (officieel de vzw Vlaamse Bibliotheek van de Braille-liga) wil daaraan, liefst kosteloos, tegemoet komen. Dat wil echter niet zeggen dat die zeventig duizend gehandicapte Vlamingen ook lid zijn van deze vereniging die zopas haar eerste lustrum (vijfjarig bestaan) vierde. Oh nee, ook hier vindt men de weg naar de bibliotheek slechts moeizaam. Een goede achthonderd « lezers » (meestal « luisteraars » want de gesproken cassettes verdringen stilaan de omslachtige brailleboeken) maken op dit ogenblik gebruik van de diensten van de bibliotheek die gevestigd is naast Trefcentrum Nekkersdal in Laken. Achthonderd lezers, samen goed voor zo’n honderd duizend uitleningen per jaar. Zij doen een keuze uit 5.400 titels. Ter vergelijking : de vier Nederlandse Braillebibliotheken bieden tesamen 25.000 titels aan.
Waar oorlog al niet goed voor kan zijn…
Op de eigenlijke « viering » konden we niet aanwezig zijn (maar dat was geen erg, gelegenheidsspreker minister Poma heeft er toch naast geslagen zoals uit het volgende gesprek zal blijken), maar we zochten enkele dagen later de bibliothecaris, de heer Cnops, op om hem een paar vraagjes te stellen.
Althans, zo dachten we. Want het eerste halfuur kwamen we nauwelijks aan het woord. De heer Cnops bleek een spraakwaterval die nauwelijks kon worden gestopt. Maar dat was ook niet nodig want zijn uiteenzetting was heel gestructureerd en bevatte tal van zaken die we achteraf toch wensten te vragen. Gelukkig bleven er op het einde toch nog een paar zaken over, die niet werden behandeld. En het bleek zelfs dat sommige zelfs voor discussie vatbaar waren. Het werd voor uw reporter alleszins een boeiend vraaggesprek. Hopelijk komt het weer tot leven in deze letters… want wij lenen alvast de cassette van het gesprek niet uit !
J. Cnops : Ik zal maar meteen beginnen met overzicht te geven, zeker ? Enerzijds zijn we immers wel vrij jong (vijf jaar dus), maar langs de andere kant is dat een stuk dat gesproten is uit de Nationale Bibliotheek. En zoals het hier in België gaat, wil « nationaal » zeggen, toch in onze sector : marginaal, liefdadigheid vanuit de Brusselse Franstalige bourgeoisie, mensen die indertijd veel geld hadden en verdienstelijk waren op hun manier, maar die niet mee geëvolueerd zijn.
De Nationale Bibliotheek van de Braille-liga is eigenlijk opgericht na de Eerste Wereldoorlog. Voor zover ik heb kunnen nagaan was dat o.a. onder de indruk van de vele oorlogsblinden. In Luik bestond er toen al een organisatie « La Lumière », die boeken maakte in braille. De stimulans voor het oprichten van de braille-bibliotheek kwam eigenlijk van een theosofisch genootschap. Die dachten immers via lectuurverschaffing aan visueel gehandicapten meer leden te werven. Heel spoedig moesten ze echter ondervinden dat dit weinig resultaat bijbracht en dan is dit overgegaan naar een gewone openbare bibliotheek.
Nou ja, « gewoon », ze was ook wel speciaal, in die zin dat ze kaderde in een geheel van nazorgwerk. Dat betekent dat er naast de bibliotheek ook nog een beschuttende werkplaats was, een sociale dienst enz. Die hadden wel als doelstelling neutraal te zijn, zonder filosofische of politieke achtergrond. Rond die tijd is dan ook « Licht en Liefde » ontstaan, met een katholieke inslag.
Tot na de oorlog bevatte de bibliotheek van de Braille-liga vooral Franstalige boeken. Voor de Tweede Wereldoorlog was men ook reeds begonnen met boeken op platen te zetten. Later is er dan een lichte kentering gekomen, maar de meerderheid bleef Frans. In de jaren vijftig maakte de bandopnemer opgang en toen is men begonnen met boeken op geluidsband op te nemen. Een groot gedeelte van de visueel gehandicapten kent namelijk geen braille. Meestal blijft dit immers beperkt tot degenen die een blindenschool hebben gevolgd. En wie op latere leeftijd blind wordt, die heeft vaak de gevoeligheid niet meer in de vingertoppen die vereist is om braille te lezen. Dat hangt natuurlijk af van het werk dat men heeft verricht. Bij een metser b.v. zijn de vingertoppen beschadigd en is het gevoel er min of meer uit. Enfin, de schattingen zijn dat een derde of een vierde van de visueel gehandicapten braille kennen.
Als de Hollanders er niet waren geweest…
J. Cnops : De eerste gesproken boeken zaten nog helemaal in die liefdadigheidssfeer. Klein kamerke, klein bandopnemerke… Maar stilaan begon men in te zien dat meer kwaliteit nodig was. Toen begon men dan ook studio’s te bouwen, waar beroepslezers kwamen lezen (zij het belangeloos), zodat de opname in perfecte staat was. Dit is heel belangrijk omdat een groot gedeelte van die mensen die gesproken boeken ontlenen ook niet goed meer kunnen horen. Voor de grote meerderheid zijn onze leden immers oudere mensen, niet noodzakelijk blinden, maar mensen die geen krant of boek meer kunnen lezen door hun leeftijd.
Natuurlijk betekende één en ander ook dat het meer geld ging kosten. In de jaren zestig is men dan ook begonnen met die boeken op cassette te trekken, want dit scheelt al een pak. En bovendien is de bediening van een cassettofoon gemakkelijker dan van een bandopnemer.
Toen in ons land dan de communautarisering werd doorgevoerd, had dit ook repercussies op onze sector. De Vlamingen voelden zich enigszins benadeeld in dat grote geheel van de Braille-liga, waarvan de raad van beheer voor ongeveer vier vijfden uit Franstaligen bestond. Daarbij kwam ook dat de nood aan lectuur steeds groter werd. Een groot gedeelte van de visueel gehandicapten gingen in Nederland lezen. Dit is immers geen enkel probleem. Of men boeken ontleent uit Den Haag of Nijmegen of uit Brussel of Brugge, ze worden toch gratis verzonden. En het Nederlandse aanbod was veel groter omdat het veel beter werd gesubsidieerd.
Maar in Nederland is men op een bepaald ogenblik dan toch aan het ministerie van Nederlandse cultuur gaan vragen of zij niet konden worden gesubsidieerd voor de diensten die zij aan Belgische gehandicapten verleenden. Dat kon echter niet, omdat, geloof ik, het ministerie nooit buitenlandse organisaties kan subsidiëren, maar men heeft zich dan toch gerealiseerd dat er iets mank liep in de lectuurvoorziening.
De Braille-liga was erkend door Franse cultuur, maar kon niet door Nederlandse cultuur worden gesubsidieerd omdat ze niet beantwoordde aan de normen. Voeg daarbij een vrij groot aantal protesten en dan is men toch tot het besluit gekomen om die twee te splitsen.
Het ministerie van Nederlandse cultuur heeft dan dit gebouw ter beschikking gesteld, plus een fikse som aan installatie-kosten en zo zijn we hier vertrokken in ’77, mét het Nederlandstalige boekenbezit van de Braille-liga. Dat waren een elfhonderdtal boeken in brailleschrift en een vijfhonderd vijftig in gesproken vorm, alleen op geluidsband. We zijn onmiddellijk begonnen met al die boeken op cassette te trekken en hebben geprobeerd om een zo groot mogelijk aantal nieuwe boektitels aan te maken of aan te kopen in Nederland. Brailleboeken kan men namelijk niet in de handel kopen. Gesproken boeken kan men wel van andere organisaties kopen, maar niet in de handel.
U had het al geraden: bezuinigen!
J. Cnops : Op twintig jaar tijd heeft men in de Braille-liga ongeveer 550 titels verzameld en wij zijn op vijf jaar tijd naar 3.500 titels gegaan ! Wat brailleboeken betreft is dat ongeveer gestegen van 1.100 tot 1.900 titels. Natuurlijk, hoe meer boeken, hoe meer lezers. Wij zijn gestart met een tweehonderdtal lezers en 25.000 uitleningen en vorig jaar bedroeg dat achthonderd lezers en 100.000 uitleningen.
— Dat moet geld gekost hebben ?
J. Cnops :
Inderdaad, die groei is er gekomen enerzijds dank zij het ministerie van Nederlandse cultuur dat ons beter is gaan subsidiëren. In ’77 gaven zij plusminus 500.000 fr aan lectuur voor visueel gehandicapten, in ’81 was dat al twaalf of dertien miljoen.
En toch is dit nog niets in vergelijking met wat men in Nederland doet. Daar is er meer dan driehonderd miljoen voorzien. En bovendien is het hier in Vlaanderen nu zo dat i.p.v. die evolutie door te trekken, men nu eerder gaat remmen. Men is aan het bezuinigen. En waar bezuinigt men op ? Op een sector die het zwakst is. Zo hebben wij in ’82 nog geen werkingssubsidies getrokken voor ’81. De beloofde voorschotten op de lonen evenmin. En dat terwijl wij een jonge vereniging zijn die geen kapitaal achter zich heeft, die gewoon leeft van subsidies en een beetje van giften, zodat we op dit ogenblik op een dieptepunt zitten. Bijgevolg liggen wij op dit ogenblik een beetje stil en kunnen wij geen banden meer aankopen.
— En het personeel ?
J. Cnops :
Wij zitten in het bibliotheekdecreet als speciale openbare bibliotheek, net als « Licht en Liefde ». Op die manier kunnen wij vier mensen te werk stellen. Maar de productie, die wordt niet gesubsidieerd. Bijgevolg zijn van de twintig mensen die hier werken er slechts zes in vast dienstverband en de rest via BTK-projecten.
— Ter gelegenheid van de viering van jullie lustrum heeft Poma verklaard dat het uitblijven van subsidies te wijten zijn aan het verschil in kostprijs tussen jullie en « Licht en Liefde »…
J. Cnops :
Ja, maar dat is niet juist. Hij heeft de zaken verdraaid. Het zit zo : in het decreet staat dat elk jaar de prijs van het boek zou worden vastgelegd. En er werd aan toegevoegd dat dit onafhankelijk van elkaar moest gebeuren, want ik wil er op wijzen dat er een vrij goede verstandhouding is tussen de werken onderling.
Wat is er nu gebeurd ? Op dit ogenblik werken wij met vrijwilligers, met BTK-ers, met gevangenen, met vrijgestelden van stempelcontrole, met gewetensbezwaarden en weet ik veel. Normaal gesproken is zo’n situatie ongezond en in de toekomst zouden we moeten kunnen werken met vaste mensen. Dat wil zeggen dat als we dan de prijs van een blad rekenen, ook het loon van die mensen daarin vervat zit. Zo zou de reële kostprijs van een brailleboek zo’n dertien duizend frank bedragen. Of beter gezegd : van een brailleband, een stuk van een brailleboek dus, en een gemiddeld brailleboek bestaat uit zes banden. Een brailleboek komt dus op gemiddeld 78.000 fr. En voor een gesproken boek werd op zo’n 3.000 fr per band gerekend en hier mag je dat met vijf vermenigvuldigen want een gesproken boek bestaat gewoonlijk uit vijf cassettes van anderhalf uur. Dat is niet overdreven, want we hebben een aanbieding gekregen van de BRT om luisterspelen en televisiespelen over te nemen en zij vroegen ons daarvoor 2.650 fr per uur kopij ! Maar dit is natuurlijk niet de prijs die het ons op het ogenblik kost, omdat wij met al die losse krachten werken. Men heeft dan gezegd dat we de prijs moeten verantwoorden aan de hand van de uitgaven die we hebben gedaan, wat logisch is, want we moeten er niks op verdienen. En dan hebben ze de uitgaven van ons en « Licht en Liefde » naast elkaar gelegd en daaruit bleek dat wij goedkoper werkten. Maar « Licht en Liefde » heeft dan ook andere uitgaven dan wij ! Wij zitten b.v. in een gebouw van het ministerie, waarvoor we geen huur betalen. En vermits er geen eensluidende prijs uit de bus kwam, oordeelde de minister dat we niet akkoord gingen met elkaar, maar dat is niet waar. Wij gaan wel akkoord met die prijs, want als voor ons een brailleboek tienduizend frank kost, dan moeten wij daar geen twintigduizend frank voor krijgen.
Maar zó kunnen we onmogelijk blijven werken. De apparatuur van de opnamen b.v. wordt steeds meer gespecialiseerd, dat kan men niet met vrijwilligers blijven doen. En dat wil ook zeggen dat we naar de toekomst toe die prijs daar moeten kunnen in berekenen. Wij moeten de garantie hebben dat als een band morgen tien of twaalf duizend frank zal kosten, dat wij dat geld ook kunnen terugtrekken want anders zijn wij onmiddellijk failliet natuurlijk.
De Rode Vaan op cassette?
De professionalisering van de opnamen heeft zich, zelfs op vrijwillige basis, reeds doorgezet wat de voorlezers betreft. Bij een eerste oogopslag herkende ik op de vakjes waarin boeken lagen die werden opgenomen de namen van tal van BRT-medewerkers en in de studio te Mechelen vindt men b.v. spelers van het MMT. Jan Cnops wist me eveneens te vertellen dat ook vele auteurs hun eigen werk komen voorlezen. Zelfs iemand als Hugo Claus, wat mij eerlijk gezegd wist te verbazen. Dat anderzijds ook een Mark Eyskens zijn stem laat horen, dat verbaast me geen zier want die zal de propagandistische waarde van zo’n stunt wel inzien. Interessanter is dat sommige banden op die manier historische waarde hebben gekregen. Inderdaad, de stemmen van Louis Paul Boon, Jan Emiel Daele en Piet Theys, om nu maar die drie te citeren, kunnen enkel nog via deze weg tot ons spreken.
De Blindenbibliotheek verspreidt ook twee eigen tijdschriften. Maar er bestaat ook een dienst om gewone tijdschriften op cassette op te nemen. Dit gebeurt in Hasselt in de zogenaamde « Studio 2000 » van de heer Guy Moerman. In het veertiendaagse « Kiosk » worden artikels uit Spectator, Knack, Humo, de dagbladen enz. opgenomen. Helaas konden we niet vernemen of ook de rode vaan soms een beurt krijgt. Tweewekelijks verspreidt Studio 2000 ook een sporteditie (met vooral aandacht voor de gehandicaptensport uiteraard) en maandelijks ook nog een consumentengids, een literair en muzikaal tijdschrift, een vaktijdschrift voor blinde kinesisten en telefonisten en zelfs een « Kursief Express », die artikelen uit Story, Zondagnieuws en Kwik bevat. Begrijpelijk dat de rode vaan hiervoor niet in aanmerking komt…
Een en ander brengt ons bij het probleem van de selectie. Er is een geweldig aanbod van boeken. Die kunnen niet allemaal op cassette worden gezet…
J. Cnops : Dat is onze grote moeilijkheid. Wij kunnen dat aanbod absoluut niet bijhouden. De laatste jaren is dat iets verbeterd. Zo hadden we vorig jaar toch 913 nieuwe titels. In braille slechts 133. Maar de selectie dus… Zoals een andere openbare bibliotheek zouden wij normaal moeten trachten om los van eender welke politieke of filosofische overtuiging die boeken te brengen, die de harteklop weergeven van wat er leeft in onze maatschappij. Wij steunen ons daarbij vooral op recensies van « Boekengids » en van « Lectuurgids » en ook in andere tijdschriften of op radio of tv.
Maar ons lezerspubliek bestaat voor meer dan 50 % uit mensen die boven de 65 zijn. Je moet je ook realiseren dat wij sommige mensen bereiken die voordien nooit een boek hebben gelezen ! En daarom moet men teruggrijpen naar boeken die ze kennen, boeken uit hun jeugd. Ons populairste werk is b.v. « De boeren van Olen ». Daar hebben wij zo’n twintig exemplaren van en toch is dat altijd weg.
Daarnaast hebben wij echter wel ondervonden dat het aanbod ook de vraag creëert. We zouden het dus bij avonturenverhalen, liefdesromans en detectiveboeken kunnen houden, maar door het feit dat we nog andere zaken hebben, worden ze ook gevraagd. De verdeling is ongeveer als volgt : vijftig procent romans, veertig procent wetenschappelijke boeken en tien procent jeugd. Maar 80 % van de uitleningen zijn romans en wetenschappelijke boeken halen zowel in braille als op cassette slechts zo’n 13 à 14 procent. Men zou dus kunnen zeggen : waarom maak je niet bijna uitsluitend romans aan ? Maar ik denk dat de taak van een bibliotheek ook een beetje op het educatieve vlak ligt.
– En wie beslist dan uiteindelijk ? De raad van beheer ?
J. Cnops :
Nee, dat is de bibliothecaris.
– U dus ?
J. Cnops :
Inderdaad.
Waarop u zat te wachten…
J. Cnops : Met de verkiezingen hebben wij ook besloten dat de programma’s van de grote partijen ook zouden worden opgenomen. En de KP was daar steeds bij, jawel.
— Ik heb me ook laten wijsmaken dat de braillebibliotheek in zeker opzicht een voorhoederol vervult. Daarmee bedoel ik dat op het eind van de jaren zestig b.v. boeken als « Turks fruit » of « Black Venus », die in gewone bibliotheken haast niet aan bod kwamen of « onder de tafel » werden verhandeld, dat die reeds vlug op cassette werden getrokken. Ten eerste : klopt dat ? En ten tweede : het is m.i. inderdaad goed denkbaar dat er op dat vlak een nood is bij de gebruikers, of vergis ik mij ?
J. Cnops :
Ik kan daar niet op antwoorden. Wij trachten gewoon een goed boek te kiezen. Als de inhoud daarvan literair verantwoord is, nemen we het. Naar al de rest kijken we niet. Maar ik kan je wel zeggen dat hier enorme problemen rond bestaan. Als visueel gehandicapte is men immers gebonden aan wat deze bibliotheek biedt. Iets anders kan men niet krijgen. Een ziende die een pornografisch boek wil lezen, die vindt dat niet in de bibliotheek, maar wat kan hem dat schelen, hij stapt gewoon een winkel binnen en hij koopt dat. Een blinde kan dat niet. Maar toch is de vraag : moeten wij dat hebben of niet ? Ik kan daar geen antwoord op geven. Zuivere pornografie weren wij. Pornografie die literair verantwoord is, die nemen we wel, maar dan is het ook geen pornografie meer natuurlijk.
In Nederland heeft men in sommige bibliotheken wel een rubriek « pornografie ». Als er mensen zijn die dat willen lezen, dan is dat toch hun goed recht.
— Heb je daar cijfers van ?
J. Cnops :
Exact niet, maar toen ik onlangs in Nederland was, zei men mij nog : « Als je je uitleencijfers wil doen stijgen, neem dan pornografische boeken over, want alle Belgische lezers komen dat bij ons lezen. » Persoonlijk vind ik dat echter geen argument. Maar als die behoefte reëel aanwezig is, dan zouden we daar waarschijnlijk wel moeten op inspelen.
Trouwens, er is nog een probleem. Een lezer gaat deze vraag nooit aan ons stellen want dan geeft hij zich bloot. Als ziende ga je naar een bibliotheek, je neemt eender welk boek, niemand houdt zich daarmee bezig, men plakt geen etiket op jou. Maar bij ons worden die lijsten wel bijgehouden, zodat de ontleding niet anoniem is in feite.
Een toemaatje: zelfs in het land der blinden is de televisie koning
Irène V.G. is 55 jaar oud en sinds vijftien jaar voor 95 % blind. Toch « kijkt » ze elke avond naar de televisie. Wat « zie » je dan in dat kastje?
Irène : Op de eerste plaats is het voor mij een bron van ontspanning, want daar ik moeilijk te been ben, kom ik zelden of nooit buiten.
— Je bent voor 95 % blind, dat betekent dat je voor 5 % toch iets ziet. Wat houdt dat precies in op het televisiescherm ?
Irène :
We hebben gelukkig een kleurentelevisie en verschillende tinten van rood en blauw kan ik onderscheiden. Bewegende beelden merk ik ook beter op dan vaste. Wanneer men dan iets in close-up neemt, kan ik het zelfs enigszins volgen. Maar ik ga natuurlijk vooral op het gehoor af.
— Wat zijn dan in jouw optiek de beste televisieprogramma’s ?
Irène :
Het nieuws, Nederlands gesproken documentaires, sportuitzendingen, quizwedstrijden, magazines, b.v. over koken en zo, maar vooral toneel.
– Sportuitzendingen zeg je. Bepaalt je echtgenoot misschien naar welke programma’s men gaat kijken ?
Irène :
Och, dat blijft mij toch gelijk, behalve echter als er op de BRT of op de Nederlandse zenders een toneelstuk is. Dan stel ik er prijs op dat we daarnaar kijken.
— Ik neem aan dat de heer des huizes af en toe wel eens graag naar een film of een Engels- of Franstalig feuilleton kijkt. Heb jij daar dan ook wat aan ?
Irène :
Ja, want dan vertelt hij mij af en toe wat er gebeurt. En alhoewel ik geen Frans of Engels heb geleerd – in mijn tijd kwam dat nog zelden voor — na al die jaren begin ik toch reeds sommige woorden te verstaan. Ik ben dat trouwens wel verplicht.
— Als je nu geen televisie zou hebben, hoe zou je dan je avond doorbrengen ?
Irène :
Naar de radio luisteren. Vooral luisterspelen; daar ben ik dol op. En bij de Brailleliga kan men ook cassettes verkrijgen met daarop een boek of zelfs streeknieuws.
– Meestal wordt zo’n boek door één man of vrouw voorgelezen. Is dat niet een beetje saai?
Irène :
Het zou alleszins beter zijn, indien men een zekere rolverdeling had, dus met verschillende stemmen en b.v. ook met achtergrondsgeluiden en waarom niet een soort van « filmmuziek ». Het helpt om het werk beter te begrijpen en het is minder eentonig.
– Geef je de voorkeur aan bepaalde vormen van toneel of laten we meer algemeen stellen, van literatuur ?
Irène :
Wat de taal betreft liefst een soort Algemeen Beschaafd Vlaams. Dus geen dialect, maar ook geen « Hollands ». Wat niet belet dat ik wel graag naar volksstukken zoals die van Romain De Coninck, van Cyriel Buysse, van Ernest Claes en natuurlijk ook « Slisse en Cesar » luister, want ik heb een voorkeur voor humoristische stukken. Zoals iedereen: mis ik trouwens de Schipper, nietwaar ?
— Wat zou jij nog willen veranderd zien op de beeldbuis ?
Irène :
Meer toneel alleszins. Of anders : waarom niet af en toe een film in het Nederlands dubben; men heeft toch ook speciale uitzendingen voor gehoorgestoorden. Ik weet wel dat filmliefhebbers daar tegenstanders van zijn, maar men zou dat b.v. toch bij de namiddagspeelfilms kunnen doen? (Jan Segers in de rubriek “Hebjetgezien” van De Voorpost)


Referentie
Ronny De Schepper, Boeken horen en voelen, De Rode Vaan nr.49 van 1982

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.